Hollands Maandblad. Jaargang 1993 (542-553)
(1993)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Il giardino dell'infanziawasgoed op het balkon
daarachter de bomen
spiegels
daarachter het meer
een gordijn
houdt je adem vast
als wasgoed dat zich beweegt
op de adem van een draad
door de dichte luiken
stroomt het middaglicht
op het witte bed
de houten vloer de gevangen woorden
in de schaduw van de kamer
een haast onhoorbaar schuifelen
een cadans van lichte voeten
een middag buitengesloten
het licht tegengehouden
voetstappen gevangen een haast onhoorbare adem
die wegvliegt
de kamer die je achterlaat
een cadans van kleine voeten
gelach buiten
dit zijn nog altijd dezelfde bergen
dezelfde huizen
dezelfde bomen
hetzelfde water
alleen het gezicht in de spiegel kent zichzelf niet meer
dezelfde bergen die langzaam verschuiven
een tuin die steeds nauwer wordt
bij het vooroverbuigen
raak je het water aan
je voorhoofd raakt het koude glas
schuift de bergen uiteen die
steeds verder drijven
de tuin ligt onbereikbaar ver
er is een zwijgen in je ogen
even oud als deze bergen
even onvermurwbaar
er valt een bres in de spiegel
als een wig drijven je ogen het water uiteen
| |
[pagina 30]
| |
Zomer1
ik reed in de metro
stapte over op lijn 3
boven de volle straten ligt de hemel in strepen
elke straat heeft een eigen stuk hemel
begrensd door balkons daken schoorstenen
antennes en ik hier beneden
loop ergens heen
la via della pace
il palazzo della giustizia
ergens om een hoek kijk je op
stamel je verward iets wat ik niet versta
's ochtends in de schemering doe ik de luiken open
ik fluister opstaan opstaan
ik draag je warmte tegen me aan
ik zet thee giet melk cornflakes suiker
een clematis bloeit tegen de keukenmuur
plotseling is het zomer
2
het is zomer
we eten buiten onder de doorgeschoten lindebomen
het waait
ook de kinderen
drinken wijn
iemand huilt
een auto rijdt langs
een blad valt in mijn bord
iemand lacht
de wind waait je haren los
steeds meer bladeren vallen in mijn bord
| |
[pagina 31]
| |
3
in de hoogste kamer van het grote huis
hangt een lamp van steen
vliesdun tot glas geslepen
een geaderd licht
als een huid waar geel licht doorheen valt
als bladeren waar het licht door valt
tussen de gardenia's
iemand hakt de takken van een struik
de witte bloemen van de gardenia's zijn de zomer
de struiken in een vierkant perk
de losgerukte takken
de lege schommelstoelen in de wind
het witte licht op het terras
de witte bloemen in de schaduw daaronder
het terras dat zich steil boven een afgrond verheft
de duizelende witte bloemen
hoe het soms even
verrukt
waait in je haar
|
|