| |
| |
| |
Ivan en Rosa
door Aat Ceelen
Rosa heeft zich ingegraven op haar sofa; een groot rood altaar is haar sofa, zo met die fluwelen theatrale lap erover, dan zij er nog op, even theatraal met een grote bos rossige haren, een glanzend witte kimono van satijn met Chinese watervogels, teenslippers, of wat zijn het, schoentjes?, met alleen een voorkant, daar weer een grote teen uit, rood gelakt en al, om haar heen negen bossen bloemen en veertig sinaasappelen, verdeeld in vazen en op schalen met afbeeldingen van De monding van de Nijl en Gezicht op Venetië, een gondelier bezingt haar met hoog vibrato, een slaaf wuift haar koelte toe; op het schilderij boven haar hoofd wordt zij in een rode kamer bepoteld door een oudere heer in jacquet, op de kap van de staande lamp vliegen vogels in bonte vlucht naar het Zuiden. Rosa is klein, Rosa is rond, heel erg rond, haar benen en haar heupen en armen en hoofd zijn rond, haar neus is rond, haar mond natuurlijk, haar ogen, haar vingers, haar borst, je kan een cirkel om haar trekken. Maar dik is Rosa niet, Rosa is geproportioneerd, zoals Oliver Hardy, en Rosa ligt dan nu wel op de sofa, maar ze kan er ook heel makkelijk uit opspringen om je een dansje voor te doen, mocht je daar benieuwd naar zijn, en dan heus niet stampend maar licht en gracieus, met delicate pinkjes en draaiende heupen, met een schokkend buikje en beentjes in de lucht, voor je 't wist hing ze dan wel eens om je nek en je stond verbaasd over de zwaarte, het was dan wel gewicht, maar, hoe zullen we 't zeggen, het was geen dood gewicht, er ging adem doorheen, lucht, Rosa was haar eigen Zeppelinnetje, en je hield 'r makkelijk, het leek wel of je haar in de lucht kon werpen, als een strandbal hoog in de zomerhemel, tollend in de schitter van de zon, zwanger van de geur van zoete crèmes. Er komt een gedachte bij Ivan op; waarom gaat hij niet met Rosa? O daar waren genoeg redenen voor. Rosa zelf mocht naar oliën en waters ruiken, haar huis rook naar hond en oude schillen, op de
raarste plaatsen lagen klokhuizen, overal post en papieren, in de hoeken hingen webben, gruis op de vloer. Had Rosa soms geen stofzuiger? Jawel, maar sinds zij daaruit een muis door de slang naar buiten heeft zien piepen, heeft ze 't apparaat in een kast geborgen, de kast op slot gedaan en de sleutel ergens weggestopt waar zelfs Houdini 'm niet vinden zou. Rosa is lief maar wat verward, niet op orde, spoort niet helemaal met de dag en met de nacht, met het nu dit en dan dat en het om zo en zo laat daar en daar. Niet een schone theedoek, maar wel drie paar nieuwe schoenen naast de honderddrieëntachtig paar die, o wonder van dressuur!, langs alle richels van het huis in slagorde staan opgesteld. O Rosa, lieve Rosa, we kunnen niet allemaal zo raar door het leven scharrelen. Wij werken, van zo laat tot zo laat en weet je wel hoe laat het nu is? Vandaag was je verjaardag, maar de dag is nu voorbij. Jajajajaja, zegt Rosa, maar nog een piepklein glaasje, voor de zekerheid... Nee, echt niet Rosa, dank je schat, we gaan, we omhelzen je, buiten zullen we zeggen: die Rosa, zo lief, maar hoe komt 't ooit op orde, 't is toch ook al een keer bijna fout gegaan. Wat? Ja, weet je dat niet, slaappillen... Ach nee! Ja... Och, och...
En zo bleef Ivan achter, terwijl hij toch ook had moeten gaan, want laat en zo, gisteren ook al, nog veel te doen, beetje moe daarbij, vroeg op..., - jajajajaja, maar daarom kan Ivan toch nog wel even deze fles openmaken, zeker geen min wijntje. Vertrouw maar op mij, zegt Rosa, drink uit en verder geen leed, ik trek alvast mijn pyjama aan, werp jij dan wat blokken op het vuur, zo is iedereen blij en wordt niemand tekort gedaan. Weet je wel dat het even onbeleefd is gastvrijheid af te slaan als om het niet aan te bieden, roept zij Ivan toe vanuit de belendende kamer waar
| |
| |
zij zich in de kimono met de vogels hult, haar lippen stift, een hand door het haar haalt, in slofjes?, muiltjes? schiet, een zoete nevel sproeit. Ivan wil niet onbeleefd zijn, Ivan wil niemand tot last zijn, maar nog minder wil hij last van anderen. Ivan wil met een goed economieboek onder de lamp zitten. Ivan is een nuchter mens, in zijn huis staat alles recht, geen van zijn bullen verraadt een vrouwenhand, aan planten heeft Ivan een broertje dood, honden vindt hij vieze beesten en de hond van Rosa nog wel het viest. Zoals dat mormel net nog zijn eigen zwans likte en met dezelfde tong nu Ivan probeert af te lebberen; ga weg, monster, ik ben vrouwtje niet. Rosa, in godsnaam, haal Zlaf van me af. Zlaf af, nee, Ivan wil niet spelen, gaat heen, achterlijk baksel! Moet je Ivan zo bezoeken met je domme christenliefde, hondsgebroed? Vertrek met je luizen, de duivel om je nek! Maar niets kan het gedrocht tot rede brengen, Zlaf vindt alles gezellig en iedereen lief, aan Zlafs verstand valt het simpelweg niet te peuteren dat hij een vies en minderwaardig schepsel is. Integendeel, Zlaf is vreselijk blij met zichzelf, vindt dat-ie 't echt met zichzelf getroffen heeft met z'n opgeruimd karakter, elke morgen springt hij met vier poten tegelijk uit z'n mand en met hem de vlooien die zijn levensdrift ook al niet vermogen te temperen. Is de fles nou nog niet open, zegt Rosa en ze vleit zich neer op de sofa. Weet Ivan dat Rosa nog niet zo lang in de stad woont? En weet Ivan waarom zij naar hier gekomen is? Nee, dat weet Ivan niet en om heel eerlijk te zijn interesseert 't hem ook geen klap. Hij kijkt op zijn horloge, de wijzers tonen 'm een onheilspellend nachtelijk uur. Niets voor Ivan om op dit uur in een kale fauteuil te zitten, glas in de hand, slapend rechterbeen, blik op Rosa's roodgelakte teennagel die uit het huisschoentje?, of wat is het, kamerpantoffel?, steekt. Hij nipt en denkt: ik moet weg, maar hij gaat niet weg, hij zit, hij voelt de hitte van het vuur,
hij bespeurt de rondheid van Rosa onder haar kimono, glanzend en zacht, je vingers daarover laten gaan..., maar nee, niks, niet in de warrige netten verstrikt raken, niet verzeilen in een huishouden met duizend schoenen en maar één pan, van dure wijn en geschifte melk, een bonte was die wel gedraaid maar nooit te drogen werd gehangen, altijd een jas met een ontbrekende knoop... Een affaire... Pardon? Ivan heeft even niet geluisterd. Daarom, om een man, begrijp je, Ivan, daarom ben ik hierheen gevlucht, ach... de lul...verschrikkelijk...m'n hart...gebroken... Oja, Ivan weet genoeg. Of Ivan weet eigenlijk niks, want hij heeft wel affaires gehad, maar hij was altijd opgelucht als daar een eind aan kwam en had juist het idee dat z'n hart dan weer heel werd, het hele leven weer in balans was, een aangename orde, de kalme klop van het vrijgezellenhart, het boek onder de lamp, ‘...de prijs van een goed is de waardering voor dat goed, uitgedrukt in geld’..., - zo kwam ik hier, in dit huis, zegt Rosa, en ik begon een nieuw leven in een nieuwe stad. Maar wie kende Rosa in de stad? Niemand. Begrijp je de eenzaamheid Ivan, de huilbuien, de verlorenheid? Goed, december was een moeilijke maand, maar welke maand was dat niet? Januari is ook verschrikkelijk en van februari hoef je je ook niks voor te stellen. Maart, lente? Welke illusies je ook koestert, nooit komen ze uit. Dan is het zomer, en je loopt lelijk te kijk met je kapotte ziel en je huid vol vlekken; was het maar herfst. Het is herfst en je denkt met zorgen aan de winter, het is winter en je maakt je voor de zoveelste keer illusies over de lente. Een vrouw zonder man is iets walgelijks, vindt Ivan ook niet? Daar heeft Ivan nog nooit over nagedacht. Elk mens is walgelijk eigenlijk vanuit een bepaalde optiek, vindt hij, de mens is een filosofisch onding, biologisch beroerd in elkaar gestoken als je naging wat er allemaal kapot kon gaan, neem nu dat hart van Rosa maar weer
eens. Dus wat moest ik, Ivan, wat moest ik...welke andere weg lag mij nog open dan de weg naar het einde? Rosa zou zich op een bed van rozen leggen, de opgespaarde pillen slikken en sterven, begrijp je, sterven als martelaar van liefde's schrikbewind. Hier heeft Ivan even geen pasmunt op, zo veel gekte is niet fris meer. Waarom in godsnaam, Rosa? Ik dacht, ik wilde, ik vond, ik moest... zegt Rosa, een daad, iets dat in heel mijn mislukte bestaan nog een daad zou zijn. Ga me nou niet gek maken,
| |
| |
Rosa. Niet alles is te begrijpen, Ivan. Daarom kon je je ook beter met economie ophouden, dan met dat fopspel dat liefde heet, vindt Ivan. Grote genade, Rosa, wist je dat de prijs van een goed de waardering is voor dat goed, uitgedrukt in geld?, dat is economie, en klinkt dat niet veel beter dan ik hou van jou, en o, ga niet weg, en o, ik maak mezelf van kant. Nogmaals, Ivan, niet alles is te begrijpen. Dat is waar. Ivan begrijpt bijvoorbeeld niet waarom hij hier de hoeveelste? fles aan het openmaken is, en niet allang thuis in bed ligt met een beker warme melk of een kopje welterustenthee. Wat is dit trouwens voor gemeen spul? Het lijkt wel snoepjeswater. Ivan heeft per ongeluk een fles dessertwijn opengekurkt, of hoe zeg je dat. Geeft niks, Rosa is dan wel niet meer jarig, maar iemand anders op deze wereld wel en we zijn allemaal mensen, dus een, zo ziet Rosa het met haar hang naar hysterie en gevoel voor gebaar. Met diezelfde hang en datzelfde gevoel had ze die nacht, toen, die verschrikkelijke nacht, drie potten thee gedronken, had ze de pillen uitgestald, het glaasje water klaargezet... 't Is net uit een boek, meent Ivan, erg pathetisch allemaal. Het kwam allemaal door de dames zelf, met hun damesgedachten, hun verheven damestheater, die zagen het leven als een boek, als een meisjesboek. Maar het leven was geen meisjesboek, daar vergisten ze zich deerlijk in. Het was een jongensboek. Wist Rosa dat niet? Er zou toch heel wat uit de kast moeten komen wilde Ivan zich zo door het leven laten ringeloren. Het hart is een spier die je niet te zwaar moet belasten, Rosa. Jajajajaja, maar luister nou. Ik moet echt gaan, Rosa. Nee, gooi nog een blok op het vuur, buiten sneeuwt 't, schenk nog 's in, trek je jasje toch uit, je zit daar als een pastoor... Ivan doet 't allemaal maar, al weet hij zelf niet waarom. Het is misschien de rode nagel, misschien de avond, november, niet de vrolijkste aller maanden, Ivan is nuchter, maar niet geheel ongevoelig, heus dat
hij ook zijn seizoenen heeft, een man, natuurlijk, maar toch ook een mens, nietwaar, zo is het. Dus luister, Ivan... Ja, je besloot er dus een einde aan te maken, ja, sodeflikkers, dat is ernstig. Ivan, echt, je hebt geen idee wat er zich in iemands hoofd voor krankzinnigheden kunnen opstapelen. Dat was zeker zo. Het verbaasde Ivan elke keer weer hoe mensen iets anders konden denken dan hij dacht. Zulke mensen noemde men andersdenkenden, en de andersdenkenden hadden vaak een gebrek, was dat Rosa misschien weleens opgevallen, dat andersdenkenden vaak een gebrek hadden, soms waarneembaar als een ontbrekend ledemaat, soms verborgen als uitslag onder de oksels. Ivan heeft daar een theorie over, die hij nu omstandig wil gaan uitleggen, maar hij komt juist op tijd tot het besef dat Rosa toch iets aan het vertellen was...o ja, haar droevig lot: blakend ter wereld gekomen met de belofte van geluk, niet veel later al voor lijk op een bed vol rozen...het warme, ronde lijf al afgekoeld...'t grijpt Ivan gewoon aan...wat een verspilling van kosten en arbeid, hoe had Rosa's moeder niet gewerkt, gedrukt en geperst om haar geboren te laten worden, hoe had haar vader niet kromgelegen voor schoentjes en kleertjes...wat een bespotting van de economie, alles voor niks, nul, stof...verschrikkelijk, verschrikkelijk. Snel neemt Ivan nog een glaasje en ook Rosa neemt nog een glaasje, de rillingen lopen toch over je rug bij zulke gedachten: Rosa op de rand van haar bed met rozen, het glas in de ene, de pillen in de andere... Ach Ivan... Er lopen tranen over Rosa's gezicht, wat een afschuwelijke herinnering, wat bezielt een mens. Wat ook de bedoeling mag zijn, toch niet jezelf dood maken, nooit, ik schaam me, Ivan,... Ivan reikt Rosa zijn zakdoek. Wat een oud en elegant gebaar van Ivan, een atavisme wellicht, Ivans geestesoog ziet plotseling een holbewoner zijn huilende vrouw een stukje dierevel aanreiken, hier, droog je tranen maar. Gaat 't weer? Het gaat weer. Rosa lacht. Het is maar goed
dat we hier binnen zitten, bij het vuur, dat Rosa warm en rond is en Ivan wat is ontdooid. En toen, Rosa, en toen? En toen...ik zat daar als...als verdoofd, met armen en benen van lood, de aarde trok aan me...en opeens... Aaaaaaah! Ivan schrikt zich 't lazerus van Rosa's kreet. Godallemachtig, Rosa, wat is er, wat is er! Een muis, zegt Rosa. Een muis? Waar, wat, hier? Nee, toen, toen Rosa op de rand van haar bed zat,
| |
| |
met in de ene hand de pillen en in de andere hand het glas, plotseling, op het nachtkastje, een muis! Begrijp je de schrik, Ivan, glas en pillen vlogen gewoon door de lucht. Rosa was opgesprongen, gillend de kamer uitgerend, had de deur achter zich gesloten, was sidderend en huiverend op de sofa weggekropen, met bonkend hart en razende kop; een muis! een muis in de slaapkamer! Ivan moet lachen, die arme muis, wat moet die niet geschrokken zijn van die grote ronde vrouw, het hoge gegil in zijn kleine puntoortjes, z'n minuscule muizehartje moet gebonkt hebben als een bezetene; er was een goede kans dat het hele muisje 't leven erbij gelaten had en al snevend het leven van Rosa juist gered had. Want aan dood moest Rosa niet meer denken, de schrik had het leven weer door haar donder gejaagd. Precies zo alsof ze een flinke portie volt door je knar jagen, snap je Ivan? Alles leek plotseling zo dom, het was toch om je kapot te lachen, bevreesder voor een muis dan voor de dood! Rosa lacht zich nu weer kapot, hihihi, een muis!, het golft door haar lijf, de Chinese watervogels fladderen in het rond, haar kleed valt open, een halve borst toont zich vrolijk en vrij, zo zorgeloos en licht, zo echt aantrekkelijk; een schaterende vrouw, zo'n gelukzalig aangezicht ter verlustiging. Rosa's lach maakt een scheurtje in Ivans
| |
| |
pantser, daar sijpelt de grinnik naar binnen, oliet het stroeve hart. Rosa's benen gaan de hoogte in en trappelen daar in de lucht, dezelfde lucht die toen, op die vreselijke avond zo zwaar op de arme Rosa gedrukt had; de benen komen neer en stampen op de aarde, dezelfde aarde die aan de arme Rosa getrokken had, haar naar diepten had willen sleuren, naar ijskoude grotten, met kieren van kou en zwart, dwalend op blote half-vergane voeten, het rosse haar uitgebrand... Snel, snel, nog een glaasje voordat we aan de beroerde kant van onze dromen uitkomen, hier brandt het vuur immers nog, gooi er in godsnaam nog een blok op, Ivan, voordat de vlammen doven en de koude schaduwen ons komen bezoeken met hun gerammel en gerinkel. Ivan was dan wel een nuchter mens, maar zelfs uit een economieboek sprong soms nog wel een spook op, zomaar uit het niks, een kouwe natte hand in zijn nek: Ivan, we komen je halen, je bent een slecht en harteloos mens, zelfs in geld uitgedrukt niets waard, we werpen je in het duister... Dan kon je wel een lichtje gebruiken, zo'n lampje als de rode nagel van Rosa bijvoorbeeld, in gloed gezet door de vlammen van het vuur. Nogmaals, Ivan, zegt de uitgelachen Rosa, je hebt er geen idee van wat zich allemaal voor krankzinnigheden in een mensenhoofd kunnen opstapelen. En of Ivan daar een idee van heeft, want wat een gekkigheid haalt-ie nu zelf in z'n kop: Rosa, trouw met mij!, roept hij, trouw met mij! Wat, Ivan, wat? Het komt nogal als een verrassing, snap je, wat een verjaardag! Ivan snapt dat zeker wel, hij is niet achterlijk, en al heeft hij veel gedronken, - nog een flesje, Ivan?, ja, waarom niet: de bakker wordt gehangen, de schenker niet -, hij legt Rosa haarfijn uit dat het huwelijk in de aard der zaak een economische eenheid is, dus zo gek is het allemaal niet, een economische eenheid met uitwisseling van geld, goederen en sappen, met een belangrijke tak van dienstverlening, met oude elementen als ruilhandel, maar ook met modern
management, het leven werd daar als het ware centraal gedrukt en vanuit één punt gedistribueerd, alle handelingen van de beide deelnemers waren dan wel niet, zoals in de economiedefinitie, gericht op welvaart, maar toch zeker op welbevinden, en dit alles met een aanzienlijk belastingvoordeel..., - Ivan drukt zich misschien wat prozaïsch uit, en ook wat verward, - mag hij misschien een glaasje water tussendoor? - en het tolt hem dan wel, toch ziet hij een aantal zaken scherp en helder, het gaat er maar om hoe je de zaak categoriseert, naar wezen of vorm, naar materie of verschijning. Zo is de mens bijvoorbeeld vooral water, zoals in dit glas, begrijp je, Rosa?, - Rosa begrijpt, en kijkt vol bewondering naar Ivan, wat een slim ventje, denkt ze, heerlijk ventje, ja, ze heeft echt gevoelens -, vooral water, maar..., Ivan heft een dronken vinger in de lucht, let op!, maar...zo is de mens toch ook wel degelijk een arme, zoekende ziel, en zo is de hond - Zlaf kijkt meteen op, spitst de oren, z'n staart komt in beweging: gaat het over mij, moet ik iemand likken, zal ik een uurtje uitzinnig van liefde op en neer springen? - naar de stof niets anders dan een harige schijtbol, maar naar geest en wezen ook wel degelijk een lieve trouwe vriend van ieder mensenkind enzovoort, het draait een beetje in Ivans hoofd, Ivan moet misschien even gaan liggen. Waarom niet naast Rosa op de sofa, tussen de sinaasappelen en de bloemen en de hele verdere bende van het verjaardagsfestijn. Past 't wel? Tuurlijk past 't, waar warmte woont is altijd plaats. Hij wrijft z'n wang tegen de zijde van de kimono, z'n hand glijdt naar binnen, tussen vel en stof, haartjes, een plooi. Liefje, fluistert Rosa en drukt zich stevig tegen Ivan aan. Kleine, ronde Rosa, zo blij, zo blij is zij, wat een jaardag!, wat een prachtig cadeau, zo'n hele Ivan met z'n knappe bol vol economie. Ivan wil ook fluisteren, maar alle adem wordt 'm uit de bast geperst door Zlaf die boven op hem springt. Zlaf
wil er ook bij, wil ook bij de mensen met hun gevoelens, en ja, waarom niet. Zlaf strekt zich over het aanstaand echtpaar uit als een zware deken. Daar ligt Ivan nu, van boven en van opzij geplet en gewalst door genegenheid, straks verdwijnt hij nog in de spleet van de voering, in het duister van het sofa-heelal, stuiterend van veer naar veer, ploink! ploink!, zo het stoffig universum in... Ivan krijgt het plots een weinig benauwd...ja-a, ja-a, trou-
| |
| |
wen, wacht 's eventjes, met Rosa, ja-a, dames en heren, u zult wel denken... Ben jij mijn lieve Ivan? lispelt Rosa. Ben jij mijn lieve mannetje? fezelt Rosa. Ben jij mijn eigen beertje? koekelt Rosa. Gaat Ivan-muisje met mij trouwen? koert Rosa. Nou? Ivan, zeg dan wat. Ivan! Ivan! Zeg dan. Iiiiivan! Iiiiivan! Rosa schudt Ivan speels heen en weer. Iiiiivan, hoehoe!, leef je nog? roept ze, als uit de verte. Wrrafff! wrrafff! blaft Zlaf vrolijk naar het Ivanbaasje. Ivan opent z'n ogen. In de kamer draaien alle wetten van de economie om en om. Was Ivan dan geen man, onafhankelijk en met handelingsbevoegdheid? Had hij niet een hoofd vol opvattingen? Groeide er dan geen haar op zijn armen? Verpletterde hij niet met één klap van z'n machtige vuist een grote, gevaarlijke mug? Zeg dan, Ivan, zeg dan. Piep, zegt Ivan.
|
|