|
| |
| | | |
Twee maal twee vrouwen
Hugo Battus
Ik kan me niet herinneren ooit iets aardigs over Harry Mulisch geschreven te hebben. Dat is niet mijn taak in het leven. Als Mulisch een slecht boek over Cuba schrijft, of een mislukte roman die De Verteller heet, dan ben ik er als een haantje bij om mijn afkeuring van de daakjes te kraaien. Schrijft hij daarentegen meesterwerken als De compositie van de wereld of De aanslag, dan blijf ik stil.
In de herfst van 1975 verscheen Twee vrouwen. In diezelfde herfst begon ook Hollands Diep te verschijnen. De redacteur daarvan vertelde me trots dat hij voor het tweede nummer een gesprek had gepland tussen Mulisch en Donner. In het eerste nummer besprak ik een uitzonderlijk onzinnig boek van Donner over Mulisch. Met genoegen kraakte ik het af. Op de avond dat ik dat artikel voor Hollands Diep ging tikken kreeg ik van een vriendin de drukproef van Mulisch' nieuwe roman Twee vrouwen.
Als u een boek leest, dan leest u rustig van begin naar eind. Tweehonderd pagina's, dat betekent: enkele uren lezen. Als een recensent dat boek leest zal hij het gedeeltelijk herlezen, dingen opzoeken, nadenken, dat betekent: enkele dagen lezen in dat boek. Maar als een columnist, en dat was ik in die dagen, een boek leest, dan duurt dat nooit langer dan één uur. Een columnist is verplicht om de vreselijkste televisieprogramma's te zien en de verschrikkelijkste romans te lezen, teneinde op de hoogte te blijven van wat zijn lezers zoal zien en lezen. Ook al zou ik nooit over Twee vrouwen schrijven, zoals ik tot gisteren dacht, ik moest dat boek lezen om op de hoogte te zijn, en over de recensies te kunnen oordelen. Is de columnist daarmee oppervlakkig? Integendeel, hij moet alle oppervlakken, van alle groepen en subculturen, kennen.
Lees nooit een boek in drukproefvorm. Je hebt de neiging het als niet àf te beschouwen. Je voelt drang om correcties aan te brengen. En het is meestal niet eens een echte drukproef, maar eenvoudig de oningebonden vorm van het boek waardoor recensenten de kopers een paar weken vóór kunnen zijn.
Ik las Mulisch' Twee vrouwen in minder dan een uur. Mijn oordeel was: dat wordt een succes, nieuw onderwerp, zogenaamd van een vrouw uit geschreven, of zogenaamd ‘zogenaamd’, weer teveel literaire en andere culturele allusies van het autodidactische type, goed voor een film. De roman was goed genoeg om er over te zwijgen. De film zag ik niet.
Aan de universiteit van Minnesota, zo heeft het lot beschikt, geef ik college over Nederlandse romans. Alsof je sterrenkunde doet op een planeet waar altijd wolken hangen. Van deze vijftigduizend Amerikaanse studenten leest er niet één Nederlands. We zijn dus aangewezen op vertalingen. De enige auteur van wie veel vertaald is, en van wie het werk tot in buurtbibliotheken te vinden valt, maar in wie ik geen zin had, is Couperus. Dus lezen we de Brass Garden (mijn titel voor The Garden where the Brass Band Played), The Dark Room of Damocles, Lament for Agnes, A Rose of Flesh, The Willo' the Wisp (weet u welke Antwerpse novelle zo heet in het Engels? Ik vind het het beste verhaal ooit in de Nederlandse taal opgeschreven. De studenten vinden het saai.) Van Mulisch was alleen Two Women te krijgen. Het leek mij niet zo'n typisch Nederlands boek als andere Mulischiana, de film had hier gedraaid in een Nederlands filmfestival, het boek was niet te dik, dus ik besloot om Two Women op de leeslijst te zetten. Ook op de mijne, want ik wist dat ik het niet had gelezen, althans er minder dan één uur aan had besteed, minder tijd dan aan het lezen van de recensies. Ik had geen Nederlands exemplaar, en ging dus de Engelse vertaling lezen. Ik vond het een prachtboek.
| | | |
De studenten ook. Ze begrepen totaal niets van de culturele hoogstandjes, maar werden er niet door geïrriteerd. (In alle Nederlandse boeken die ik met ze lees komen zulke handige afkortingen voor als ‘Orfeus’, ‘Odyssee’ of ‘Oidipoes’, en die moet je allemaal uitvoerig gaan verklaren.) Er ontging de studenten een effect, dat ik me nog van mijn eerste vluchtige lezing herinnerde, en dat Mulisch er ongetwijfeld expres en grijnzend in had gelegd. Als het boek was verschenen als een roman van H. Hoenderbos, dan was dat effect er niet geweest. Voor mijn studenten is de naam H. Mulisch net zo onbekend als de naam H. Hoenderbos. Nederlandse lezers daarentegen zullen in het begin van de roman aannemen dat de ik van het verhaal zo al niet Mulisch zelf, dan toch in ieder geval een man is.
Dat een mannelijk auteur een boek schrijft waarin de ik een vrouw is, dat is niets bijzonders. Maar Mulisch laat ons geen ogenblik vergeten dat de echte ik die het boek schrijft een man is, hij zelf. De ik woont in het huis van Mulisch. Wij weten dat Mulisch een toneelstuk over Oidipoes schreef, dat in de termen viel om door mij als columnist besproken te worden. De auteur Mulisch komt ook zelf goed herkenbaar in het boek voor, bruinverbrand in zijn sportauto op de thuisreis uit Lingueglietta, waar hij, zoals onderaan de laatste bladzij blijkt, Twee Women heeft geschreven.
Wij denken niet, zoals de Amerikaanse studenten: hier beschrijft een vrouw wat zij meemaakte, maar: hier laat Harry Mulisch ons zien hoe hij denkt dat een vrouw het zou beschrijven, en laat hij ons tegelijk geen moment vergeten dat het niemand anders dan Harry Mulisch is die schrijft.
Ik schaamde me niet Twee vrouwen niet echt gelezen te hebben. Ik had toch nooit beweerd Mulisch zijn hele oeuvre te kennen? Maar ik schaamde mij wel toen ik, bij het doorkruipen van de kast Nederlandse boeken in de vier miljoen banden tellende universiteitsbibliotheek, ontdekte een roman van Simon Vestdijk niet gelezen te hebben. Want ik had wèl beweerd het hele oeuvre van Vestdijk te kennen. Ja, ik had zelfs mijn voornemen gepubliceerd om vanaf 1983 dat hele oeuvre te gaan herlezen en bespreken, elk deel vijftig jaar na verschijning, en net doend alsof de volgende delen er nog niet waren.
Dan was ik pas in het jaar 2016 aan De onmogelijke moord toegekomen. Ik ben daar wel een keer in begonnen, meen het ook bezeten te hebben, bezit het misschien nog wel, en ik zou gezworen hebben dat ik het gelezen had. Dat was dan meineed geweest. Ik kan het onmogelijk eerder hebben gelezen, want anders zou ik bij het lezen van Twee vrouwen, zelfs op de columnistenmanier, direct ‘hee!’ geroepen
moeten hebben. De overeenkomsten tussen de twee boeken zijn opzienbarend. Elk boek apart geeft informatie over Vestdijk en over Mulisch, maar de twee boeken samen geven veel meer informatie, hetgeen ik nu wil uiteenzetten.
Ik beweer op geen enkele manier dat Mulisch plagiaat op Vestdijk gepleegd zou hebben. Ik ben overtuigd dat Mulisch, toen hij in het voorjaar van 1975 in Lingueglietta Twee vrouwen schreef, onmogelijk het boek gelezen kan hebben dat Vestdijk in november 1964 in Doorn had geschreven. Het is jammer dat ik er niet bij kan zijn als hij dat boek nu nog gaat lezen.
De onmogelijke moord, maar dat is geen excuus voor mijn schandalige nalatigheid, hoort tot de twee of drie slechtste romans van Simon Vestdijk. Ik heb er nog nooit iets over gelezen. Wel wordt er soms uit geciteerd (zoals in het laatste nummer van de Vestdijkkroniek), omdat er een schrijver in voorkomt die wijsheden over het schrijven van romans debiteert. Er valt gewoon weinig goeds over De onmogelijke moord te zeggen, en Vestdijk geeft dat zelf in het slothoofdstuk ook toe.
Het wordt tijd om te vertellen wat die twee boeken dan wel gemeen hebben.
Simon Vestdijk beschrijft in zijn boek hoe een jong, niet al te sympathiek, meisje sterft nadat zij een felle, onberedeneerbare liefde over zich heen heeft gekregen van een oudere (niet in absolute zin, maar ouder dan dat meisje) dame, die in sociaal en intellectueel opzicht ver boven haar staat, en die duidelijk de goedkeuring van de schrijver wegdraagt. Simen Mestdijk maakt nooit duidelijk waarom Laura van Lorken, zo heet de oudere vrouw, zo'n passie heeft opgevat voor Sylvia Bos, zo heet het jonge meisje bij Semen Meltdijk.
De auteur Samen Meltsijk komt ook zelf, nauwelijks vermomd, in de roman voor. Hij spreekt op pedagogische toon Laura van Lorken toe, en de lezer begrijpt dat Samen de echte auteur is van het boek dat hij aan het lezen is. Hamen Meltsijh kan het niet laten om de lezer een knipoog te geven, en te laten denken: die dekselse Hamen Meltsijh schrijft toch maar knap vanuit het gezichtspunt van deze wat een- | | | | zame, wat aristocratische, wat zielige, wat intellectuele Laura van Lorken. Haren Meltsch geeft aan het jonge meisje, dat 's boeks einde niet mag beleven, een armelijk milieu mee met enigszins achterlijke ouders. Zelf heeft Sylvia Bos ook weinig verstand. Maar ze oefent, behalve op Laura van Lorken, kennelijk ook aantrekkingskracht uit op mannen, in dit geval op de man Jacob Boeken, die haar zwanger maakt, en haar dood veroorzaakt. Jacob Boeken wordt duidelijk gehaat door de auteur Harey Melisch. Of Jacob Boeken nu de waard is van het hotel waar de schrijver verblijft, of de criticus van het toneelstuk dat de schrijver schreef, Harey Melisch gebruikt zijn roman om met hem af te rekenen. De manier waarop Harry Mulisch Sylvia Bos laat sterven is trouwens even onbegrijpelijk als de passie die Laura van Lorken voor haar opvat.
(Een van mijn studenten zei op een vraag over Sylvia's dood: ‘Zij moet sterven omdat u ons toch hebt geleerd dat in elke Nederlandse roman het jonge meisje dood moet gaan’).
De parallellen tussen de beide boeken zijn nog verder uit te diepen. Maar die zijn tussen twee boeken altijd wel te vinden. En dan zou je om eerlijk te zijn ook de verschillen tussen de beide boeken moeten aangeven. Veel interessanter dan de evenwijdigheid tussen beide verhaaltjes is de verrassende eensgezindheid waarmee beide schrijvers het probleem oplossen hoe een manlijk auteur een roman over vrouwenliefde moet schrijven (Vestdijk deed dat natuurlijk veel overtuigender in Een Alpenroman). Beiden laten zogenaamd ‘zogenaamd’ het verhaal schrijven door de oudere vrouw. Mulisch laat haar zelfs de hele roman schrijven, maar de lezer (als hij tenminste een Nederlandse lezer uit de tweede helft van de twintigste eeuw is) vergeet geen ogenblik dat het in werkelijkheid Mulisch is, tot in de van Mulisch bekende persoonlijke opvattingen over de tijdrekening toe. Fysiek is het trouwens onmogelijk dat de dodelijk vermoeide Laura van Lorken deze roman schrijft in de paar uur dat ze in haar gehuurde kamer in Avignon is. Vestdijk krijgt van Laura van Lorken een brief mee die hij 's avonds in bed leest, en de volgende dag terugstuurt. De brief is in onvervalst Vestdijkiaans-ademend proza geschreven. Fysiek is het weer onmogelijk dat de ik-persoon deze brief, na hem één keer gelezen te hebben, integraal uit zijn hoofd kan opschrijven.
De onmogelijke moord op twee vrouwen gaat helemaal niet over twee vrouwen. Hij gaat over twee mannen: Simon Vestdijk en Harry Mulisch. Mannen die een roman over vrouwen willen schrijven, maar zich tegelijk willen indekken tegen het verwijt dat ze dat niet kunnen.
Nogmaals: het lijkt me onmogelijk dat Mulisch De onmogelijke moord kent. Dat twee auteurs, die een generatie verschillen, voor eenzelfde probleem eenzelfde oplossing kozen, moet iets zeggen over een bij manlijke romanschrijvers uit deze eeuwhelft bestaand complex van vooroordelen: Bij een liefde tussen twee vrouwen moet de een ver boven de ander staan; de nederigste moet dood nadat ze zwanger is gemaakt door een onsympathieke man; de hogere vrouw verdient het meeste medelijden en mag ‘ik’ spelen.
Als Vestdijk een roman schrijft vanuit het standpunt van een heteroseksuele vrouw (zoals juffrouw Lot), en als Mulisch een verhaal schrijft vanuit het standpunt van een jongere broer van zichzelf (zoals Anton Steenwijk), dan doen ze gewoon wat het vak van ze verlangt, zonder er zichzelf als schrijver tussen te schuiven. De lezer weet wel dat hij eigenlijk de woorden van Vestdijk of Mulisch leest, maar hij kan dat vergeten, zoals hij in een film kan vergeten dat hij eigenlijk de acteur Alec Guinness een rol ziet spelen. In deze vrouwenroman blijft de schrijver echter hinderlijk tussen de decors uit kijken. Bij Mulisch is dat niet ongebruikelijk, en in het Slingelanddrieluik komt ook een schrijver voor, maar dat heeft daar zin, terwijl het in Twee vrouwen en De onmogelijke moord het boek verpest.
Van De onmogelijke moord bestaat geen vertaling in het Engels zodat ik mijn studenten het bovenstaande niet kon vertellen. Ik vond het opmerkelijk, en schreef het daarom voor u op.
|
|
|