Hollands Maandblad. Jaargang 1992 (530-541)
(1992)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Wat scheidt de liberalen en verenigt hen met conservatieven of socialisten?
| |
[pagina 32]
| |
ging van de burgerklasse - naarmate de sociale geleding van de maatschappij fijner werd en het zelfbewustzijn van de arbeidersklasse zich ontwikkelde, werd de tegenstelling tussen het duidelijk klasse-gebonden karakter en optreden van de liberale partijen en de op alle groepen der bevolking gerichte, liberale vrijheidsidee steeds meer het beheersende dilemma van de liberale ontwikkeling.’ ‘Tegen deze achtergrond moet het veelvuldig optreden van schisma's in de liberale partijen worden verstaan.... De tegenstellingen binnen het liberalisme, samenhangend met de groeiende spanning tussen de idee der algemene vrijheid en de praktijk van vertegenwoordiging van de belangen der burgerlijke middengroepen, leidden onvermijdelijk tot verschillend gerichte affiniteiten, enerzijds met conservatieve strevingen, anderzijds met socialistische idealen.’ Den Uyl schreef dit in 1956, maar het lijkt achteraf alsof hij het ontstaan van D66 toen al voorzag. In de tegenstelling tussen vvd en D66 manifesteert zich het dilemma van het liberalisme in deze tijd. D66 komt sterk op voor het individu en zet zich af tegen belemmeringen van de individuele ontplooiing door de confessionelen. D66 ziet dan ook de PvdA als meest voor de hand liggende regeringspartner, en heeft slechte electorale ervaringen met een kabinet zonder PvdA. De vvd toont daarentegen een meer conservatieve inslag, en beschouwt een kabinet zonder cda als een groot electoraal risico. Daarom is de vvd ook altijd terughoudend bij de bestrijding van overheidsinterventies vanuit de conservatieve hoek, voorzover ze al niet door vvd-functionarissen zelf bewerkstelligd worden. In de loop van de jaren heeft menige vvd-parlementariër gevraagd om een verbod van aanstootgevende televisie-uitzendingen, en menige burgemeester van dezelfde partij een tentoonstelling van aanstootgevende schilderijen verboden. In 1976 sneuvelde de abortuswet van de socialisten Lamberts en Roethof in de Eerste Kamer, omdat de meerderheid van de vvd-fractie tegenstemde. De bezorgdheid van Bolkestein over de positie van buitenlanders in ons land mag er op het eerste gezicht liberaal uitzien wanneer hij zich zorgen maakt over het islamitisch fundamentalisme, met het opkomen voor vrije concurrentie heeft het weinig te maken; meer met het weren van goedkope concurrenten op de arbeidsmarkt.
Eigenlijk is mijn grootste bezwaar tegen Bolkesteins artikel dat het verouderde, generaliserende opvattingen over overheidsoptreden en vrije concurrentie tegenover elkaar zet, terwijl de politieke discussie erover zou moeten gaan wanneer overheidsinterventies zinvol zijn, en wanneer vrije concurrentie de voorkeur heeft. Bolkestein verwijst naar Kalma voor zijn stelling dat onderdrukking van het winstmotief en politieke sturing van investeringen zich slecht met welvaart en vrijheid verdragen, maar vermeldt daarbij niet Kalma's voorwaarde dat de op winst gerichte onderneming aan tal van wettelijke regels gebonden moet worden en aan maatschappelijke countervailing powers moet worden blootgesteld. Bolkestein zet zich af tegen de opvatting van Hedy d'Ancona, dat de primaire verantwoordelijkheid voor de geborenen berust bij de gemeenschap en wordt gedelegeerd aan de ouders, maar wanneer we ons realiseren dat juist Bolkestein zich profileert op de naleving van de leerplicht door allochtone meisjes, daarbij - terecht - leerplicht stellend boven godsdienstvrijheid, moeten we ons toch afvragen of de discussie tussen Bolkestein en d'Ancona gaat over meer dan het aantal engelen op de punt van een naald. In de praktijk worden we het er gemakkelijk over eens dat ingrijpen door de overheid gerechtvaardigd en noodzakelijk is, wanneer kinderen beschermd moeten worden tegen al te kortzichtige keuzes door hun ouders. Moeilijker ligt het wanneer het gaat om de vraag of het individu wat dat betreft ook tegen zichzelf beschermd mag worden, door | |
[pagina 33]
| |
via de collectiviteit risico's af te dekken die ook particulier verzekerd kunnen worden, maar dat geldt niet bij niet-verzekerbare risico's, zoals massawerkloosheid. Een sterk motief voor sociale zorg door de staat is voor socialisten altijd geweest dat mensen niet afhankelijk gemaakt worden van een godsdienstig geïnspireerde armenzorg die mensen van hun geestelijke vrijheid berooft. Dat zou het voor liberalen ook moeten zijn. Waar het de vrije concurrentie betreft zijn er beperkingen in verband met externe effecten die ook Bolkestein gemakkelijk zal accepteren, bijvoorbeeld als het gaat om het milieu. Dat geldt ook wanneer kunstenaars niet afhankelijk willen zijn van de commercie; anders begrijp ik niet waarom de vvd onlangs bepleitte dat er meer geld voor cultuur beschikbaar komt. Dan is er de regelgeving die nodig is om vrije concurrentie eerlijk te houden (bijvoorbeeld door voorwetenschap en manipulaties met koersen op de effectenbeurs tegen te gaan). Binnen de Europese Gemeenschap is de vrije markt tot dogma verheven. Het leidt precies tot de stortvloed aan regelgeving waar liberalen zich altijd zo afkerig van tonen. En dan zijn er nog de effecten die speculatie kan hebben, evenals een economische klassieker als de varkensmarktcyclus, die reden kunnen zijn voor overheidsingrijpen. Naar mijn gevoel gaat het erom of je vrije concurrentie ziet als middel waarmee in een bepaalde situatie een optimaal resultaat behaald kan worden, zoals moderne sociaaldemocraten dat zien, of als een systeem dat in zich te verkiezen valt. In het laatste geval vervalt men al gauw in vrije concurrentie als dogma, ook op terreinen die zich er niet voor lenen. Daaraan hebben we bijvoorbeeld te danken dat in de jaren zestig de banken naast de postgiro een eigen betaalcircuit ontwikkeld hebben, dat nu slechts betaalbaar blijkt door tariefstellingen en trucs met rentedagen. Vrij Nederland houdt ons daarvan op de hoogte via de rubriek Weekboek Geld. Een vergelijkbare ontwikkeling dreigt bij de elektriciteitsvoorziening waar onder druk van de Europese regelgeving de huidige monopoliepositie van de producenten ter discussie staat. Het zal investeringen in elektriciteitscentrales riskanter maken, zodat de financiers gedwongen zullen zijn een hoger rendement te bedingen dan in de huidige situatie. Onlangs beschreef Bolkesteins partijgenoot RosenthalGa naar eind2. de kwaliteit van de dienstverlening van verschillende instellingen waar de consument bij een verhuizing van afhankelijk is. Het bleek dat overheidsdiensten die een monopoliepositie hebben aanzienlijk betrouwbaarder zijn dan instellingen die zich op de vrije markt een weg moeten banen. Dat moet te denken geven. |