De zenuwachtige boer
J.M.A. Biesheuvel
Hij dreef het bedrijf met zijn twee zoons, alleen had hij het nooit aangekund, maar op zondag waren die zoons er niet, die gingen dan naar de kerk en hielden zich met meisjes bezig en juist op zondag was de boer altijd zo zenuwachtig. In zijn kleine bedrijf had de boer te maken met koeien, hooi, de boerderij zelf, (een beerput, een schuur, een hooiberg, varkens die hij vetmestte, het huis dat tamelijk klein was, er liep een vliet langs, het water stroomde achter een klein dijkje ongeveer op de hoogte van de dakgoot), hij was bezig met het maken van kaas en dan had hij zijn paarden nog. Hij was getrouwd, het was een hard bestaan. De hele week werkte hij zich uit de naad en 's avonds viel hij snel van vermoeidheid in slaap. Hij liep rechtop, trilde met zijn handen een beetje en ook af en toe met zijn wenkbrauwen. Hij droeg altijd overalls, liep op klompen, hij had een goede aard, hij rook naar de melk, het hooi en de dieren. Tolstoj zegt ergens dat het beste middel tegen krankzinnigheid of zenuwachtigheid een arbeidskuur is. Deze boer werkte erg hard, maar hij was zenuwachtig. Hij redeneerde altijd: ‘In ieder mensenleven gebeurt een drama, niet altijd gaat alles op rolletjes en juist als je er het minst op verdacht bent hoor je een gil van je zoons: Vader, het gebeurt! Of je hoort je vrouw schreeuwen: Kees, kom onmiddellijk hier, ik houd hem niet...’, zoiets. Hij was bang voor de zondag, dan had je van die rustige momenten. En vandaag was het zondag, hij was niet naar de kerk geweest, hij had de koffie al op, hij had er een pijp bij gerookt. Na de koffie had hij de hooiberg van onderen bijgesneden. Torren, pissebedden, maden en rupsen kropen en zwalkten nu over het erf. Hij gooide een puts water over het erf en boende het schoon. Toen ging hij naast zijn vrouw zitten. Niets te doen, zonnige dag, de zoons zijn weg, de varkens knorren, de paarden schuren hun lendenen tegen het hout van de schuur, het gezang van de leeuwerik weerklinkt, de zwaluwen
scheren om het huis. Zondag, heerlijk rustig weer, er komen geen karren voorbij aan de andere kant van de vliet, het bruggetje kraakt af en toe in de zon, nergens hoor je een motor. De wolken glijden geluidloos langs de hemel. Hij drinkt nog een kopje koffie. Hij kijkt zijn vrouw aan. Zou hij toch nog iets kunnen doen? Zenuwachtig schuifelt hij heen en weer op de bank naast zijn vrouw. Hij draagt nu een pantalon, een overhemd met een das, klompen. Het erf is schoon. Iedere kleine boer zakt nu voor een uur of twee, drie onderuit om gezellig met zijn vrouw te praten. Hij zou meer koffie kunnen drinken, verschillende pijpen opsteken, tenslotte een sigaar roken en daar een glaasje jenever bij drinken. Hij doet dat soort dingen niet. Hij zwijgt, kijkt om zich heen en luistert. Hij drinkt geen koffie, hij rookt geen pijp, hij spreekt niet met zijn vrouw. De vrouw zit te breien. Hij haalt een klein stukje zijn schouders op en blijft zo zitten. Hij luistert en kijkt. Was nu één van de zoons er maar, het liefst allebei, dan had je leven en afleiding op het erf. Hij is niet gewend om met zijn vrouw te spreken. Hij fronst zijn wenkbrauwen en denkt: gaat de zon de laatste tijd niet wat sneller dan gewoonlijk? Nu merk je het nog niet, maar over een jaar of drie? Of zou het niet kunnen dat de aarde tachtig centimeter per seconde sneller dan gewoonlijk draait? Nu merk je het nog niet, maar over een tijdje? Zou de aarde werkelijk steeds sneller om haar as draaien, zodat je korte dagen krijgt, dan word je op een gegeven moment met vrouw en zoons het heelal ingeslingerd. Het is stil, de zon schijnt stil, de wolken glijden geluidloos. Je hoort alleen het tikken van de breipennen van de vrouw. Is ze nu een muts voor een paard aan het breien? Ik moet mijn mond houden. Laat ik haar niets vragen. Dan komt weer zo'n vermoeiende gedachte op. Het kan dat een vreemdeling geruisloos tot achter de schuur is doorgedrongen en nu bezig is in de beerput te verdrinken. De zon schijnt
stil, de wolken glijden geluidloos, hup, daar verdwijnt weer een mugje in de bek van een zwaluw, ze zwieren zo sierlijk die dieren, het lijkt net of ze achterwaarts stukken lucht uitknippen. Wat was dat? Geknor van een varken. Zal hij gaan kijken? Nee, ik blijf zitten. Sterft misschien een koe