houdt aan de wet van Gödel, namelijk dat het boek besproken wordt zonder elementen uit het boek zelf te gebruiken.
Carel Peeters is een geval apart. Hij is binnen de Nederlandse literatuur een waardevolle figuur, zoals ook K.L. Poll dat was: waardevol, vooral als organisator. Soms schrijft Carel hele rare dingen, maar het valt dit keer reuze mee. Jammer alleen dat de hoofdpersoon van het boek weer wordt gezien als allegorie - voor de vallende en opstaande mens, alsof er een andere mens bestaat - en dat de slotzin luidt: ‘De “lege vorm” heeft in Asbestemming heel wat inhoud gekregen.’ Maar voor de rest is het een heel behoorlijke recensie die een samenhangend beeld geeft van het boek.
Ook de recensie van Jaap Goedegebuure beviel mij wel: helder, persoonlijk en hier en daar zelfs verrassend. In ieder geval ziet hij Asbestemming gewoon als een roman, en niet als requiem, een weergave van de werkelijkheid, of een proces- verbaal. Heeft iemand al eens gezegd dat die Goedegebuure, langzaam en bijna ongemerkt, steeds beter wordt?
Wij komen nu bij categorie 5: goede recensies, die je als lezer het gevoel geven dat je het besproken boek maar even moet overslaan. Deze categorie bevat de recensies van Robert Anker, Arnold Heumakers en Hans den Hartog Jager.
Robert Anker begint zijn recensie met een algemene filosofische inleiding. Dat is een gewoonte waar ik een hekel aan heb. ‘Een belangrijk schrijver,’ schrijft Anker, ‘schept zijn eigen afgrond. Onbelangrijke schrijvers doen dat niet omdat zij niets op het spel zetten. In de eigenheid van zijn talent zoekt de schrijver de grenzen van zijn thema, zijn houding, zijn stijl, omdat hij die eigenheid tot zijn grootste scherpte wil articuleren, reden en voorwaarde van zijn bestaan.’
Zo gaat het nog een tijdje door, maar veel wordt er niet gezegd. Een woord als eigenheid valt in dezelfde klasse als uitdaging en evalueren. Je kunt deze woorden haast niet gebruiken, tenzij in uiterst ironische zin. Ook in Ankers slotzin is tante Betje filosofisch op pad. ‘En dat is precies de inzet,’ schrijft hij, ‘van zijn [Vd H.] schrijverschap: de dood verslaan, het leven zin geven.’ Ik wil niet overdrijven, maar ik schat dat met zo'n soortgelijke constatering, in het verleden al miljoenen recensies zijn geëindigd.
Arnold Heumakers, die ik doorgaans met instemming lees, stelde mij dit keer teleur. Zo begint Heumakers de vijfde alinea van zijn stuk met deze zin: ‘Het pakt uit als een dialectische exercitie van welhaast hegeliaanse allure.’ De recensent beschouwt dat als een compliment voor de schrijver, maar ik weet niet of Heumakers wel eens getracht heeft een dialectische exercitie van Hegel te lezen - bijvoorbeeld die waar Het Zijn aufhebt in de Absolute Idee. Dat is ploeteren. Over het algemeen vind ik dat je moet oppassen bij het aanroepen van Grote Namen. U was toch ook even geërgerd, toen u mijn verwijzing las naar de wet van Gödel?
In de vijfde alinea gaat Heumakers zo verder: ‘Vader en zoon komen als concurrerende spiegelbeelden tegenover elkaar te staan, met als resultaat een heuse Aufhebung die de vorm aanneemt van dit in weerwil van alle feitelijkheid zeer kunstige kunstwerk. Schrijven blijkt, meer dan ooit, “een ritueel” te zijn, een zeer katholiek ritueel bovendien, dat metamorfose (om in de RK-sfeer te blijven) transsubstantiatie niet uitsluit. De celebrant is de schrijver, die met behulp van analogie, symboliek en metafoor zijn eigen leven gedurende het sterfbed van zijn vader ommunt tot een betekenisvol spiegelpaleis, waarin hij al drinkend zijn gedoemde “erfenis” verteert en net als indertijd papa niet zijn “geld” en “gezondheid” maar de “liefde van wie mij het dierbaarst waren” op het spel zet.’
De concurrerende spiegelbeelden die tegenover elkaar staan, kan ik mij nog wel voorstellen, maar hoe je een leven ommunt tot een spiegelpaleis is mij werkelijk een raadsel. Je krijgt de indruk dat Heumakers zich in zijn enthousiasme zo heeft laten meeslepen dat hij het barokke taalgebruik van Asbestemming ook in zijn eigen recensie heeft overgenomen. Zoiets kun je als recensent beter niet doen.
Ten slotte de kritiek van Hans den Hartog Jager in NRC Handelsblad. Het is een lang stuk, waarin Den Hartog Jager de vraag probeert te beantwoorden wat de plaats is van Asbestemming in het hele oeuvre van Van der Heijden. Voor neerlandici is zoiets misschien belangwekkend, mij komt het voor als een weinig urgente vraag die beter na de dood van de schrijver kan worden beantwoord.
En nu snel dat boek lezen.