Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)



[pagina 26]
La Vallée des Merveilles Margrieta Jeltema je ligt roerloos & bloot verdronken aan een kant van het bed je slaapt onder een dak van vogels in de armen van de zomer je klimt langs de ijzeren trap de rozen de deur staat open alles slaapt vochtig van warmte je lacht om mijn verwarring je zingt een liedje tegen me aan ik word een muziekdoosje een accordeon je handen je vingers de nacht wordt oud & dun de straten worden wakker de kinderen spelen buiten een houten vogel vliegt over de grond langs het café / langs de man zonder been / langs de zwarte gracht waar een trommeltje verdrinkt met linten & blauwe bloemen we kijken het heel lang na boven de huizen waait een vlieger van geel papier
[pagina 27]
in de haven slapen de boten de hijskraan de gekapte bomen slapen & de schaduwen op het zand & de weg die je maakte met je handen / voeten waarover ik mag gaan ik wou wel ik wou wel staan blijven staan onder de voorbije wolken het verkruimelde licht ik draag je zo draagt de dijk het water op haar rug zwaluwen tillen de lucht boven de hangmat boven de daken boven de warmte van je slapende lijf waar de vleermuizen vallen als een deken ik hoor de boten op de rivier ik hoor het water tegen de enkels van de huizen je slaapt heel bloot met een wang tegen de verte