Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)(1983)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Bergen Belsen Jan Blokker 1. Vannacht ben ik gevlucht uit Bergen Belsen. De woorden staan er, maar het beeld was anders: de dichter spreekt niet meer, hij droomt. Motieven vallen uiteen tot broodkruim in zijn handen. Ik zocht een jekker, bescherming tegen de hitte in de ovens. Er waren geen vale barakken in het kamp, zoals je ze kent van de plaatjes. Door lange, helder gewassen gangen liep je. Misschien hadden de nazi's het eigenlijk zo bedoeld. 2. Er leidt een trap vanuit de kloostergang van Bergen Belsen (mijn eigen Scala Santa), daarlangs ben ik gevlucht, vannacht. De trap leidt naar beneden naar het plein, het eindpunt van de tram. Ik spreek met een gendarme over Bertold Brecht en Nietzsche. Wie is die man? Ik zie hem voor mij lopen; zijn haar is niet van mij. Het plein ligt laag. Statig daalt hij: hij vlucht geduldig. Ik ben mijn eigen boze oog. [pagina 29] [p. 29] 3. Ken je dit plein, zie je, we waren hier eerder samen. Ik zit op een bankje, naast me in de zon sta jij. Nooit zal hier iets anders zijn; de tijd eist weinig woorden, en een gedicht is een idylle, vooralsnog. Nu leunt er een man tegen een taxi; hij draagt een zwembroek, koortsig spreekt hij tegen een gendarme. En we rennen gedrieën weg van het plein, de ondergrondse van Berlijn in; voortaan eist een nieuwe tijd te doden. 4. Ik leef in een archiefopname: drommen mensen, blozende, trotse koppen, summier gezien bij Georg Grosz. Daar komen ze aan, onherroepelijk: twee mannen lopen over een perron, Hess en Hitler; ik zeg, ‘Die film heb ik al eens gezien.’ Hoe ver ligt het verleden? de foto's, de verhalen, het propagandamateriaal, de jeugd van mijn ouders tot leven gekomen. Ik kan niet zien (ken ik die man?), ik weet dat zijn gezicht betrekt. [pagina 30] [p. 30] 5. Welke Germaanse God heeft mij - misschien maar even - verward met Ernst Mandel? Ik lijk in niets op hem! De Führer echter, ziet de overeenkomst. (Zijn wil is het gerecht.) Nu zie ik in, ik zal iets moeten doen aan mijn gezicht. Heeft Hitler ooit een Vlaamse socialist gezien? Nog nauwelijks kind toen hij in München revolteerde, waarvan zij beiden, Hitler direct, Ernst pas veel later, leerden: niet altijd komt er macht uit de loop van een geweer. 6. Altijd was jij er: Le Bec-Hellouin, Fontaine-Guérard, Rouen St. Maclou, maar alleen was ik op het perron van Berlijn. Ik kende niet de vrouw die bij me was. (Men zei, Sarah Bernhardt, maar dat kon haast niet waar zijn.) Zo vele vrouwen had ik begeerd, ik danste, ik zong, ik maakte me mooier voor hen; en ik zou liegen wanneer ik je zei dat ik ook even aan jou had gedacht. Pas tegen de morgen (de Kinkerbuurten verdwenen in de schemer van Berlijn) voelde ik mijn hand over de dekens. En altijd ben jij daar. Vorige Volgende