Zaterdagavond
Hennie Bekker
Zaterdagavond. Den Haag regent.
Een juffrouw op de radio zegt dat ze Nicole heet en dat ik haar mag bellen voor vijfenzeventig cent per minuut.
Het huis is stil en fris. We hebben kippepootjes gegeten.
De kinderen zijn ‘groot’ en omdat het te lang geleden is om gruwelijke herinneringen aan de puberteit te hebben, wil ik even dat ze hier zijn voor een felle discussie, of een knal voor het hoofd omdat ze van plan zijn om vier uur in de ochtend thuis te komen.
Mijn kinderen hebben een eigen leven.
Doen waar ze zin in hebben. Komen thuis wanneer ze dat verkiezen; dat mag, ze zijn al jaren de deur uit.
De zaterdagavonden zijn nu avonden zonder doel, want wat voert de hartslag mooier op dan ouderlijk gemartel.
Onze ‘zaterdagavondtroost’, chips, hazelnoottaart, gekookte worst en Amsterdamse uien, is er niet. Wij lijnen.
Man omdat zijn buik te dik is. Ik omdat ik na het eten van vet gruwelijk ziek ben.
Wij kunnen ons ongenoegen over vervlogen ouderschap dus niet wegvreten.
Omdat wij niet van bezoek houden, is deze zaterdag een lullige woensdag met als enig vooruitzicht een nachtfilm.
Vóór twaalf uur kun je de tv gerust uit laten. Kachel wel aan? Kachel niet aan?
We zetten Nicole af en horen dat men in België halfwas kippen heeft.
We lopen ons blokkie en komen alleen maar mensen van onze leeftijd tegen. Sommigen met hond.
Thuis koffie met gekookte melk, dat verbreekt het hongergevoel.
Onze magen maken vieze geluiden en omdat we het niet uithouden, eten we onze kippepootjes die we voor ‘morgen’ bewaard hebben maar op.
De nachtfilm geeft boeven en veel bloed. ‘Heb je de pootjes wel goed doorgebakken?’ vraagt man.
Om half drie mogen we naar bed.
Ik geef het portretje van kleinkind dat op de schoorsteen staat een kus.
‘Dank je wel, lief kindje, dat je er bent.’
Geboren in negentienachtenveertig, nu al oma.
We lezen, luisteren naar de radio en vallen in slaap.