Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)
(1983)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Hoe economisch is de economische crisis?
| |
[pagina 37]
| |
punt waar de geëxploiteerde burgers niet langer kunnen overleven. Lang voordat dit ‘Verelendungs’-punt bereikt wordt, loont het voor despotische regimes, om zich bij de exploitatie van de burgers te matigen. Voor het maximaliseren van de opbrengst van de maatschappelijke samenwerking en dus voor het maximaliseren van het eigen, naar verhouding grote, aandeel in de opbrengst, hebben zij er belang bij dat alle burgers naar vermogen bijdragen aan de welvaart. De daarvoor nodige medewerking van de burgers kunnen zij slechts verkrijgen door zich in de uitoefening van hun macht te matigen, door zich met andere woorden te gedragen als verlichte despoten. Dit is precies de boodschap, die Machiavelli aan machthebbers gaf.Ga naar eind4) Weliswaar berust iedere overheidsmacht op geweld en geweldsdreiging, dat betekent nog niet dat dergelijk geweld voortdurend en zonder maat tegenover de burgers gebruikt kan worden: ‘A prince (...) should make himself feared in such a way that if he does not gain love, he at any rate avoids hatred.’Ga naar eind5) Dat is voor de heersers een eis van zelfbehoud. Dergelijke arrangementen, waarbij de machtigen zich om praktische redenen matigen bij het uitoefenen van hun macht, kan men ook in dierlijke samenlevingen aantreffen.Ga naar eind6)
4. Men zou kunnen denken, dat het door Machiavelli geschetste dilemma zich niet voordoet in liberale democratieën, waar immers per definitie de burgers zichzelf regeren. Hoe fraai dat ideaal ook is, om praktische redenen moeten de burgers hun recht op zelfbestuur echter overdragen aan een overheid, die gevormd wordt uit zich op de politieke markt aandienende politieke élites. De politicoloog Macpherson zegt daarover: ‘The voter's role is not to decide political issues (...), it is rather to choose the men who will do the deciding.’Ga naar eind7) Ook in een liberale democratie zijn het niet de burgers die de macht uitoefenen, zij beslissen slechts aan wie zij de macht zullen toevertrouwen. En ook hier doet zich daarom de vraag voor hoe de met de staatsmacht beklede overheid die macht zal gebruiken. Die vraag is ook in een liberale democratie allerminst triviaal, zoals John Calhoun al opmerkte: ‘(G)overnment, although intended to protect and preserve society, has itself a strong tendency to disorder and abuse of its powers.’Ga naar eind8) Zij die in een liberale democratie de staatsmacht verworven hebben, verkeren in de verleiding die macht te gebruiken ten eigen bate. Het monopolie op gebruik van geweld en dwang dat de wet hun toekent, zouden zij daartoe kunnen gebruiken. Maar ook in dit arrangement is de overheid ter maximalisering van de gezamenlijke welvaart afhankelijk van de medewerking van de burgers. Daarom en omdat de overheid voor haar voortbestaan periodiek afhankelijk is van de kiezersgunst, mag men ook en juist in liberale democratieën verwachten dat de overheid zich in haar machtsuitoefening over de burgers matigt. Het welwillende sociale klimaat dat daarvan het gevolg is, neemt echter niet weg dat ook in liberale democratieën de wijze waarop de overheid het gedrag van de burgers controleert, psychologisch kan worden gekarakteriseerd als aversief.
5. Met de term ‘aversieve controle’ wordt bedoeld, dat men gedrag van anderen probeert te vormen door aan ongewenst gedrag straffen te verbinden, het aldus onderdrukkend. Deze werkwijze onderscheidt zich van wat ik voor het gemak ‘affirmatieve controle’ noem: het vormen van andermans gedrag door aan gewenst gedrag beloningen te verbinden, het aldus uitlokkend. Zowel straffen als belonen kosten degene die controleert iets. Het is zelfs niet onmogelijk dat het straffen van ongewenst gedrag kostbaarder is dan het belonen van gewenst gedrag.Ga naar eind9) Op het eerste gezicht lijkt gedragscontrole door middel van beloningen de voorkeur te hebben, omdat althans aan de ontvangende zijde de opbrengst positief is. Om op die wijze gewenst gedrag gaande te houden, moet men echter blijvend en met een zekere regelmaat belonen. Bij gedragscontrole door middel van straffen, is telkens opnieuw straffen meestal niet nodig, omdat de angst voor de straf het ongewenste gedrag lange tijd blijft onderdrukken. In de woorden van Broadbent: ‘Punishment is (...) an attractive technique for producing a certain kind of behaviour when one cannot be sure of being personally present to keep the behaviour going. This may be why the technique appeals so much to people who want to keep human behaviour within social bounds (...)’Ga naar eind10) Aversieve controle van gedrag heeft echter ‘unfortunate by-products. (...) The aversive stimuli which are needed generate emotions, including predispositions to escape and retaliate,’ merkt Skinner op.Ga naar eind11) Wat precies de gevolgen van gedragscontrole met behulp van straffen zijn, is in de psychologische literatuur nog steeds controversieel.Ga naar eind12) Zeker is (1) dat straf ongewenst gedrag althans tijdelijk kan onderdrukken, (2) dat, als de situatie dat toelaat, straf leidt tot pogingen aan de straffer te ontsnappen, en (3) dat naarmate de straf harder wordt, de neiging groeit zich tegen de bron van aversieve controle te keren in een poging haar te vernietigen. Behalve het gewenste effect, namelijk het onderdrukken van ongewenst gedrag, kan straf derhalve ontsnappingsgedrag en agressie uitlokken. Daar komt bij dat bij straffen gewenning optreedt, hetgeen ertoe leidt dat men steeds strenger moet gaan straffen. Dat stimuleert op zijn beurt ontsnappingspogingen, die | |
[pagina 38]
| |
de straffer met toenemende doeltreffendheid zal proberen af te sluiten. Beide ontwikkelingen laten voor de gestrafte tenslotte nog slechts één uitweg open: agressie tegen de bron van straffende controle. Aversieve controle raakt gemakkelijk verzeild in een zichzelf versterkende cyclus.
6. Nog één gegeven uit de psychologische literatuur wil ik in herinnering roepen alvorens mijn aandacht te richten op de huidige economische crisis. Het gaat om het volgende: leren door middel van straffen werkt doordat de leerling ontdekt dat er een vast verband bestaat tussen het eigen gedrag en de straf. Wat de leerling aldus leert, is de straf vermijden. Wat gebeurt er nu als men een leerling in een situatie brengt waarin straf onvermijdelijk is, wat de leerling ook doet? Maier, Seligman en Solomon waren de eersten die deze vraag opwierpen.Ga naar eind14) Zij plaatsten honden in een kooi, waar zij op gezette tijden een electrische schok kregen terwijl niets in hun gedrag dit kon voorkomen. Nadat dit een tijd geduurd had, werden dezelfde honden in een kooi gezet, waarin zij de schokken wel konden ontlopen door zich bij het horen van een signaal dat aan de schokken voorafging, naar een ander deel van de kooi te verplaatsen. Dat laatste is het klassieke Pavloviaanse conditioneringsexperiment en een doorsnee hond leert normaliter snel de schokken te vermijden. Zo niet de honden die daaraan voorafgaand onvermijdbare schokken hadden moeten ondergaan. Deze beesten bleken niet meer in staat het ontsnappingsgedrag te leren. ‘The dogs seemed to “give up” and passively “accept” the shock.’Ga naar eind15) Dit verschijnsel, dat eruit bestaat dat ‘uncontrollable and unsolvable events (...) seem to impair the organism's ability to cope with subsequent problems,’ is door Seligman ‘learned helplessness’ genoemd.Ga naar eind16) Dat dit gedragssyndroom ook bij mensen voorkomt, toonden Thornton en Jacobs in een ethisch enigszins omstreden experiment aan.Ga naar eind17) Seligman stelt dit mechanisme verantwoordelijk voor de apathie, die bij gevangenen in concentratiekampen werd geobserveerd. Rachlin, tenslotte, beschouwt het als de kern van depressiviteit: ‘(D)epression in humans is like learned helplessness in animals.’Ga naar eind18)
7. De economische depressie wordt geacht eerst en vooral een economisch verschijnsel te zijn. Door een samenloop van omstandigheden is de economie in moeilijkheden geraakt. Mensen hebben daar op twee manieren iets mee te maken: zij hebben door hun gedrag de crisis (mede) veroorzaakt èn zij ondervinden er de onaangename gevolgen van. De crisis zelf is geen sociaal of psychologisch probleem, zij is een gevolg van economische en niet van psychologische wetmatigheden. Zo stelt men de zaak graag voor. Wie zich vervolgens afvraagt wat dan wel de economische kern van de crisis is, komt in moeilijkheden. Was het de inflatie, de plotselinge stijging van de energieprijzen, het tekort op de betalingsbalans, de explosief stijgende rente, of is het het financieringstekort van de overheid? De werkeloosheid is het niet. Die was aanvankelijk een gevolg van de economische moeilijkheden en is thans de prijs die wij voor de oplossing daarvan moeten betalen. Vormen niet alle genoemde zaken tezamen en in onderling verband de economische crisis? Waarom hebben dan de beteugeling van de inflatie, de stabilisering van de olieprijs, het huidige overschot op de betalingsbalans en het teruglopen van de rente geen enkel soelaas gebracht? Waarom verplaatst het probleem zich bij iedere oplossing van een van de economische aspekten? Ik werp de hypothese op, dat de reden daarvan is, dat de crisis niet of althans niet in de eerste plaats een economisch probleem is, maar een sociaal-psychologisch probleem.
8. Om deze hypothese althans enigszins aannemelijk te maken, is een korte historische terugblik wenselijk. De huidige generatie volwassenen is grotendeels opgegroeid na de tweede wereldoorlog. Vanaf een bijna absoluut nulpunt hebben wij onze economische en maatschappelijke organisatie opnieuw moeten opbouwen. Dat is lange tijd verlopen in een atmosfeer van bijna corporatistische saamhorigheid en het werd economisch een ongekend succes. Die saamhorigheid verhinderde inmiddels niet dat sommigen van dit gezamenlijke succes aanzienlijk meer profiteerden dan anderen. Sommigen werden zeer snel rijk en in luttele jaren werden economische imperia opgebouwd, die voorheen generaties gevergd zouden hebben. Hoe kon deze zeer ongelijke verdeling van de in saamhorigheid opgebouwde welvaart zonder gemor verlopen? Het geheim zat hem erin dat het uitgangspunt zo laag was en de groei zo stormachtig, dat de ongelijke verdeling van de opbrengsten vrijwel volledig schuilging achter de algemene euforie over het feit dat het ons allemaal ieder jaar opnieuw beter ging dan het jaar daarvoor. De relatief ongelijke verdeling van de groei werd aan het gezicht onttrokken door de absolute omvang ervan. Wij bouwden de welvaarts- en verzorgingsstaat en daarvan profiteerde iedereen.
De verzorgingsstaat werd in het leven geroepen door de overheid en vervolgens door haar in stand gehouden. Ieder die braaf meewerkte aan de opbouw van onze welvaart, mocht vroeg of laat bij de overheid zijn beloning gaan halen in de vorm | |
[pagina 39]
| |
van een uitkering of subsidie. Geruime tijd zag het ernaar uit dat de overheid niet langer over de burgers heerste met aversieve middelen, maar met premies voor goed gedrag. De constatering dat ‘life for the overwhelming majority of mankind has always been nasty, brutish and short,’Ga naar eind19) moet voor de meesten van de na-oorlogse generatie lange tijd een retorische overdrijving geleken hebben. De overheid waakte over ons als een goede vader en garandeerde ons bij goed gedrag een lang en gelukkig leven. De na-oorlogse generaties hebben tot voor kort nooit een andere situatie gekend.
9. De breuk kwam, lijkt mij, toen de groei van de welvaart een zeker verzadigingspunt bereikte. Niet langer kon de groeiende welvaart verbergen, dat sommigen materieel en immaterieel disproportioneel geprofiteerd hadden. Met looneisen die de produktiviteitsgroei overtroffen, probeerden de werknemers de opgelopen relatieve achterstand alsnog in te halen. Toen dat lukte, probeerde men ook iets te doen aan de ongelijke verdeling van de macht. De snel groeiende roep om medezeggenschap en democratisering leidde eveneens tot spectaculaire successen. Maar de revolutie van '68 en haar nasleep riep ook weerstanden op. Sommigen meenden dat er te veel was weggegeven, dat men bij de herverdeling van inkomen en macht te ver was doorgeschoten. Aan die ontwikkeling heeft de economische crisis maar net op tijd een einde gemaakt. Is het mijn bedoeling te suggereren dat de economische moeilijkheden door leidende kringen in onze samenleving moedwillig in het leven zijn geroepen om een klimaat te scheppen waarin de verstoorde machtsverhoudingen konden worden hersteld? Dat zou, lijkt mij, een al te naïeve voorstelling van zaken zijn. Als men echter ziet, dat voor de steeds verschuivende economische problemen de remedie telkens weer dezelfde is, namelijk herstel van de oude gezagsverhoudingen tussen overheid en burgers, werkgevers en werknemers, mannen en vrouwen, ouders en kinderen, leermeesters en leerlingen, dan is op | |
[pagina 40]
| |
zijn minst de hypothese gerechtvaardigd, dat de economische moeilijkheden gebruikt worden voor het bereiken van een niet-economisch, maatschappelijk doel. Om misverstand te voorkomen spreek ik uitdrukkelijk tegen, dat de opgeworpen hypothese neerkomt op een samenzweringstheorie, die zou inhouden dat sommigen bewust en te kwader trouw hun bedoelingen anders voorstellen dan zij zijn. Voor een gehoor van psychologen lijkt het mij bijna overbodig eraan te herinneren hoe bedreven mensen zijn in het te goeder trouw rationaliseren van hun gedragingen. Als de opgeworpen hypothese niet geheel onjuist is, dan rijst de vraag welk deel van de huidige crisis van boekhoudkundige aard is, een kwestie derhalve van bedrijfsrendementen en financieringstekorten; en welk deel van psychologische aard, d.w.z. een kwestie van een hernieuwde strijd om de macht. De vraag is bovendien of dat laatste aspekt niet belangrijker is dan het eerste.
10. Bij de uitkomst van die machtsstrijd heeft ieder belang. Ieder probeert er daarom op zijn eigen wijze aan deel te nemen. Maar niet ieder is even goed toegerust daarbij zijn invloed te doen gelden. Sinds die strijd ontbrand is, worden maatschappelijke tegenstellingen, waarvan velen dachten dat wij ze lang geleden achter ons hadden gelaten, opnieuw zichtbaar. De politieke principes waarmee wij in het verleden onze maatschappelijke tegenstellingen toedekten - geen verschil tussen aktieven en niet-aktieven, onderwijs voor allen, gelijke rechten voor vrouwen en mannen, en vele andere - worden thans tegengesproken met eenzelfde morele gedrevenheid als waarmee zij indertijd werden afgekondigd. In deze hernieuwde strijd om macht en om voorrang van het eigen belang heeft de overheid een beslissende invloed op de uitkomst. Zij die beter zijn georganiseerd, omdat zij kunnen beschikken over meer tijd, geld, connecties en intelligentie, slagen er in toenemende mate in de strijd in hun voordeel te doen beslissen door de overheid. Voor een groot deel van de relatief onmachtige burgers verandert de zorgende overheid in een apparaat van aversieve controle, een instantie die jaar na jaar nieuwe straffen uitdeelt: minder werk, minder inkomen, minder onderwijs, minder subsidie; meer belasting, hogere premies, grotere onzekerheid en angst. De overheid is weer geworden wat zij eigenlijk altijd al was: een instantie die met straf en strafdreiging over de burger heerst. In hun eigen belang, ongetwijfeld, maar niettemin.
11. In een situatie van toenemende aversieve overheidscontrole, mag men verwachten, dat de psychologisch voorspelbare gevolgen van controle door straffen in toenemende mate zichtbaar worden. Waar voortgaand zich schikken steeds pijnlijker wordt, neemt de kans op ontsnappingsgedrag en agressief verzet tegen de controlerende instantie toe. Ontsnappingsgedrag uit zich in belastingontduiking, zwart werken, kapitaalvlucht, allerlei vormen van ruilhandel buiten het officiële economische circuit en, een relatief nieuw verschijnsel, regelrechte onwil om aan financiële verplichtingen te voldoen. Die conclusie is weinig verrassend, maar wellicht loont het de moeite hieraan toe te voegen, dat verscherping van de controle om deze vormen van ontsnappingsgedrag af te snijden, het probleem alleen maar zal vergroten. Men probeert aldus immers een gevolg te bestrijden door zijn oorzaak te versterken. Eveneens mag men een toename van het verzet tegen de overheid en daarmee geïdentificeerde instanties verwachten. Protestbewegingen, niet alleen gericht tegen het sociaal-economische beleid van de overheid, maar tegen de overheid als zodanig, zullen aan kracht winnen. De arbeidsonrust zal toenemen. Akties van burgerlijke ongehoorzaamheid zullen harder worden. Maar ook velerlei vormen van vandalisme kunnen naar mijn oordeel gezien worden als uitingen van weerwraak van burgers tegen een toenemende overheidsdwang. Tenslotte zal ook het uit protest stemmen op politieke groeperingen die met de rechtsstaat op gespannen voet leven, toenemen. Dit laatste verschijnsel zou wel eens een zeer doeltreffende vorm van weerwraak kunnen zijn, omdat het er op betrekkelijk korte termijn toe zou kunnen leiden dat in dit land geen parlementaire meerderheidscoalitie meer te vormen zal zijn. Opnieuw is mijn voorspelling weinig verrassend. Sommigen zullen menen dat de geschiedenis van de jaren dertig zich gewoon herhaalt. Ik voeg daarom toe, dat het wellicht een doel dient te weten waarom de geschiedenis zich herhaalt. Wellicht is het tevens van belang dat wij ons realiseren, dat de ontwikkeling niet bezworen kan worden met een moreel-bevlogen roep om een verandering van mentaliteit. De geschiedenis zal zich blijven herhalen iedere keer als de omstandigheden zodanig zijn, dat het beschreven psychologische mechanisme noodlottig wordt uitgelokt.
12. Ik wil tenslotte nog een voorspelling doen, die minder voor de hand ligt. Voor de grote en steeds groeiende groep van niet-aktieven in de samenleving begint de situatie te lijken op die van de honden in het eerder beschreven experiment, die op gezette tijden werden bestraft en die straf, wat zij ook deden, niet konden vermijden. U zult zich herinneren dat die honden een pathologisch gedragspatroon ontwikkelden dat ‘learned helplessness’ werd genoemd. Zij | |
[pagina 41]
| |
werden lusteloos en passief tijdens het experiment en bleken na afloop, wanneer gedrag en zijn gevolgen weer een systematisch verband gingen vertonen, niet meer bij machte de nieuwe samenhangen te leren. Iets dergelijks doet zich wellicht ook voor bij de niet-aktieven. Zij worden, telkens opnieuw, getroffen door een veelheid van bestraffende maatregelen, die zij, wat zij ook doen, niet kunnen ontlopen. Mijn voorspelling is dat zij, zolang dit duurt, de symptomen van ‘learned helplessness’ zullen ontwikkelen: lusteloosheid en depressiviteit. Men mag verwachten dat psychologische problemen, psychosomatische syndromen, drankzucht, gezinsproblemen en zelfdoding zullen toenemen. De eerste berichten daarover beginnen in de media te verschijnen.Ga naar eind20) Het zijn de symptomen van ‘learned helplessness’. Als ik daarin gelijk heb, dan staat ons nog iets anders te wachten, namelijk een voortzetting van deze symptomen ook wanneer de economie weer opleeft. Dan zullen velen van hen, die thans hulpeloosheid leren, niet meer in staat blijken opnieuw te leren zichzelf te helpen. Dan zou, met andere woorden, kunnen blijken dat wij een belangrijk deel van ons arbeidspotentieel blijvend invalide hebben gemaakt.Ga naar eind13) | |
[pagina 42]
| |
|