Hollands Maandblad. Jaargang 1981 (398-409)
(1981)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Omdat het dat wasEen raadselachtig slot is het, bereikbaar soms, maar
vrijwel op de eerste blik verpulvert in mijn droom
het tuf, en wervelt van de tinnen stof, such stuff.
Het valt op onkruid en het voedt, het slapen levert zelf
wat nodig is om alles te begroeien als een tempelstad.
Het waait op hoopjes, vult elk gat, een onbemachtigd
sprookjesslot: de transen glanzen in de maan, en overwoekerd
kalft het af, stof wordt het, omdat het dat was.
| |
Niet wat er staatWie zou verklaren dat zoiets bestaat, tot in
finesses uitgewerkt, en eeuwen her, de veste
waar je binnenschrijdt, Duino, door jou ontworpen?
De dorpen in de omtrek moesten wel gebrandschat,
want pachters stonden landerijen kwaadschiks af.
Ze dienden, daarvan niet bewust, een hoger doel.
Niet wat er staat zie ik ontzet als ik ontwaak.
Niets is er, de ruit dampt van de mist der tijden.
| |
Hierom is hetEen rimpelloze slaap kaatst als een spiegelglad en
onbetreedbaar oppervlak, zoals een vijver doet, een
onbewoond kasteel, zo onbewoond, dat ik compassie voel.
Ik stoel verdenkingen op niets. Hoe zou dit Duino zijn?
Ik droom. Voor wat ik nooit bewoond heb voel ik niets.
De wending die ik wens geef ik: en hierom is het dat,
in overvloedig licht, een feestelijk gedruis weerklinkt,
waarin ik lachend binnenga, omdat ik het verzonnen heb.
| |
[pagina 29]
| |
Zwarte kunst
Verkeren doen in tegendeel,
de kunst van eigen meesterproef.
De steen die de wijzen traceerden
hervond ik, ik trok met de vingertop
veinzend een kei na. Ik liefkoos
uit koolzwarte tijden de ronding
en monkel.
-
Wat pact met de kollen, wat heksen:
uit Macbeth de meest malafide
zijn doetjes, ik meesmuil om meisjespraktijken.
Zij zijn nog te min voor
mijn ogen.
-
Een prachtige doezel, Doornroosje,
voorspel ik, ik deed aan je wieg geen
concessie: jij prikt je. Ik tover
straks lover en schik mij kolerig
in honderd.
-
Bedreven in grondig bedriegen,
ik ben het, met Fingerspitz trek ik
om valse verblijven. Ik slaag in
het omgaan met niets, in de foef van
Potemkin.
-
Ik kies bij het kiezen positie,
omcirkel mijn object omzichtig,
sla gade. Vernaggel steeds eender
een ander, kalkeer van haar borsten
geen Goya.
| |
[pagina 30-31]
| |
|