daar jarenlang een koloniale oorlog hebben gevoerd? Tot de Anjerrevolutie van '74. Vrijwel meteen daarna kregen de koloniën hun onafhankelijkheid...’ En na een korte pauze voegde hij eraan toe: ‘Ik was daar ook, in Angola.’
Ik stond naast hem bij de open tuindeuren en keek hem van opzij aan. Ik probeerde zijn leeftijd te schatten. Zestig? Hij was te oud om er toen als dienstplichtig soldaat te zijn geweest. Als beroepsmilitair dan? Als ambtenaar?
‘Majoor,’ zei hij, mijn gedachten radend. ‘Officier bij de krijgsraad. Ik ondervroeg gevangen genomen vrijheidsstrijders - die noemden wij toen natuurlijk anders. Ik hoorde het nieuws van de staatsgreep tijdens de ondervraging van een zekere Socrates, die was opgepakt wegens verboden wapenbezit. In werkelijkheid was hij aangegeven door een paar Angolese leiders, die beducht waren voor de grote schare volgelingen die deze man had gekregen vanwege zijn geheimzinnige genezingen en tovenarijen.’
Hij grinnikte even. ‘Nog vóór het eigenlijke verhoor begon, had deze mágico, deze tovenaar, mij van een chronische pijn in mijn nek afgeholpen. Door handoplegging, magnetiseren, zwarte magie... weet ik veel hoe hij het voor elkaar kreeg. Hij had zelf aangeboden mij te genezen. Hij “voelde” dat ik veel pijn had. We hoefden er zijn handboeien niet voor af te doen, zei hij.’
De magistraat schraapte zijn keel. ‘Ook na de machtsoverdracht bleef ik contact met Socrates houden en hij is meegegaan naar Portugal. Als tuinman, dat wilde hij graag. Zijn machete heb ik ook meegenomen, als souvenir. Komt u mee?’
Ik volgde mijn gastheer naar buiten door het kralengordijn dat voor de deuropening hing.
De witte villa bestond uit een woonhuis met aan de achterzijde haaks daarop twee zijvleugels, waarin de slaapkamers en de dienstvertrekken lagen. Er liep een overdekte galerij rondom de ruime binnenplaats, die in feite één grote planten- en bloementuin was.
‘Mijn kleine oerwoud,’ gebaarde Dom Alvaro, terwijl we over de galerij naar achteren liepen. Uit de open deur van de keuken kwamen de stemmen van twee vrouwen. Zij zongen een lied dat klonk als een litanie van vragen en antwoorden. ‘De twee Maria's,’ zei Dom Alvaro. ‘De moeder van Socrates en zijn zuster.’
Aan het einde van de galerij, tegen de hoge muur die de vierde zijde van de rechthoekige patio afsloot, waren kippenhokken gebouwd. Een man zat op een bankje, bezig met het uitbalanceren van een antieke weegschaal.
Socrates was van een ondefinieerbare leeftijd. Hij was vrij klein en mager, met pezige armen en benen. Zijn zwarte huid glansde in de zon. Hij droeg een wit poloshirt en een wijde korte broek en was blootsvoets.
Dom Alvaro sprak even met hem, eerst in het Frans, daarna in het Portugees. De tuinman keek naar mij, grijnsde breed en stond op.
‘Une poule tendre,’ zei hij en knikte goedkeurend. ‘Galinha branda.’ Hij opende de deur van de kippenren en schuifelde rond tussen de grijsbruine hoenders. Een forse, felkleurige haan liep onrustig knorrend voor hem uit. Socrates koos een stevige kip uit en drukte met zijn benige handen het dier de vleugels tegen het lijf. Ik hield de deur voor hem open, hij kwam er neuriënd uit en hield Dom Alvaro de kip ter keuring voor.
‘Uma galinha robusta, Dom Alvaro!’
‘Goed. Ga je gang, Mágico.’
Socrates liep naar de deur van een berghok, de kip voor zich uit dragend. Hij schoof met zijn voet een hakblok dat bij de drempel stond een stukje naar voren en zette de kip op de grond, vlak voor het blok hout.
‘Wacht hier, galinha. Wacht.’ Hij stapte het hok in en kwam meteen weer naar buiten met een machete, die hij achter zijn rug hield. Hij neuriede nog steeds. De