De daverdreun
door Maarten 't Hart
Wat muziek betreft, ziet mijn wereld er overzichtelijk uit. Voor mij bestaat maar één soort muziek, namelijk datgene wat anderen klassieke muziek plegen te noemen. Al het andere, jazz, blues, reggae, country-music, pop, musical beschouw ik als gedegenereerde rommel. Natuurlijk is dat een levensgroot vooroordeel, maar hoor ik een enkele keer iets wat afkomstig is uit het rijk der duisternis van die gedegenereerde rommel, dan weet ik nog zekerder dan voorheen dat het doodzonde van de tijd is om er ook maar één minuut aandacht aan te verspillen.
Maar dadelijk rijst daarbij dan de vraag hoe het mogelijk kan zijn dat anderen, sterker: miljoenen anderen, plezier kunnen beleven - en dat is misschien zelfs een understatement - aan iets dat volgens mij even platvloers als inferieur is: de popmuziek.
Het is niet eenvoudig, zelfs voor iemand als ik, woonachtig in een vrijstaand huis en gespeend van nageslacht, om het verschijnsel popmuziek totaal te negeren. Popmuziek lijkt nog het meest op datgene wat naast popmuziek ook regelmatig bijdraagt aan de derving van levensvreugde: het verschijnsel roken. Ook dat valt niet totaal te negeren, al heb ik gelukkig mijn leven nu wel zodanig weten in te richten dat ik er nog maar nauwelijks mee geconfronteerd word. Dankzij het feit dat ik aan de universiteit ben wegbezuinigd hoef ik geen blauw van de rook staande vakgroepsvergaderingen meer bij te wonen, en al jaren volg ik, onder protest overigens van Hanneke, de politiek dat rokende vrienden niet meer worden uitgenodigd. Sterker: zij worden simpelweg afgevoerd van de lijst van vrienden.
Toch kun je niet helemaal rookloos door het leven gaan. Vroeg of laat ruik je weer die messcherpe geur van sigaretterook. In een trein, in een warenhuis, op een perron, in een trappenhuis, in een lift. Hetzelfde geldt ook voor popmuziek. Je wordt ermee geconfronteerd omdat één of ander aanvallig meisje, voorzien van een walkman, in de trein tegenover je zit. En dan hoor je goddank niet de volledige lengte en breedte van het verbijsterende gekrijs dat popmuziek heet, maar van de dreunende, denderende bas ervan mag je meegenieten, of je wil of niet.
Of er is, overigens maar heel zelden, een feestje, bij mijn buren die een manege beheren en hemelsbreed op tweehonderd meter afstand wonen. Dan klinkt op een zachte zomeravond de welbekende daverdreun door de lucht en moet je je opsluiten achter je dubbele ramen, en minstens Poème de l'Extase van Scriabin opzetten om die daverdreun niet te hoeven horen. Zelfs kan het gebeuren, in de zogenaamde Kaagweek te Warmond, dat vanuit het dorp, toch ruim anderhalve kilometer van mijn huis gelegen, op milde zomeravonden een woest gebonk opklinkt als van reuzen die boomstammen tegen metalen deuren smijten.
Zoveel is wel zeker: ik moge dan hoogst onverdraagzaam en sterk bevooroordeeld zijn ten aanzien van de daverdreun, maar ik zou het toch nooit in mijn hoofd halen, of zelfs kunnen halen, om mijn grote liefdes, Bach, Mozart, Schubert, Brahms, Schumann, Bruckner, Verdi, Wagner en al die anderen zo hard via mijn geluidsinstallatie door mijn openstaande ramen naar buiten te laten schallen dat dorpsgenoten er op anderhalve kilometer afstand van mee kunnen genieten. Mij dunkt dat een muzieksoort die elke vorm en mate van wellevendheid, elke vorm van beschaving, elke vorm van besef dat zij anderen wel eens tot last zou kunnen zijn, al bij voorbaat in de kiem lijkt te smoren, alleen al daarom aangemerkt kan worden als barbarij.
Opmerkelijk is dat ik veel van mijn lezers, en vooral mijn lezeressen, blijkbaar verdriet doe als ik mijn hoofdpersonen en passant in mijn romans en verhalen hun afkeer laat belijden van popmuziek. Van heinde en verre worden mij namelijk bandjes toegestuurd door, meestal, lezeressen die mij in dit opzicht graag zouden bekeren. Of zij overhandigen mij die bandjes tijdens signeersessies. Soms voegen zij hele cursussen bij, handleidingen voor de ‘verstokte pophater’ zoals één van hen, Charlotte geheten, mij betitelde. In die cursussen en handleidingen wordt dan vaak uitgelegd dat je vele soorten popmuziek hebt, dat er ook zachte, innige popmuziek bestaat, dat ik