Eens over Keynes, niet over Samuelson
J. Pen
De Roos en ik zijn het over enkele dingen eens en over enkele dingen niet.
1) De economie is een pluriform vak, waarbinnen veel richtingen bestaan. Daarover bestaat geen meningsverschil. En ook niet over de wenselijkheid dat er nog een paar bij komen.
2) Een van die bestaande richtingen is de Keynesiaanse. De Roos en ik beschouwen dat als een onmisbaar onderdeel. Natuurlijk rijst de vraag welke precieze uitleg aan de Keynesiaanse theorie moet worden gegeven, en daarover zou best nog eens een meningsverschil tussen ons beiden kunnen opduiken. Wie zijn de echte erfgenamen van Keynes? Daarover hebben we het nog nauwelijks gehad.
3) Een andere richting is de neo-klassieke. De Roos zegt dat deze domineert. Ik weet dat nog zo net niet. Het hangt van het onderwerp af. De neo-klassieke theorie domineert waarschijnlijk niet als het over groei gaat, zeker niet als het over de publieke sector gaat, niet als het over inflatie gaat. Wat de werkloosheid betreft staan neo-klassieken en neo-Keynesianen tegenover elkaar, wie domineert valt moeilijk te zeggen. De neo-klassieke theorie domineert wel als het gaat over allocatie en over inkomensverdeling. Op die twee terreinen hebben de concurrerende scholen weinig of niets tot stand gebracht. Een Keynesiaanse verdelingstheorie bestaat niet, noch ook een Keynesiaanse allocatietheorie. Hierover kunnen we lang discussiëren; of we het eens worden is de vraag.
4) De institutionele richting heeft uitstekende plannen - ‘to substitute a systems economics for the narrow market economics’ zegt Gruchy - maar er komt zo weinig van. Ofwel men blijft steken in beschrijving, ofwel men beweert dingen die gewoon niet waar zijn (Galbraith, die een tijdlang uitriep dat de markt in de V.S. geheel was afgeschaft en verdwenen) ofwel men komt met sterk normatieve verhalen, zoals Kapp, over de slechtigheid van het kapitalisme, maar dat is meestal preken, geen analyse, ofwel er duiken brokjes onsamenhangende theorie op, geen systeem. Ook Gunnar Myrdal, die meeslepend over economische geschiedenis schrijft, en over Azië, en over de hele wereld, is eerder een economisch historicus dan een echte theoreticus, al vormt hij misschien de enige hoopgevende ster aan de institutionele hemel. Ik weet niet of De Roos het met deze diagnose eens is, maar zoveel is zeker: wij wensen allebei de institutionalisten veel succes toe.
5) Niet eens zijn wij het over de synthese tussen neo-klassieke en Keynesiaanse theorie, zoals voorgestaan door Samuelson en vele anderen. Ik beschouw deze synthese als zeer wenselijk. Het is trouwens de ‘mainstream’ van de economie. Ik krijg het gevoel dat De Roos deze synthese niet lust, en van vele Post-Keynesianen weet ik het wel zeker. ‘Bastaard-Keynesianen’, zegt Davidson, en dat klinkt niet vriendelijk, vooral voor wie het Engelse spraakgebruik kent. Iemand een bastaard noemen is het voorlaatste stadium voor vuistslagen. Joan Robinson, grootmoeder van het nieuwe denken, heeft dat stadium al lang bereikt, verbaal dan. Haar karakteristiek van de neo-klassieke theorie luidt: ‘a swindle and a dangerous one’.
6) Het echte meningsverschil zit dus bij de waardering van het neo-klassieke denken. Dat is, in sommige varianten, inderdaad heel abstract en ver weg van de gewone wereld - dat ben ik met De Roos eens, maar zulke abstractie moet er óók zijn, vind ik. Met mate beoefend door een kleine groep van geleerden - wat is daar tegen? Een deel van de neo-klassieke theorie is eigenlijk wiskunde, en wat is er tegen wiskunde? Maar er bestaan ook minder wiskundige varianten. Dan komt klassiek denken neer op grote aandacht voor de vraag, hoe mensen reageren op prijsprikkels. Mensen wegen af: baten tegen kosten. Ze substitueren het ene consumptiegoed voor het andere als de prijzen hen daartoe aanzetten, en ze substitueren, als ze ondernemer zijn, het ene produktiemiddel voor het andere. Die substitutie, geleid door prijsprikkels, maakt dat er systeem in de allocatie zit. Prijzen vormen signalen, van de schaarste. Het bestuderen van dat systeem, dat is het neo-klassieke researchprogramma. De Roos geeft toe dat dit in het verleden misschien wel eens iets interessants heeft opgeleverd, maar hij geeft ook te kennen dat dit nu, in de jaren tachtig, niet meer op gaat. Ik zie niet in waarom, Tenzij de jaren tachtig zo chaotisch worden, dat van enige