De fysicus, de mysticus en de taalkundige
Petra Quaedvlieg
Hoe het komt dat er in de laatste nummers van Hollands Maandblad zo brallerig geschreven wordt, is niet interessant zolang het een spelletje onder jongens blijft die het blijkbaar wel leuk vinden met de taal te rotzooien om zodoende zichzelf te bevredigen. Maar wanneer iemand brallend, zonder enig argument, dus volkomen onwetenschappelijk, aangevallen en beklad wordt, dan is het moment daar niet langer met gêne toe te kijken, maar te ageren. Ik spreek over F.A. Muller, over het tweede deel van zijn artikel ‘De Tao van Capra’ (nummer 1987/9), waarin Frida Balk-Smit Duyzentkunst om duistere reden werd beklad.
In het eerste deel had Muller al aangekondigd ‘1 uitzondering’ te maken op zijn voornemen geen enkele aandacht te schenken aan het ‘legertje ontvleugelde papegaaien’ dat achter Capra's theorieën aanloopt. Om de aandacht te forceren wordt de naam pas in deel 2 genoemd, onder het motto: ‘Een ontvleugelde papegaai’.
De vraag is nu welke uitspraak van Frida Balk-Smit Duyzentkunst Muller heeft bewogen dermate buitenzinnig te reageren. Muller verwijst naar een stuk van Balk-Smit Duyzentkunst in de Volkskrant en op basis daarvan meent hij onder andere dat het ‘heel moeilijk te begrijpen’ is dat zij hoogleraar taalkunde is in Amsterdam. Een weloverwogen deductie dus. Wat beweert Balk-Smit Duyzentkunst nu? Dat weet Muller niet, want Muller zegt daarover geen enkel woord, helemaal niets. Al taalgrappend (die Muller toch) maakt hij haar verwijten, die terug te brengen zijn tot drie bezwaren. Ten eerste: Balk-Smit Duyzentkunst verlaat zich wat de quantummechanica betreft op een onjuiste popularisering uit de tweede hand (nl. van R.J. Oppenheimer). Ten tweede: Balk-Smit Duyzentkunst weet niet dat binnen de logica geldt dat iedere contradictie onwaar is. Het derde verwijt parafraseer ik, laat ik Muller tegemoet komen, als: Balk-Smit Duyzentkunst rechtvaardigt haar tegenstrijdige gedachten door middel van een populaire interpretatie van Capra.
Gaan we nu zelf eens kijken naar hetgeen Balk-Smit Duyzentkunst beweert in haar stuk in de Volkskrant (7-3-86) over ‘de rol van de taalkundige in de crisis der wetenschappen’, zoals de ondertitel luidde. Het gaat haar er niet om de theorie van de quantummechanica gelijk te stellen aan de inzichten van een mysticus uit de 6e eeuw voor Christus, immers: ‘natuurlijk had die het niet over een elektron’ toen hij schreef: het beweegt, het beweegt niet.
Balk-Smit Duyzentkunst constateert dat de uitspraken van fysicus en mysticus desondanks dezelfde kunnen zijn: beide spreken over iets dat beweegt en tegelijkertijd niet beweegt. Zij vervolgt: ‘Capra zegt: de fysicus en de mysticus bedienen zich van dezelfde uitspraken. De taalkundige zegt: maar die uitspraken gaan over iets heel verschillends, (...) het kernprobleem van de taalwetenschap is de vraag naar het verschil tussen het beschrevene en het beschrijvende, tussen de zaak en het woord.’ (cursivering van mij, PQ). De fysicus en de mysticus hebben het over andere zaken, en maken dus gebruik van een andere taal: ‘“goddelijke kracht” is een heel ander woord dan bijvoorbeeld “zwaartekracht”. Het woord doet er wel degelijk toe’, zegt Balk-Smit Duyzentkunst.
Punt twee: ‘de waarheid over het elektron is een contradictie’, zegt Balk-Smit Duyzentkunst. Wanneer wij, aldus Mullers eigen wetenschappelijke uitspraak: ‘niet met honderd procent zekerheid’, kunnen zeggen of een elektron beweegt of niet, dan spreken we vanuit onze waarneming van een contradictie. Die contradictie is dus waar zolang we geen zekerheid hebben over het wel of niet bewegen van het elektron. Muller heeft het over formele logica, Balk-Smit Duyzentkunst over de logica van de taal.
Punt drie: Balk-Smit Duyzentkunst laat zien dat de ‘crisis der wetenschappen’, zoals die door natuurkundigen en filosofen wordt gesignaleerd, voortkomt uit het feit dat de kloof tussen het mechanistisch en het holistisch (mystiek) wereldbeeld onoverbrugbaar lijkt voor mensen zowel aan de ene als aan de andere kant ervan. Balk-Smit Duyzentkunst benadrukt dat die kloof tevens een taalkloof is: over en weer wensen beide zijden niets te maken te hebben met de taal van de ander. Er speelt dus een taalprobleem mee in de crisis der wetenschappen.
Balk-Smit Duyzentkunst is het tegendeel van een papegaai: ze bauwt Capra niet na, ze neemt zijn ideeën mee in een demonstratie van haar eigen visie. Balk-Smit Duyzentkunst is niet tegenstrijdig, ze werpt een aantal ideeën op die sommige mensen angst aanjagen. Dat een fysicus van liefde kan spreken, bijvoorbeeld, als hij het heeft over de voor de zintuigen onwaarneembare kracht die de atomen bijeenhoudt.
Het is bekend: een kat in het nauw maakt rare sprongen.