gen feiten, terwijl het vooruitzicht op de toekomst voorlopig in astrologische nevels gehuld blijft. Bejaarden verwijlen dan ook bij voorkeur op een plekje in de luwte aan de achterkant van hun bestaan. Aan de voorkant van ons leven kan er plotseling een jumbo-jet uit de lucht komen vallen.
In de literatuur, de kunst van de suggestie, gaat het om wat er achter de woorden te lezen staat. De achterflap werkt in de regel overtuigender dan de cover. Bij het open slaan van een roman neemt men, zeker als het om liefde draait, graag eerst even kennis van de slotregels - misschien hoeft de rest dan niet eens meer doorgenomen te worden. Schreven de Hebreeën om die reden van achteren naar voren? Door het begin van een verhaal is vaak moeilijk heen te komen, maar eenmaal tot achterin doorgedrongen, waar plotlijnen elkaar kruisen, zijn de personages van lieverlee oude bekenden geworden. In het laatste hoofdstuk vallen als het goed is de rijpe vruchten.
Schoon kan, zoals bekend, aan de keerzijde schijn wezen. Wie ergens ‘achter’ wil komen, moet door het aanzicht der dingen heen zien te breken. In het verborgene, zeiden de oude Chinezen al, zoeke men de wezenskern.
Achter de wolken schijnt de zon.
Een korrel zand wordt achter een loupe zo groot als een keisteen.
Achterin een tunnel gloort het licht van de uitgang.
En, wel, wordt een schutting niet eerst aan de achterkant een schutting? Het podium van een theaterzaal, waar aller aandacht zich op richt, ligt gewoonlijk aan de achterkant van het gebouw, evenals het heilige altaar in de kerk. Achterdijks zit men nog altijd behaaglijker
Raymond Radiget en Jean Cocteau
Hugo Claus
dan ervoor. Met huizen idem dito. Oogt de façade netjes en statig, aan gene zijde hangt bont wasgoed aan de lijn en tsjilpen er mussen in het klimop van de cour. In de achtertuin is het veelal aangenamer dan in de voortuin. Zo star de opkamer van een boerenwoning is, waar de mooie spullen staan, zo gloedvol en gezellig is het er in het rommelige achterhuis. Vandaar dat bezoekers achterom binnen plegen te komen. ‘Vollek!’ Doe of je thuis bent. In de leefkeuken, waar onder de balken een pot koffie op het fornuis pruttelt, het interieur bruegheliaans aandoet en waar een blind paard geen kwaad kan doen, paren alle dingen hun schoonheid aan nut.
Een merkwaardig voorbeeld van ‘gebruikskunst’ schuilt in het Muiderslot. Naast de schouw in een der torenkamers staat namelijk een op het eerste gezicht nogal lomp stoeltje. (Wie er een kindermeubel in ziet, die vergeet dat de mensen vroeger kleiner waren.) Ogenschijnlijk geen curiositeit, dit stoeltje, zij het zo degelijk van constructie dat er gedurende vele generaties niemand doorheen is gezakt. Gek alleen dat het ding nooit in een barre winter als brandhout werd gebruikt.
Knipogend keert de gids het om.
Tot ieders verbazing ontpopt de onderkant van de zitting zich als een damesportret.
‘In de Middeleeuwen penseelde men nog op hout, ziet u wel... en het was kennelijk geen wet van Meden en Perzen dat schilderijen aan de muur kwamen te hangen.’
Aha. Misschien heeft de een of andere Oudhollandse practicus er twee vliegen in één klap mee geslagen: eenmaal in de zetel