Hollands Maandblad. Jaargang 1993 (542-553)

[p. 31]

[Jan Lemmens Gedichten]

Jan Lemmens

Aards paradijs

1

de Nijl, contrastvloeistof
op een röntgenfoto, volgt
de bedding van haar ruggegraat
splitst zich bij de delta

van haar schouders
ter hoogte van Tel-el-Amarna
oostelijk van de stroom
waar de bergen wijken tot
een mal waar de halve zon

in sluit, slaat zij haar
vuisten stuk op de wachter
voor het graf waarin zij
Echnaton en Nefertete weet

2

in Filitosa
op een klaarlichte dag
ziet zij de Menhir in zijn
granieten ogen, het zwaard

tot de kin loodrecht
opgericht, op de achterkant
een ruggegraat gehakt die
zich vertakt tot schouders

hij laat haar nu gaan
in het paradijs, runderen
en geiten langs een beek
tussen bomen vangen

het licht van de vallei
er omheen een flauwe bocht
van menhirs en een al
duizendjarige olijf

[p. 32]

Sweater 1

wat de farao's niet meenamen
is het land dat bevrucht door de Nijl
barst van de katoen, prijsgegeven
aan het lot smeren de zonen van

de diensters uit de graven die even
achteloos een schaal met druiven
als hun borsten dragen vreemdelingen
hiërogliefen op sweaters aan

zij planten hun vingers in mestkevers
wijzen de leesrichting, mee met adders
en gieren, mompelen de goden

en tonen een voorraadlijst van schepels
graan en ankers wijn geroofd van
de diensters en hun zonen

Sweater 2

in de wind met zand rond
de rots van Aboe Simbel
rust ze op een steen

de zon deelt de sweater waarop
hiërogliefen zich aanbieden
in licht en schaduw

ik lees haar: gehurkte vrouw
de hand bij een mand met brood
de mond aan het water