Zo nu hoort u het ook eens van een ander
door Jos Joosten
In de twee weken na verschijning publiceerden alle belangrijke Nederlandse kranten recensies op Herman Kochs roman
Eindelijk oorlog. Daarnaast stonden in (ten minste) vier bladen uitgebreide interviews met de auteur, want Koch is natuurlijk meer dan alleen romanschrijver. In
de Telegraaf werd zijn populaire televisieprogramma
Jiskefet dan ook in de kop van het interview al genoemd, net als in het
Rotterdams Dagblad. In dat artikel duurde het wel weer tot halverwege
de eerste alinea voordat het woord ‘lullo’ viel.
De Gelderlander had dat in de openingszin al voor elkaar.
Als je een roman niet voor, bijvoorbeeld, de stijl zou lezen maar enkel voor het verhaaltje, dan bespaart de inhoud van het stapeltje echte recensies je ruimschoots de gang naar de boekhandel. Je bent minstens een tientje goedkoper uit als je de bladen aanschaft met Carel Peeters, Alle Lansu, Reinjan Mulder, Arnold Heumakers, Jaap Goedegebuure en Onno Blom erin, en ze vertellen Kochs verhaal, met enige nuanceverschillen, natuurgetrouw na. Koch zelf had het ze niet verbeterd. Dat is dan ook niet wat lezing van deze besprekingen interessant maakt. Welbeschouwd dienen zich twee kwesties aan die een nadere blik waard zijn.
Zo viel meteen de overkill aan aandacht op in de Volkskrant. In ruim twee weken tijd maar liefst vier maal Herman Koch: een paginagroot interview op 5 april, een week later een halve pagina recensie, en - waar ik het hier over wil hebben - ervoor en erna nog eens twee keer Willem Kuipers. Diens wekelijkse rubriek ‘ISBN’ wordt almaar hybrider. Haar aanvankelijke opzet was een soort uittrekselservice met als handig bijeffect dat zijn loftuitingen en reclamezinnetjes je feilloos langs de boeken gidsten die je niet meer hoefde op te slaan. Stilaan begint hij echter steeds meer pogingen tot recensie te plegen. Zo was hij de allereerste die aandacht schonk aan Eindelijk oorlog. Hij vond het niks. En dat is tot daaraan toe: hooguit een goede reden om aanschaf serieus te overwegen. Opmerkenswaardig is pas de tweede ronde die Kuipers zichzelf inzake deze roman gunde, nadat het boek binnen veertien dagen door een flinke club echte critici besproken was. Kuipers probeerde zo niet alleen de reguliere critici te broodroven, maar nam nu ook ongevraagd zelf de rubriek ‘Toets der kritiek’ voor zijn rekening: hij parafraseerde de belangrijkste kritieken op Kochs boek, en bleek zich die moeite uiteindelijk alleen te getroosten omdat hij zich met zijn negatieve oordeel kennelijk wat steviger in zijn schoenen voelde staan nu de autoriteit Carel Peeters dezelfde mening bleek te hebben als hij. In Vrij Nederland had die over Kochs roman geconcludeerd: ‘En waarom moeten wij zo duidelijk weten dat hij [Koch] het bedacht heeft. Het antwoord, dat het leven van zichzelf alleen maar een wispelturige tekkel is waar je mee wordt opgescheept, is humor van de lamme soort.’ Vanachter de rug van bovenmeester Peeters, durft Kuipers wel: ‘Zo nu hoort u het ook eens van een ander. Wat mij
betreft blijft Koch, ook nadat ik al die recensies gelezen heb, iemand die goed kan schrijven, maar in dit boek niet tot erg veel komt.’ Het is natuurlijk reuze fijn dat de Volkskrant kostbare ruimte voor dure advertenties overheeft voor Kuipers' goedkope meningen, maar is het eind niet een beetje zoek? Zonder nieuwe argumenten stomweg herhalen wat je in de eerste gespreksronde inbracht, is een gesprekstechniek die me gangbaar lijkt in de cafés rond de Bemmelse Paardenmarkt. Moet Alle Lansu nu volgende week in Het Parool Kuipers' beide stukken parafraseren en concluderen: ‘Wat mij betreft blijft Koch, ook nadat ik Kuipers' meningen gelezen heb, een uitstekend auteur’? Een tweede kwestie is hoe de critici reageren op de status van Bekende Nederlander die Koch