Hollands Maandblad. Jaargang 1985 (446-457)(1985)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Drie gedichten G.A. Stuyling de Lange De avond rinkelt de avond rinkelt om het huis de nacht slaat en strooit haar vol besluitloos bier zij wil niet anders dan alleen naar haar kamer gaan om achter gesloten luiken te vallen in een onrustige slaap in de morgen maakt de regen haar ernstig zij wil niet dankbaar zijn zij wast de handen van haar gezicht en veegt een landschap in het raam ze zegt ik sta in de mist er is een dag er is een ernstig verhaal en het bos schudt nee en de bomen knikken ja [pagina 27] [p. 27] Wij stonden wij stonden op het krankzinnige kerkhof en wilden geen mensen meer kennen ik trapte tegen een kastanje en de wolken schoven sinds tijden de goede kant op 's avonds keken wij in de maan en in het water waar alle eendjes slordig lagen; ik heb jou nooit vermoord wij zijn evengoed een gedachte cirkelend in de ruimte hangend of balancerend het koord de tijd het hoofd biedend het leed opeisend ik nam mijn hand van je mond - onzichtbare dood die ons naast elkaar doet staan wij hebben niets verloren De ober poetst de ober poetst mijn pak schoon - nieuwsgierige zeemeeuw je hangt weer even voor mijn raam - het tafeltje naast mij kijkt niet op of om en ik heb nog steeds niet over jou gesproken ik drink hier mijn vrolijke glas en een mijnheer zei laatst: de nacht wil geschilderd worden door een kleine draad licht ik heb hem mijn cigaretten gegeven; na de eerste glazen is de lucht hier van echt goud vreemd je zo vrij en gekooid in mijn hoofd te dragen wanneer ik naar de mensen kijk door jouw ogen in mijn licht; ik ben de kapitein van dit schip ik vind het leuk goed te doen open je hoofd ik betaal het gelag Vorige Volgende