Hollands Maandblad. Jaargang 1985 (446-457)(1985)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Jos Kunst Gedichten] DUN als een deur te moeten worden, tussen Onteigende ruimten halfopen, geen Teken van leven. Ieder teken is er Een overgave: luisterend geleund Tegen de trillende lucht en van binnen Het splinterdun lijf gespalkt van zijn kruin Tot in het scherp scharnier, de harde vinnen Waar ik in sta, spreid ik mijn lichaam uit En open als een oor, een labyrint, en Een fuik ook die vreemd leven aanzuigt, buit Maakt en vergeet - geen spoor binnen mijn huid Draagt kennis van wat was, of nog moet komen. - Niemand hoort mij. Door mij heen gaan de stromen Van het gebeurende. Ik ben de houten bruid. WAAR in de koelte van de watertaart De blinde nestvis stervend achteruit Al bijna verdwenen, wat wil hij nog, Wat kan hij willen? Vlees van vissen is Doorschijnend vaak, en niet meer dan een kleuring, Een lens van weinig licht. En al dat vlies, Viskou en waterkou gelegd in luren Van voelen en vereniging. De vis Drinkt niet meer aan het water, op den duur Lijkt alles moeilijker en kleiner, is Hij niet al dood, en wat nog leeft niet soms Alleen ons zoeken? (Dichters, binnensmonds Bezwerend, scheppend.) Zijn lot stolt tot puur Herinneren, voor altijd ongebeurd - De vis woord geworden; woont in ons. Vorige Volgende