Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||
De Staat en de Olympische Spelen
| |||||||||||||||||||||||||
Is de staatsbemoeienis gerechtvaardigd?Van 776 voor Chr. tot 394 voor Chr. werden de Panhelleense spelen ter ere van Zeus om de vier jaar gehouden te Olympia, totdat keizer Theodosius I de spelen verbood. In 1896 na Chr. werden de Olympische Spelen weer voor de eerste maal gehouden te Athene. Er waren 285 deelnemers uit 13 landen. Thans nemen ongeveer honderd landen telkens deel met een veelvoud van deelnemers. Het ideaal van de oprichter van de moderne Olympische Spelen, Pierre de Coubertin (1896), was een belangeloze sportverbroedering van rassen en sociale klassen. Steeds vaker hebben de staten en staatsoverheden dit ideaal bedreigd door de Spelen te misbruiken met propaganda voor eigen staat, ideologie en politiek. In het vervolg van mijn betoog wil ik onderscheiden de begrippen: mensen, land, volk, staat en natie. Het gaat tenslotte om de mensen, die in een land wonen, die we nu en dan als volk aanspreken en die voor bepaalde aspecten georganiseerd worden in een staat. Een volk woont in een land. Als de staat de mensen toespreekt, noemen we een volk een natie. Met de boycot van de Olympische Spelen door tenminste 19 landen in 1980Ga naar voetnoot* is zonneklaar vastgesteld dat politiek en sport alles met elkaar te maken hebben. Of hij wil of niet, de sportmens heeft politieke verhoudingen om zich heen, zoals een vis het water om zich heen heeft. De sportmensen en de Olympische Comité's zijn door staatshoofden, staatsoverheden, regeringen en bondgenoten van Westerse staten op de zwaarst mogelijke manier onder druk gezet. Zwaarder kon het niet, als we doodschieten, bedreigen en corruptie uitsluiten. Sportlieden gaan veel beter met elkaar om dan staten en staatsoverheden. Het is dan ook onverstandig als sportlieden hun onderlinge omgang, verstandhouding en contact afhankelijk stellen van de (slechte) verstandhouding van staten of staatsoverheden. Staatsoverheden zijn bepaald niet vaardig in de vrede. Erger: ze kunnen het niet. Hun eigen prestige of hun eigen verkiezing belemmert de staatsmachthebbers om vrede-vaardig te zijn. Zij houden zich niet aan regels. Ze kunnen niet tegen hun verlies. Ze kunnen, als hun macht en prestige in het geding zijn, hun gewelddadigheid niet beheersen. Sportlieden kunnen dat wel. Zij houden zich in het algemeen aan de regels. Zij kunnen in het algemeen tegen hun verlies. Hun superioriteit is meestal niet afhankelijk van hun gewelddadigheid. Zij kunnen hun gewelddadigheid meestal beheersen. Wie de Olympische Spelen boycot omdat een staat of staatsoverheid immoreel of gewelddadig gedrag tentoonspreidt, omdat een staat mensenrechten schendt, politieke gevangenen heeft of martelt, bepaalde groepen op grond van ras, religie of nationaliteit discrimineert, agressie pleegt jegens andere landen, wie om deze ernstige redenen de Olympische Spelen boycot, kan de Olympische Spelen afschaffen en schaft wanneer hij integer is, de Olympische Spelen af. Wellicht zijn er nog een paar kleine staten op de wereld waarvan met wat goede wil en tolerantie gezegd kan worden dat zij geen mensenrechten schenden (of bijna niet), geen gevangenen martelen (of bijna niet), geen groepen op grond van ras, religie, of nationaliteit discrimineren (of bijna niet) en die hun gewelddadigheid tegenover buurlanden en eigen burgers beheersen of tamelijk wel beheersen. Misschien behoren landen als Noorwegen, Zweden, Denemarken, Nederland, België, Luxemburg en Griekenland een beetje tot die staten. Maar wie | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||
de lijst van staten ziet, die bij Amnesty International genoteerd staan wegens systematische martelingen - 42 staten - of andere schendingen van mensenrechten - dat zijn vrijwel alle staten - wie daarbij voegt de staten die gewelddadig andere landen overheersen of hun bevolking, die weet dat het - naar die internationale maatstaven - met de Olympische Spelen is afgelopen. Er is geen enkele legitimiteit voor een staatsoverheid om de Spelen te willen boycotten wegens gewelddadigheid, als die staat zelf gewelddadig heerst in andere staten. Er is geen enkele legitimiteit voor het staatshoofd Carter van Amerika om de Olympische Spelen in Moskou te willen boycotten wegens de agressie van Rusland in Afghanistan, zolang de agressie van de Verenigde Staten van Amerika in El Salvador en Nicaragua duurt en zolang de herinnering bestaat aan de smerigste oorlog uit de geschiedenis van Amerika in Vietnam. Bij zo'n staat van dienst van eigen land is het een grove aanmatiging om sportmensen en de Nationale Olympische Comité's met alle staatsmiddelen en staatspropaganda waarover de staatsvoorlichtingsdiensten beschikken, met alle beroep op solidariteit van andere staten, onder druk te zetten om in 1980 niet aan de Spelen deel te nemen. Het advies van de president van Amerika en de daarbij uitgeoefende politieke druk om de Olympische Spelen niet door te laten gaan lijken weinig betrouwbaar. Dat advies heeft enkele nare bijsmaken die door de grove agressie van Rusland in Afghanistan niet worden weggewerkt. De bijsmaak van olie in het Midden-Oosten. De bijsmaak van de eigen herverkiezing als president waarvoor zelfs de risico's van escalatie en oorlog worden genomen. De verkiezingsmachine is wellicht niet rechtstreeks aangesloten op de oorlogsmachine, maar er zijn wel enkele verbindingsradertjes en transformatoren die de ene machine op de andere feitelijk aansluiten. De boycot van de Olympische Spelen behoort tot de confrontatiepolitiek en dat is zo'n radertje. Voor de Amerikaanse kiezers spreekt confrontatie tegenover Rusland meer aan dan dialoog. Toch is confrontatie een voorbereiding op oorlog, dialoog op vrede. Hadden we dus al vastgesteld dat elk staatshoofd, of het nu Brezjney is of Carter, per definitie onbetrouwbaar is in adviezen over elkaars boycot, bovendien zou het wel eens kunnen zijn dat het advies van Carter in feite slecht is, omdat het helpt de oorlog voor te bereiden. Het is de vraag of Europa de vreedzame samenwerking die moeizaam was opgebouwd nu, op advies van Amerika, moet afbreken. Het is ook de vraag of Moskou zo'n boycot niet heel anders interpreteert dan West-Europeanen bedoelen. En West-Europeanen bedoelen in ieder geval iets anders dan Amerika. Een driehoeksmisverstand in handen van atoombezitters is geen vrolijk vooruitzicht. Dit temeer omdat zij knapper in atomen zijn dan in de psychologie van elkaar. De tekentalen van Amerika, West-Europa en Rusland zijn zeer verschillend. Men zou mogen verwachten dat de staatshoofden zich gingen verdiepen in elkaars taal. Daarin zitten meer communicatiemogelijkheden dan in wapens. Zij verzorgen echter hun communicatie meer dan voorheen in wapens en in wapen-taal. Het vervelende is, dat ministers, parlementariërs en mensen die in staatkundige termen denken, het advies van Carter uit solidariteit overnemen. Ook als zij het er niet mee eens zijn. We zijn dan al beland in de soldatensolidariteit van de oorlog, waarin niet het argument en het motief, maar het bevel van de meerdere de koers bepaalt. Dat op zichzelf maakt deze solidariteit voor de sportmens ondeugdelijk. | |||||||||||||||||||||||||
Zijn de regeringsadviezen wettig?We zagen dat de legitimiteit of gerechtvaardigdheid van het advies van regeringen om de Olympische Spelen te boycotten ontbreekt. Maar ook de legaliteit of wettigheid van zulke adviezen is erg zwak. Artikel 24 van het Olympic Charter stelt onder de titel ‘Autonomy’: ‘National Olympic Committees must be autonomous and must resist all pressures of any kind whatsoever, whether of a political, religious or economic nature’. Artikel 4 van de Statuten van het Nederlands Olympisch Comité plaatst zich onder de regels van de Rules, By-laws en het Olympic Charter. Het stelt zich ‘bij de uitvoering van zijn taken volstrekt onafhankelijk op en het weerstaat daarbij druk en beïnvloeding van politieke, religieuze en/of commerciële zijde.’ Uit Artikel 24 van het Olympic Charter is duidelijk wat de NOC's van de verschillende landen hebben te doen met de adviezen van de staatshoofden van die landen: weerstaan. Politieke druk weerstaan. Carter, Schmidt en... Van Agt weerstaan. Het staatkundig netwerk weerstaan en onafhankelijk daarvan bepalen of er redenen zijn niet deel te nemen aan de Spelen. In feite vormen Artikel 24 van het Olympic Charter en Artikel 4 van de Statuten een verbod van politieke druk, maar omdat de adressaten van het Olympic Charter de Nationale Olympische Comité's zijn, is het artikel geschreven in de vorm van een gebod tot weerstaan van politieke druk. Door het bestaan van deze regel in het Olympic Charter blijft het een ernstige aanmatiging van de staatshoofden en regeringen om zoveel druk uit te oefenen op de Nationale Olympische Comité's. Het is in ieder geval een daad die tegen de Olympische regels ingaat. Men mag van staatshoofden en regeringen verwachten dat zij de regels van de Olympische | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||
Spelen eerbiedigen, temeer daar zij jaar in jaar uit aan de Spelen hebben deelgenomen door zoveel mogelijk in de glans en eer, behaald door sportmensen van het land dat zij beheren, te willen delen. In elk geval hebben staten de regels van het Olympic Charter nooit ter discussie gesteld, zodat zij niet - nu het in hun politieke kraam te pas komt - deze zonder blikken of blozen met schaamteloze druk mogen overtreden. | |||||||||||||||||||||||||
Statelijke bemoeizuchtAanmatiging lijkt een eigenschap van staatsoverheden te zijn, als we zien de ongerechtvaardigde druk op de N.O.S. om de film De dood van een prinses niet uit te zenden. De staatsoverheid gaf daarbij de onbetrouwbare informatie dat economische maatregelen zouden volgen. Deze zijn niet gevolgd. Ik ben het met Jan Hein Donner eens als hij (in NRC Handelsblad van 27 mei 1980) stelt: ‘Dat de Tweede Kamer zich aanmatigt een oordeel uit te spreken over de Olympische Spelen is voor een sportman niet minder absurd dan het voor een katholiek zou zijn als de Tweede Kamer zou besluiten dat de bisschoppen niet meer naar Rome mogen gaan, bijvoorbeeld omdat de paus zich nu niet aan de mensenrechten houdt’. Het feit dat vele N.O.C.'s toch besloten hebben naar Moskou te gaan ‘moet beschouwd worden als een overwinning van de sport op het oorlogje spelen’. Het verbod van politieke druk (of het gebod tot weerstaan ervan) in artikel 24 van het Olympic Charter wordt nog duidelijker als we onderscheid maken tussen (sport) mensen, landen, volkeren, staten en naties. Anders dan het uiterlijk vertoon en de parade demonstreren, zijn de Spelen competities tussen mensen en niet tussen landen, nog minder tussen staten. Of zoals artikel 46 van het Olympic Charter het uitdrukt: ‘The Olympic Games are not contests between nations and no scoring by countries is recognized. A roll of honour of the names of the first six competitors in each event shall be compiled and delivered to the I.O.C.’ Dus geen scoring van landencijfers, maar namen van personen. Het glinsterend gedoe bij de parades dat staten zo belust maakt om te delen in de eer van de mensen van het land waarover de overheden van dit staat regeren, berust op ‘een naambord met de naam van het land dat die delegatie vertegenwoordigt’ en de vlag die de delegatie vergezelt. ‘Each delegation dressed in its official uniform must be preceded by a name-board bearing the name of the country which it represents and must be accompanied by its flag’. Men zou uit deze protocollaire regel bijna concluderen dat het naambord het land vertegenwoordigt bij de parade, maar met wat goede wil is dat de delegatie. Deze delegatie van sportmensen vertegenwoordigt het land, niet de staat, ook niet via de staat maar via het N.O.C. Er kan geen twijfel aan bestaan dat de staat niets met de Spelen te maken heeft. De staat kan geld verschaffen in de vorm van subsidie aan het Nationaal Olympisch Comité of vrije dagen aan de deelnemers die ambtenaar zijn, omdat de staat de organisatievorm is voor verdeling van gemeenschapsgelden en werkgever is van ambtenaren. Maar daarmee is haar rol uitgespeeld. Het is dan ook volstrekt onwettig, wanneer de minister-president van Agt en staatssecretaris Wallis de Vries verklaren geen subsidie voor de komende Olympische Spelen te verlenen om reden dat de sportmensen het statelijk advies hebben weerstaan. Even onwettig is het dat de regering aan deelnemende ambtenaren om die reden geen vrijaf geeft. De staatsoverheid heeft geen presentjes of gunsten te verlenen aan gehoorzame burgers, maar moet gemeenschapsgelden verdelen en een goed werkgever zijn. | |||||||||||||||||||||||||
Statelijke vervuilingEr is echter een werkelijkheid ontstaan die de staat in de Olympische Spelen een positie heeft gegeven welke die Spelen zelf tot een politieke (statelijke) gebeurtenis maakt. De sportmensen werden ‘ambassadeurs’ genoemd. Ambassadeurs zijn boodschappers van de staat. Dat echter mogen sportmensen niet zijn, als zij naar de Olympische Spelen gaan. Zij gaan er heen voor een belangeloze sportbeoefening en de verbroedering van rassen, landen en sociale klassen, aldus het Olympic Charter conform het Olympische ideaal. Maar in een langzaam proces werden de Spelen door statelijke eerzucht en prestige opgeslokt. Speciale stadions werden gebouwd, exporthallen, eretekens van statelijke prestigezucht, die de staten zichzelf op de borst speldden. Prestigieuze zelfbevlekking, eerzuchtige inteelt. Natuurlijk doet Rusland dat ook dit jaar. Het is echter onzin dat nu plotseling aan Rusland te verwijten. Alles wat de staten zeiden was onzin, want hun adviezen waren ongerechtvaardigd, onwettig en onbetrouwbaar. Daarna was de lucht door die statelijke bemoeizucht zodanig vervuild dat de ook voor sportmensen belangrijke discussie over kwesties als mensenrechten volledig verziekt was voordat de verantwoordelijke burger zelf kon gaan denken. Er was door de politieke inmenging een situatie ontstaan als ten aanzien van abortus: zodanig verpolitiekt dat over de belangrijke vragen van mensenrechten, vrouwenrechten, kinderrechten, leven en dood niet meer in vrijheid en onbevangen kon worden gesproken. De staten nemen de burger door zulke acties als bij de Olympische Spelen plaats vonden de vrije discussie af. Dictatoriale nei- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||
gingen dus, in strijd met de democratie. Wanneer ik nu als sportman zou moeten beslissen: naar de Olympische Spelen in Moskou gaan of niet, dan zou ik het niet weten, maar ik zou wel mijn democratische dwarsigheid tegen de statelijke bemoeizucht óók in de weegschaal leggen. In deze zin kunnen wij, onafhankelijk van de inhoudelijke betekenis van een boycot, iets meer vertrouwen hebben in de besluiten van de N.O.C.'s die in strijd met de druk van hun regeringen handelden - er gáán naar Moskou: 85 landen - dan in de besluiten van N.O.C.'s die overeenkomstig het advies van hun regering handelden - in 19 landen - (ofschoon ook dit besluit van zo'n N.O.C. integer en onafhankelijk genomen kàn zijn). In de vergelijking met de politieke vervuiling van het vraagstuk der abortus-wetgeving: een vrouw kan, los van alle politieke dictaten van links en rechts, om háár moverende redenen tegen of voor abortus zijn, maar het is haar door het politieke debat wel knap moeilijk gemaakt om haar besluit vrij en zelfstandig te nemen en te motiveren. De politieke omgeving van haar keuze is vervuild. De voorzitter van de Nederlandse Olympische Commissie kan zeer goed, onafhankelijk van de politieke dictaten van Carter, Schmidt, Van Agt en Wallis de Vries, vóór een boycot gekozen hebben - en dat verdient dan ons respect -, maar het is hem moeilijk zo niet vrijwel onmogelijk gemaakt om de politieke druk te weerstaan. | |||||||||||||||||||||||||
ConclusieWij concluderen:
|
|