Hollands Maandblad. Jaargang 1993 (542-553)
(1993)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
KeerweerlaanDe weg terug rijd ik
een tunnel in de herfst.
Over mij stroomt het
goudlakens lover
huift een hemel
dicht boven de aarde
keert bij vlagen
een echo van gaan.
| |
VlindermesHet lemmet lag verborgen in het heft
dat soms ineens tussen zijn vingers spleet.
Eén parelmoeren arm daalde opzij
werd been, de tweede was dan al op weg
maakte de cirkel vol, sloot achteraan.
Geen andere vader had zo'n mes of deed
zo achteloos dit dagelijks wonder:
arm en been gehecht tot handvat, staal
stak als vanzelf daarbovenuit.
| |
[pagina 14]
| |
Voorbereiding‘Verstoppertje was voor de kleintjes.
Bij ons heette het blikkietrap. Eén
nam een aanloop, gaf een schop, en
wie 'm was liep achter het geratel aan.
Zolang die nodig had het op te halen
hadden wij tijd.
Er waren er die vlakbij bleven
achter het lage muurtje van een tuin
gebukt, een korte spanningsboog:
je was er dadelijk bij of tikte vrij
en kon dan op de stoeprand wachten
tot je weer moest.
Ook ging er altijd iemand staan achter
de dikke stam van de plataan, meedraaiend
tot de voorsprong vrij was
tussen boom en buut. Struiken waren
in dat park beperkt, doorzichtig of
stijf wintergroen.
Eens vroeg in mei werd ons plantsoen
terrein voor mannen. Grauwgroen, gehelmd.
Hun paarden gingen in galop de laan door
stonden snuivend onder bomen, een jager dook
de kok roerde zijn pannen, met een karabijn
schoot hij omhoog.
Daarna leek er niet veel veranderd. Wel
bleef ik vaker beurten over op een plek
waar niemand mij meer vond en raakte zo
ook ongezocht al buitenspel. Hoorde toen
voor het eerst hoe blond hun namen waren.’
| |
IngeslotenVlak bij het venster daalt een lichte mist.
Daarachter staat de grauwe schemer, stil.
Het regent sneeuw, vertraagd in dichte stippen.
Spikkeling doezelt een glasgordijn, grijs
gaat op dingen wit, die ronder worden en gedempt.
Stilaan ook ik.
|
|