Hollands Maandblad. Jaargang 1995 (566-577)
(1995)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Padafhankelijkheid
| |
[pagina 30]
| |
van buiten dringt zich nog voortdurend op als ik nadenk over de economische politiek. De overheidsuitgaven zijn te laag en de belastingen zijn te hoog. Verder schreef ik kleine briefjes, aan de dokter en aan mijn moeder, met de mededeling dat ik later ook dokter resp. moeder wilde worden. Dat is er niet van gekomen. Wel heb ik later nog meer brieven geschreven. En ontvangen ook, duizenden. Ik heb ze onlangs, met enkele uitzonderingen, vernietigd.
3 - Die schrijfmachine van destijds had een toetsenbord dat gelijk was aan het huidige. Ik tik nu op een Triumph, die van binnen archaïsch is, want ongeveer gelijk aan de Remington van toen; zulke dingen zijn haast niet meer te koop. De moderne tekstverwerker mag dan van binnen even weinig op deze Triumph lijken als een keyboard op een piano, het toetsenbord is nog hetzelfde. Dat is een opmerkelijke constante in een tijd van ingrijpende technische veranderingen. We kennen allemaal die speciale configuratie, honderdtwintig jaar geleden ingevoerd door Christopher Sholes, en als een eerste probeersel op de markt gebracht. Dat deze configuratie het zolang heeft uitgehouden mag wel een wonder heten, want ergonomisch klopt er niets van. De in het Engels meest gebruikte letters liggen ver uit elkaar, omdat de hamers anders teveel in de war raken (mijn Triumph, toch een heel goede machine, heeft daar ook last van). De techniek had deze handicap kunnen overwinnen, maar het is er niet van gekomen. De eerste regel, die iedereen kent, verbergt het woord typewriter, zonder dat iemand het in de gaten heeft. Er is herhaaldelijk geprobeerd, rivaliserende combinaties op de markt te brengen; er is veel over nagedacht, maar het is altijd mislukt. De halve wereld, dus met uitzondering van de Chinezen, de Japanners, de Arabieren, etc. is verslingerd aan iets dat tekort schiet in efficiency. En dat is voor sommige economen, toen ze het in de gaten kregen, een verontrustend feit. Het past slecht in de heersende theorie. Die theorie ziet er als volgt uit: de individuele mensen zoeken naar een optimum en kiezen uit de nieuwe produkten telkens het beste. Intussen zijn de innoverende ondernemers bezig om nieuwe produkten en produktiemethoden aan de man te brengen. Natuurlijk verloopt het proces niet zonder horten en stoten, en niet zonder vertragingen, we moeten het niet opvatten als een reeks van onmiddellijke en prompte reacties, maar vroeger of later zet de beste techniek zich door. Die beste techniek is een collectief goed, iedereen kan er gebruik van maken, maar het zijn vooral de creatieve ondernemers die het in feite doen. Dit verhaal à la Schumpeter wordt verteld door economen van zeer onderscheiden geloofsopvatting: er zitten neo-klassieke denkers tussen, met Chicago als hoofdkantoor en Gary Becker als goeroe, maar ook neo-Oostenrijkers, die helemaal niet geloven in calculerende en alleswetende actores maar eerder in individuen die zo'n beetje in het duister tasten; ze worden wel geleid door een groot onzichtbaar proces van gestage voortgang, met veel creatieve expansie en creatieve destructie, dat waarschijnlijk een netto-overschot van baten boven kosten oplevert. Hoe het verhaal ook wordt verteld, een toetsenbord dat irrationeel is en toch meer dan een eeuw stand houdt, dat onmiskenbare feit past er volstrekt niet in. De econoom die dit ontdekte is op slag beroemd geworden. Hij heet Paul David en zijn artikel Clio and the Economics of QWERTY (American Economic Review, 1985) sloeg in als een kleine bom.
4 - De piepkleine anekdote over de schrijfmachine heeft tamelijk verwoestend gewerkt op het grote neo-klassieke verhaal over economische groei. De neo-Oostenrijkse beschrijving van de vooruitgang in de wereld is er wel tegen bestand, omdat deze beschrijving geen wiskundige variant heeft - het is een verbaal verslag over individuele mensen, die overal en altijd, maar op zeer onvolkomen wijze, werken aan de verbetering van hun lot. Ze doen dit door over te gaan van de jacht op de landbouw, door zich te vestigen in vriendelijker omgevingen, door steden te bouwen, voertuigen uit te vinden, betere omgangsvormen en juridische regelingen te verzinnen, stoommachines en radio's te construeren en enkele personen op de maan te doen landen. Dat qwertyuiop onbegrijpelijk lang blijft hangen is, in deze vorm van geschiedschrijving, wel eventjes een probleem, maar dat kan worden opgelost. De oplossing zit bij de typistes. Toen Sholes zijn typewriter op de markt bracht waren er weinig gebruikers die met het apparaat overweg konden. Dat veranderde spoedig. Vrouwen deden hun intree in de kantoren en het waren vrouwen die een zekere scholing achter de rug hadden - ze hadden leren typen. De cursussen werden door | |
[pagina 31]
| |
de markt geleverd, in Nederland vooral door Schoevers, en de opleidingsinstituten hamerden qwertyuiop in de hoofden van de leerlingen. De industrie breidde zich sterk uit. Remington, van oorsprong een wapenfabrikant, kreeg er een boel industriële concurrenten bij, zoals Underwood en Adler, maar die leverden allemaal aan dezelfde consumenten die het oude toetsenbord gewend waren. Het is het menselijk geheugen dat voor de vertraging heeft gezorgd, en dan speciaal het collectieve aspect van dat geheugen. Zo bekeken is het artikel van Paul David niet erg schokkend. Maar in het geval van de neo-klassieke groeitheorie ligt het anders. Want die heeft de pretentie, een wiskundige en dus gedetermineerde beschrijving te geven van een trendmatig historisch proces. De theorie culmineert in enkele formules, waarvan de mooiste zegt dat de groei van de arbeidsproduktiviteit gelijk is aan de technische vooruitgang gedeeld door het aandeel van de arbeid in het nationale inkomen. Dit is weliswaar een onbegrijpelijke mededeling voor wie het niet wil begrijpen, maar het valt uit te leggen, vooral aan vrouwen, en we hoeven er ook niet veel beperkende veronderstellingen voor te maken - een constante kapitaalproduktiviteit is bijna voldoende. Ik laat even de details in het midden (trouwe lezers van het Hollands Maandblad kunnen het exemplaar van april 1983 naslaan, met het artikel Kleine algebra van de techniekgevoelige groei en de groeigevoelige techniek). Waar het om gaat is dit: wie sterk neo-klassiek denkt ziet de economische ontwikkeling als een proces dat onafhankelijk is van gebeurtenissen | |
[pagina 32]
| |
onderweg, dat zijn welbepaalde gang gaat en beschreven kan worden door twee parameters, waarvan de ene, de omgekeerde van het arbeidsaandeel, ongeveer 1,2 is (want het arbeidsaandeel is circa 80%) en de andere een door de ingenieurs en de creatieve ondernemers bepaalde grootheid, die statistisch in de buurt van de 2% ligt. Kan ook 1% zijn, of soms 3%, maar binnen die grenzen ligt de technische vooruitgang. Die wordt kwantitatief gedefinieerd als dat deel van de produktiegroei, dat niet voortvloeit uit meer werkende mensen en meer kapitaal. Maar als nu blijkt, dat gebeurtenissen onderweg wel degelijk een enorme invloed kunnen uitoefenen ligt het groeipad niet vast. Er treedt dan iets op wat de economen onlangs hysterese zijn gaan noemen, en wie wil meepraten over moderne economie moet dat woord kennen.
5 - Hysterese komt van het Griekse husteros wat vertraging betekent (en niet van hustera, baarmoeder, zoals mijn geachte collega Rick van der Ploeg onlangs nog met kracht beweerde). In de natuurkunde zitten ze met dat verschijnsel in hun maag. Dat zou je niet zeggen als je het meest eenvoudige voorbeeld in gedachten neemt: een elektrische spoel roept een magnetisch veld in het leven, dat nog even blijft hangen als de stroom wordt uitgeschakeld. Een minder eenvoudig voorbeeld: een krijtje piept op een bord, dat geluidje wordt veroorzaakt door iets dat ook als hysterese kan worden geïnterpreteerd, een soort wringing tussen de twee oppervlakken - dit is mij uitgelegd door Hendrik de Waard, fysicus sinds de lagere school, maar ik heb het niet begrepen. In de economie is het begrip voor het eerst toegepast op de arbeidsmarkt: als mensen lang werkloos zijn verliezen ze hun bekwaamheid en soms ook hun ambitie, zodat na iedere werkloosheidsgolf het aantal moeilijk plaatsbare werklozen groter wordt - de ‘natuurlijke’ werkloosheid stijgt. Uit het woord natuurlijk blijkt al een verwijzing naar iets dat gedetermineerd is volgens bekende wetmatigheden, en de econoom die over deze vorm van hysterese schrijft laadt de verdenking op zich, te berusten in de onvermijdelijkheid van een steeds groeiend leger werklozen. Ik zou over deze kant van de neo-klassieke theorie nog lang kunnen disserteren, maar wijs liever op een andere wending die het debat heeft genomen: iemand (het was dezelfde David die het artikel over de schrijfmachine heeft geschreven) kwam op het idee, hysterese te vertalen met padafhankelijkheid. Deze vertaling nu roept opeens een hele sliert van nieuwe verrassingen op. Want padafhankelijkheid wil zeggen dat een waarneembaar verschijnsel wordt bepaald door iets dat gisteren is gebeurd. In het heden het verleden, in het nu wat worden zal. Deze samenhang, die door ieder gewoon mens als een vanzelfsprekendheid wordt ervaren, wordt blijkbaar door sommige economen als een zo curieuze ontdekking beschouwd dat ze er een curieus woord voor hebben bedacht, dat niemand zo gauw kan begrijpen. De titel van deze bijdrage aan het Hollands Maandblad kan als voorbeeld dienen. Pen schrijft een stukje over padafhankelijkheid - waarover? Over padafhankelijkheid. Wat is dat? Dat is een nieuwe term, uit de moderne economie. Wat betekent het dan? Het betekent dat de ontwikkeling van een land, of van een mens, of van een onderneming, wordt bepaald door allerlei omstandigheden en gebeurtenissen die zich gedurende de geschiedenis van dat land, of van die persoon, of van die onderneming, hebben voorgedaan. Is die padafhankelijkheid dan iets bijzonders? Nee, eigenlijk niet, het is het meest voor de hand liggende dat iemand kan verzinnen. Toch bestaan er blijkbaar economen, die in padafhankelijkheid iets hoogst eigenaardigs zien. Wat een vak!
6 - De oplossing van het raadseltje is natuurlijk, dat sommige van mijn vakgenoten geheel in de ban zijn geraakt van hun eigen wiskunde, te weten de neo-klassieke logica. Die verleidt tot de gedachte dat de trend vastligt. Gebeurtenissen hebben eigenlijk geen invloed. Het woord padafhankelijkheid wijst erop, dat die economen zich gedwongen hebben gezien om een nieuwe logica uit te vinden die de hysterese maakt tot een inpasbaar verschijnsel. Dat schijnt enorm moeilijk te zijn. Een poging is ondernomen door W.B. Arthur, Positive Feedbacks in the Economy, Scientific American, februari 1990, waarin hij een nieuw soort wiskunde loslaat op de hysterese; ik heb dat artikel doorgenomen maar er zo goed als niets van begrepen. Maar één ding is me wel bijgebleven: in deze non-lineaire stochastische theorie kunnen kleine voorvallen een enorme invloed uitoefenen. Ze leiden tot zogeheten bifurcaties; als de ontwikkeling een klein beetje anders loopt dan verwacht, gaat de hele zaak versneld een andere kant op. Kleine oorzaken hebben on- | |
[pagina 33]
| |
voorstelbare gevolgen. Dit past in de moderne theorie van de chaos. Nu, de bifurcaties mogen dan bij wiskundigen hoofdbrekens opleveren, bij historici zijn het feiten des levens die gelaten worden aanvaard. Napoleon en Hitler zijn in Rusland hun ondergang tegemoet gegaan, als dat nu eens anders was gegaan was de geschiedenis anders gelopen, maar hoe anders - ach, dat zijn aardige onderwerpen om eens over te filosoferen, maar we praten dan wel over iets dat er niet is. In de hemel worden de archives si bewaard, waarin alles wordt vermeld wat er gebeurd zou zijn als er ergens in de geschiedenis iets anders was gelopen dan het liep (Napoleon was jong overleden). Dat zijn grote databestanden waar we als mensen niet bij kunnen. Als ik een jaar later naar school was gegaan zat ik hier niet achter de schrijfmachine.
7 - Of toch wel? In 1916 werd een jongetje geboren dat Jehudi Menuhin werd genoemd. De gebeurtenis vond plaats in New York en niet in de binnenlanden van China. Gegeven de initiële condities, waaronder de genen van de pasgeborene, lag er een toekomstig muzikant van uitzonderlijke klasse in de wieg. Natuurlijk had zijn levensweg niet vroegtijdig gestoord mogen worden door kinderverlamming, maar in grote lijnen was hier een padonafhankelijke ontwikkeling te verwachten. (Toegegeven, hij had misschien cellist kunnen worden, als hij andere mensen had ontmoet.) Vergelijk dit geval met dat van een andere succesvolle uitvoerende kunstenaar, ongeveer vijftig jaar later geboren, en later bekend onder de naam Madonna. Zij kon een beetje zingen en dansen, was begiftigd met een zeker doorzettingsvermogen, en wist de aandacht te trekken van een overwegend uit meisjes bestaand publiek, dat in grote opwinding bleek te raken bij het aanschouwen van zijn idool. Sommige waarnemers spraken van hysterie (van hustera, Grieks voor baarmoeder, en Rick van der Ploeg, zie boven, zat er dus niet zo ver naast). Dank zij een cumulatief proces van reclame, enorme budgetten van platenmaatschappijen, bewerkte journalisten, en in het algemeen hype, werd hier een superster gecreëerd met een superinkomen dat waarschijnlijk dat van Menuhin overtreft. Ergens in dit cumulatieve proces zijn bifurcaties opgetreden die Madonna hebben gemaakt tot wat ze geworden is. We ontmoeten hier een merkwaardige paradox, die te maken heeft met de cultuur. De hardnekkigheid van qwerty, dwars tegen de neo-klassieke theorie in, blijkt te berusten op het feit dat mensen, en dan speciaal de gebruikers van de schrijfmachine, er een geheugen op nahouden. Dat is een typisch cultureel gegeven, want elektrische spoelen die, zie boven, nog een tijdje magnetisch blijven, hebben zo'n geheugen niet. De natuurkundigen verbazen zich daar over. Ons verbaast het niet, dat het geheugen leidt tot padafhankelijkheid. Het blijkt nu echter, dat een typisch cultureel fenomeen als Jehudi Menuhin met een beetje goede wil kan worden begrepen als tamelijk padonafhankelijk. Madonna vertegenwoordigt het andere uiterste: meisje met bescheiden kwaliteiten wordt superstar. Gewone burgermensen, zoals ondergetekende, liggen daar zo'n beetje tussenin.Ga naar eind1 Ze hebben een beetje aanleg, ze komen op de geschikte scholen terecht, ze studeren af na de oorlog wanneer er schaarste bestaat aan afgestudeerde economen. Dit illustreert het oude probleem van de natuur tegenover de cultuur, van genen tegenover omstandigheden, dat zich telkens weer aan ons opdringt. |
|