die drietaligheid bij de schoolgeneraties van de laatste twintig jaar is een verarming. Vroeger was het mogelijk studenten in alle studierichtingen boeken te laten bestuderen in de drie grote buurtalen, nu kan dat alleen nog maar in het Engels. Het eigen karakter van de Nederlandse cultuur - een transito-cultuur tussen de Engelse, Duitse en Franse - is daardoor enigszins aangetast. Wanneer er over dit punt bij een parlementaire meerderheid overeenstemming zou ontstaan is er aan het gemis gemakkelijk wat te doen: de drie talen weer verplicht stellen tot en met het eindexamen (in ieder geval voor vwo en havo).
Maar de oplossing is zeker niet een eenzijdige oriëntatie op een andere taal door aan de universiteiten onderwijs te laten geven en wetenschappelijk onderzoek te laten doen in het Engels. Niet omdat het Nederlands heilig zou zijn, maar omdat het Engels een taal is die wij niet voldoende beheersen. Dat is niet een kwestie, zoals men in Limburg bij de hybride nieuwe studierichting ‘Cultuuren Wetenschapsstudies’ schijnt te denken, van een halve dag extra Engelse les per week. Het gaat er om dat het Engels niet de taal is, en nooit zal worden, waarin wij het best kunnen formuleren wat wij weten en bedenken.
Het is niet voor niets dat echte Engelsen en Amerikanen telkens weer in de lach schieten als ze door Nederlanders geschreven Engelse artikelen en proefschriften lezen. Zelfs al helpt het Ierse schoonzusje van de promovendus om de schrijnendste klompismen er uit te halen, dan nog klinkt het Hollandse Engels in Engelse oren in negen van de tien gevallen gebrekkig en onbeholpen. Als we daar iets aan willen doen - uitgaande van het idee dat Nederlandse bijdragen aan de wetenschap ook voor buitenlanders van nut kunnen zijn -, dan moeten we zorgen voor meer goede vertalers, in het Engels, het Frans, het Duits, en misschien ook in het Spaans en het Russisch. Dat worden dan nieuwe banen - specialisten, instituten voor meertaligheid. Als het kabinet geld beschikbaar wil stellen om per universiteit, of per twee of drie universiteiten, zulke vertaalinstituten op te richten, zou dat een verstandig besluit zijn. Maar dat is iets heel anders dan aan Nederlandse studenten en docenten vragen zelf voortaan zo'n beetje in het Engels aan te rommelen - omdat wij anders een verouderde provincie in het moderne Europa dreigen te worden.
Als de inwoners van een klein land het geluk hebben een eigen taal te spreken - anders dan bijvoorbeeld de Belgen, de Zwitsers en de Oostenrijkers -, een taal die niemand anders zo goed beheerst als zijzelf, geeft dat een gevoel van zelfstandigheid en vrijheid. Een eigen territorium voor intellect en verbeelding en een stevige buffer tegen andermans culturele bemoeizucht.
Huizinga: ‘De mogelijkheid tot gelijkmatige verwerking van verschillende vreemde culturen berust bovenal op ons bezit van een eigen taal. Zij moge ons belemmeren in het doordringen met ons woord tot de wereld, zij houdt ons onpartijdig, zij geeft ons een eigen spiegel om het vreemde in op te vangen. Zolang wij de eigen denkwijze, het eigen begrippenstelsel handhaven, waarvan onze taal de vorm en uitdrukking is, en daarin het vreemde opnemen en verwerken, behoeven wij geest en taal voor geen invloed van elders angstvallig te sluiten.’
Het is goed voor de geest om studieboeken, kranten en literatuur ook in drie andere talen te kunnen lezen, om met Duitsers zo'n beetje Duits te praten, met Engelsen Engels en met Fransen Frans - maar hoofdzaak blijft het cultiveren van de eigen taal. Als er in het toekomstige lessenpakket gekozen en geschoven moet worden, dan in ieder geval nooit ten koste van het aantal uren Nederlands. Dat zou juist omhoog moeten, als het enigszins kan. Zelfs valt er veel voor te zeggen om bij iedere universitaire opleiding, de medische en de technische inbegrepen, Nederlands tot een verplicht vak te maken, althans de eerste twee jaar.
Als men daarnaast bepleit Frans, Duits, Engels en liefst ook Latijn en Grieks in de lesprogramma's op te nemen is dat alleen om op die manier de Nederlandse beschaving op peil te houden of aantrekkelijker te maken - en nergens anders om. Dus zeker niet om op die manier ‘Europeser’ te worden. Als Europees-zijn een kwestie was van meertaligheid, waren de Fransen, de Duitsers en de Engelsen de minst Europese Europeanen van allemaal.
Loyaliteit, het gevoel van collectieve identiteit, de ontwikkeling van het formuleervermogen - die zijn gebonden aan een land en een taal, en niet aan groepje landen of talen. Dat geldt voor de Fransen, voor de Portugezen, voor de Hongaren en voor ons.
Internationale samenwerkingsvormen en hulpprogramma's kunnen efficiënter zijn dan nationale. Ze kunnen conflicten tussen staten verzachten of voorkomen. Dat is mooi. Maar daarmee is niet gezegd dat het internationale altijd meer waard, beter, interessanter, hoogstaander is dan het nationale. Wie het internationale verheerlijkt lijdt, waar hij ook woont, in Londen of in Harder-