| |
| |
| |
Betrekking
Kees Ouwens
Overbekende geluiden, die hem vreemd in een roes brachten van welkend, overspannen bewustzijn, waarin de duisternis op de zolder die aan drie zijden het lage vertrek omringde, inbegrepen de zoldering boven hem die het gezin tot vliering diende, roerloos en zwart optrad. Daar was het stoere gebinte in de kamer na een hoogte van vijftig centimeter boven de vloer, gedeelte van de dakconstructie dat naast de dakkapel uit het bescheiden slaapvertrek een hoek ten overvloede wegsneed, die niemand miste en die slechts bij het opmaken van het bed de bewegingsvrijheid belemmerde, en dat aan de korte onderkant tot op de vloer beschoten was met een plaat triplex, verticaal, waarachter een gesloten, driehoekige ruimte met een kwadratisch grondvlak school onder de pannen, en welk beschot in de rechter bovenhoek naast de betimmering onder de vensterbank in de dakkapel een beschadiging vertoonde, een bruuske verwijdering van hout die de lagen van het triplex terrasgewijs en grillig bloot gaf, en waarachter zich het zwart vertoonde.
Zo was ook het kleine blanke vertrek een uitsnede, achter zijn rug en aan zijn linkerzijde en deels boven hem uit de duisternis van de zolder, en tegenover hem en voor het overige deel boven hem, naar voren toe onder het zinken plat, en aan zijn rechter zijde, uit het zoldervertrek der buren, uit het pralend licht van de middag, de volheid en openbaarheid der wereld, uitgezonderd het buurvertrek. Maar als in zijn kamer de witheid heerste, gleed zijn verwantschap naar buiten weg, over de wijk heen waarin hij woonde, naar het zuiden en zuidwesten, de ruimten achter Zinzendorf.
Ook deze eerste dag van zijn vakantie en de daarop volgende twee weken waren een uitsnede in de gedwongen ordening van het zevende volle jaar van zijn betrekking op de Orderafdeling van een genotmiddelenfirma in de naburige provinciestad, in welke baan zijn tekort aan kundigheid, scholing en werkkracht hem verhinderden zijn positie te verbeteren om zo zijn toekomst te openen; de bezigheden uit de begintijd van zijn aanstelling bleven onveranderd zijn taak, die hij half dromend, half wakend verrichtte, een staat waarin men hem allengs, omdat hij tenslotte toch accuraat en op tempo werkte, niet, althans niet langer in ongunstige zin de aandacht trok en ook geen eisen stelde aan loopbaan of beloning, met rust liet; men schikte zich coulant in het onmogelijke zolang het de firma geen schade berokkende en het zich, zo nodig, schuldbewust liet elimineren; de onderneming, welvarend genoeg, rekende hem zijn zwakke animo voor de administratie van de verlangens harer cliëntèle vooreerst niet meer zo aan als in de aanvang van zijn dienstverband: hij mocht haar dynamiek dan niet vergroten, remde die vooralsnog ook niet af; zij hoefde bovendien geenszins te vrezen dat hij zich na de zomervakanties door nieuwkomend, jeugdig personeel, dat zijn loopbaan begon met dezelfde of andere, naar zwaarte vergelijkbare taken, en dat vaak al spoedig grotere en meer complexe verantwoordelijkheid op zich nam, erom vroeg of bij gebleken geschiktheid kreeg opgelegd, overvleugeld en vernederd voelde en het liet afweten.
Het eerste jaar, zojuist van school, na een laatste, veertiendaagse, met zijn ouders in een woning aan zee doorgebrachte zomervakantie, had hij zich ontroostbaar en misplaatst gevoeld, maar tegelijk ook geënerveerd door het verkeer met het laag of ongeschoold vrouwelijk kantoorpersoneel, bij welk hij zich inspande, door optreden en nauwlettende lichaamsverzorging, in de smaak te vallen, en in de omgang waarmee hij zijn onjuistheid jegens de sexe, die van zo nabij en in zo groten getale, en in zo steedse presentatie, een nieuw verschijnsel voor hem was, tegenover de poses en oogopslag stelde van zijn idool uit de wereld der jonge muziek.
In de ruime, bruinleren schooltas die nu tot niets meer diende en enkel nog zijn lunchpakket herbergde, vervoerde hij dagelijks in het diepste geheim, behalve de etenswaar die zijn moeder, nog ongekapt en in peignoir gekleed, in alle vroegte voor hem bereidde en inpakte, een houten, stugge haarborstel voor hoofdhuidmassage in het geval van roos, en een bus talkpoeder waarvan het roze, galante aanzien verstorven was, waarvan de inhoud slechts zwak geurde en die hij thuis uit de badkamer had weggenomen, waar het artikel sinds jaren ongebruikt op het glazen schap onder de spiegel stond, en daarna niet vermist werd, naar kan-
| |
| |
toor. Dan, als geen ander een reden had er, net als hij, op voet van intimiteit te verblijven, noch er op doorgang was het gebouw uit of in, maakte hij zich tussen zijn werkzaamheden een ogenblik vrij en trok hij zich terug in de garderobe die, als een voorhof, aansloot op de was- en toiletruimte, opende er zijn tas zonder deze van het rek boven de kapstok af te nemen en griste bijvoorbeeld de borstel eruit, bevochtigde dit gerei boven een der wastafels in de belendende lokaliteit der plee's en streek, bevreesd zich te spiegelen, zijn haar rondom glad, opdat het tegen zijn hoofd geplakt lag en nergens sprong. Intussen luisterde hij angstvallig of zich door de ruime, hard-naakte hal, waarin rond de glazen, vierkante liftschacht zich de betonnen trap langs de verdiepingen omhoog wond, over de leistenen vloer soms haastige stappen, die altijd belust klonken, naar het toilet repten, weergalmend of gedempt, hetzij vrouwelijke, hooggehakte, hetzij mannelijke, beide naar dezelfde deur koersend, waarachter de dames- en heren- | |
| |
toiletten, met elk als voorportaal hun garderobe, aan elkaar annex waren langs een korte gang in een besloten sector van het kantoorgebouw. Ook de naastgelegen vrouwenruimte moest stil zijn, volkomen stil, wanneer hij kwam evengoed als wanneer hij zich reeds verzorgde, want wel hadden natuurlijk de plee's deuren, evenals er de toegang vanuit het trappenhuis tot deze kleine afdeling van een voorzien was, maar van de gang naar de garderobes en van deze naar de was- en toiletruimten was de doorgang vrij, zodat een vrouw, op haar weg terug van of naar ‘achteren’ die langs het mannenlokaal voerde, hem ongehinderd zien kon.
Wanneer hij de spanning langer verdroeg, borg hij gejaagd de borstel, op welks bovenzijde en zijkanten, op welks gehele handgreep, het fletse vernis craqueleerde en schilferde, die muf en vaak scherp, wellicht naar schimmels geurde en die, gespreid over het platte ondervlak van het bleke hout, en tussen de dichte inplant verweven, met een donkere, met witte huidschilfers vermengde haarlaag bedekt was, in de tas weg, nam de bus talkpoeder eruit, schroefde de dop eraf, klemde de sluiting met de duim tegen zijn handpalm, drukte zijn ring-, middel en wijsvinger tegen de strooigaatjes, keerde de bus om, bewoog hem enkele malen stram maar krachtig op en neer, trad uit de garderobe gehaast voor de dichtstbijzijnde wastafel en, in kaarsrechte houding, waarin zijn lengte hem belette zich in de ogen te zien, waardoor zich slechts, vanaf de knik in zijn neusbeen, de benedenhelft van zijn gezicht weerspiegelde, bracht hij de bespikkeld bepoederde vingertoppen vlug maar behoedzaam naar zijn gelaat omhoog, waar hij het orgaan, aan de hoedanigheid waarvan hij leed en dat, naarmate de dag vorderde en mede onder de druk van de benauwde atmosfeer in de gevulde kantoorruimte, zich des te feller, glanzend en rood als een alarm, te prononceren scheen, blankette, naar hij hoopte onopvallend maar afdoende.
En toch... die nijpende betrokkenheid bij de aanblik van zijn lichaam, een omknelling waarin zich, terwijl hij dit ook besefte, zijn angst en liefde voor de waardering der sexe onverbloemd uitdrukten, en die zijn oor wijd opende voor de aanmerkingen die zijn voorkomen uitlokte, vooral die welke zijn glaat betroffen ... toch sloot juist die interesse hem op in een innerlijkheid die slechts aan de banale smaak voldeed, daarom haast imaginair was, terwijl zij anderzijds zijn zintuig voor het oordeel der buitenwereld scherpte tot in het ondraaglijke, zodat de openbaarheid, indien de kille aankleding der toiletruimte haar belichaamde, hem aanvrat tijdens zijn zelfbewustzijn dat, hoewel ingesnoerd, in die beperking zijn volle macht behield en daardoor in hem drukte als een last.
En dit zelfbewustzijn, geperst in een keurslijf van weke bekommernis, zonder de baleinen van verdienste, was zijn gedroomde uitzonderlijkheid, zijn wil, zuiver natuur, enkele het volúme van zijn karakter; het gulpte over de rand heen van het eigen vat, zijn groteske beperktheid, zijn grootse geringheid - overspoelde, op straffe dat hij werd gevonnist, heel de inrichting van de was- en toiletruimte om deze in te lijven bij een innerlijkheid, die anders uit hem wegging, naar niets, ja, naar de rechtspersoon verstoffelijkt rond hem. Maar de glanzende aankleding verzette zich, zij was het kantoor, ook de afdeling, bovenal nog de firma die hem werk verschafte en tolereerde, genadiglijk, allereerst voorwaardelijk.
De sanitaire voorzieningen transformeerden de overmaat van zijn verzorging in een besef van hen zelf, emanatie van zijn bewustzijn, en hun ziel was die van de firma die hen bekostigd en doen installeren had, en die hem hierdoor bezig zag; zo werd hij zich gewaar met het oog van de dingen. In het glanzend sanitair bezag en veroordeelde hem de arbeid van allen, die hij bestal in hun aangezicht, hun tijd, de duur, tot zijn fysieke instandhouding welwillend ook aan hem onttrokken; de firma verbruikte zijn bestaan, terwijl toch zijn existentie door zijn lichaam aanhield, zodat hij enkel dit, zodat hij niets was. Hij snoerde heel zijn personage in tot het uiterlijk vertoon van zijn vormen, de enige door wie hij betekende, het enige dat hij wèl was, maar deze eenzijdigheid liet andere energieën van zijn geest, door de firma opgebrand, hem door de routine teruggeschonken, zonder verder emplooi; onthield hij hun de daad uit de wereld, dan vraten zij aan hem zelf. En niet alleen ontvreemdde hij zijn bestaan aan de veelheid, maar hij beloog haar ook, wanneer hij zich in het geheim blankette. Zo bestookte hem zijn eigen bewustzijn. Hoedanigheid van lichaam matte hem af. Voortdurende terugkeer van hetzelfde leegde hem. Hij scheen zich een herhaald gebaar, slechts door repetitie beklijfde hij. Niet alleen vleide hij de blikken die hem op de afdeling zagen, maar bezocht hij zogenaamd de plee, dan was het zakelijk en nuttig sanitair niets dan een ironie, de toegeeflijkheid van een firma, waarachter overweldigend oprees, dat wat hij niet omvatte, en wat hem onbewogen langs zich heen liet gaan, tot ook dit eindigde.
Hij moest zich echter voor zijn lichaam inzetten omdat dit van hem was.
Hij kon met recht zeggen zich uiteindelijk goed te hebben aangepast aan de eisen die eenvoudige arbeid hem stelde; hij aarzelde echter zich over dit feit te zullen verheugen of het te moeten betreuren. Wanneer hij eerlijk was bleek hem de geringste oprechtheid onmogelijk, minder omdat hij er van nature toe neigde zijn wensen te verhullen dan om zijn gevoelens, die
| |
| |
| |
Wim Brands
De trein
Zwalkend beweegt de man zich door
woorden uitschreeuwend die ogenschijnlijk
geen enkele samenhang hebben
Alleen de voorbijganger is in staat
zijn beduchtheid vreesden, te ontzien. Zijn aanpassing slaagde met name onder de noemer van een der belangrijkste bestanddelen van zijn kantoortaak. Dan ging hij 's morgens na aankomst, zonder bezoek aan zijn afdeling, die gelijkvloers lag, naast de hal, en op dat uur nog onbemand en op slot was, vanuit de garderobe direkt naar de tweede verdieping van het gebouw, samen met, als het toeval dit wilde, maar meestal na Hans, zijn collega, even jeugdig als hij. Zij begonnen om acht uur, een half uur voor het overig kantoorpersoneel; en ook de meisjes, wier medewerking voor een vlotte afhandeling van hun werkzaamheden onontbeerlijk was, en enkele dames en heren van het aangrenzende Hollerithsysteem, dat hun lokaal, ten behoeve van noodzakelijk voorwerk, tot sub-afdeling had en dat hun produktie verwerkte, begonnen op dit tijdstip. Hij verliet de lift, stak een portaal over dat links naar toiletten voerde en rechts naar de aparte vertrekken voor de meer exclusieve, voornamelijk aan het oog onttrokken functionarissen, ging door de rechter helft van een vleugeldeur en kwam in een gang die de verdieping in het midden over de gehele lengte doorsneed; hij snelde naar de desbetreffende sectie, voor zijn deeltaak - men wachtte hem - langs de buitenwanden van gesepareerde kantoorruimten die, van uiteenlopend oppervlak, maar alle gelijk beglaasd, elk op de gang, de meeste ook op elkaar, uitkwamen. Zo overzag men het gehele complex der etage door wanden, waarvan het glas rustte op slechts een laag, houten kozijn, en welk glas tot het plafond reikte. Hij moest links zijn. Eerst kwam het archief, dat tengevolge van de bekasting als enige ruimte van buitenaf voor de blik ontoegankelijk bleef, dan een vrijwel leeg lokaal, waarin zich, behalve een lange houten tafel, die in de nieuwbouw misstond, een monding van de buizenpost en, aan het raam, twee stalen bureaus bevonden; dan kwam zijn ruimte. Soms was Hans er al; dat gebeurde vaak zelfs. Hij bestormde de trappen en wekte een hijgen
bij zich op, niet slechts om zich voor Hans te verontschuldigen, maar meer in het bijzonder voor de cheffin ter plaatse, de juffrouw De Lange, die over haar bril opkeek, slaperig door gezichtsbelijning maar aan de klok gehoorzaam; zij was van ongewisse burgerlijke staat, hij kende haar ring niet, maar wel bezag zij bij verlate aankomst kwijnend of zijn geval tenslotte toch als onverbeterlijk moest gelden, of dat hij het nog verdiende dat zij opnieuw geduld met hem oefende en over zijn toekomst waakte, ja, zij leed zichtbaar onder het conflict tussen haar loyaliteit aan de firma en de pretenties van haar pedagogiek.
Een royale, open rechthoek, gevormd uit aaneengesloten houten kaartenbakken op stahoogte, in alfabetische volgorde gevuld met de ponskaarten van het afnemersbestand der firma, bezette haast het gehele vloeroppervlak van hun langwerpig lokaal. Dan zag hij het kort geknipte, dicht aaneenliggende blonde haar van Hans' achterhoofd boven de rechthoek uitsteken in welke zijn collega al tijdig aan de tafel zat, terwijl de meisjes met roze-rode order- | |
| |
formulieren naast zich of in de hand waaraan niet zelden een genopte, rubber vingerhoed in de kleur van het papier, over de bakken hingen, niet zonder afkeer, bij grote drukte geassisteerd door de juffrouw De Lange, die zich met opeengeknepen lippen van haar verantwoordelijkheid kweet en een voorbeeld stelde. Niemand was er nog, behalve het personeel in hun lokaal, en dat op de aangrenzende Hollerith, waar de ponstypistes gesoigneerd en in afwachting achter hun machines troonden en een facturist zich klaar hield. Ja, Hans' hoofd was niet slechts nijver over zijn werk gebogen, maar ook zijn kapsel accordeerde volmaakt met zijn taakopvatting, zijn tred was krachtig en zijn houding fier. En ook zijn karakter was goed en open. Zijn gezichtshuid was altijd donkerroze en glom sterk, ook vroeg in de ochtend, en zijn helblauwe ogen, omringd door de blonde wimpers stonden groot en verwonderd en immer waakzaam en levendig - ofschoon toch iets star? Of wat doods? Behoefde zijn gelaat het om ook ganselijk te worden geblanket? Was het verkild? Zijn handen immers, van dezelfde kleur als het gezicht, waren koud en klam, zodat Armand het vermeed hen aan te raken en elk aanbod van eetbare waar afsloeg, vaak zelfs als dit bij de fabricage was voorverpakt en het lijfsvocht niet raakte. In de rechthoek van kaartenbakken was een doorgang tegenover de deur naar de Hollerith, want deze aansluiting was logisch en bevorderde een snelle overdracht van de behandelde bestelformulieren, met bijgevoegd de ponskaarten, aan de wachtende
typistes achter de glazen scheidingswand. En niet slechts zij werkten onnavolgbaar snel, maar ook Hans, die flink voor zich zelf opkwam, geruggesteund door zijn accuratesse en vlugge geest, die Armand in de schaduw stelde.
Deze nam 's ochtends in Zinzendorf de bus, zo mogelijk dicht bij huis aan een der haltes in de wijk of anders aan de Straatweg waar een groot aantal diensten uit de forenzendorpen passeerden en ook de buslijn, die in het oude dorpsdeel van de Straatweg afsloeg, na een lus door de wijk, zij het een rechthoekige vorm, exact van lijn, weer voorbijkwam. Aan het stationsplein in de provinciestad haalde hij uit een der diepe stallingen aldaar zijn fiets en spoedde zich, de aktentas in balans dwars op het stuur naar de noordwestzijde van de stad, zette zijn rijwiel in de fietsenkelder onder de hoogbouw en kwam, direkt uit de garderobe, waar hem de tijd ontbrak tot rust te komen en zich te verzorgen, om pas vijf over acht op de tweede verdieping aan. In Kuilenburg, aan het kleine, hoog op de spoordijk gelegen station stapte Hans op de trein, ook in alle vroegte, maar meer correct en mechanisch, voorzien van zijn schooltas met brood; hij gebruikte in de provinciestad lokaal vervoer naar kantoor, waar hij stipt op tijd arriveerde, op de cadans van zijn sterke, toch lenige tred, de schooltas van de gebogen linker arm losweg weggekanteld tegen zijn linker zijde, terwijl zijn vrije hand informeel in de zak van zijn regenjas stak, zijn solide, juchtleren schoeisel naar buiten op de bestrating neerkwam en zijn hakken eenzijdig sleet. Hij glom nu reeds, terwijl zijn hoofd loodrecht uit de trotse rug oprees en zich als een ei op de hals plantte, en als werktuiglijk om zijn as bewoog, het oog starverwonderd. Hij zette zich in de rechthoek van kaartenbakken aan een der aaneengeschoven houten tafels en verwerkte onverwijld de stapel met de bijpassende ponskaarten belegde orderformulieren, die hij onderling op naam en adres vergeleek, bij gebleken incorrespondentie achter zich op de kaartenbak teruglegde, maar anders vlug en foutloos van de, aan hem en zijn collega bekende, gegunde kortingen voorzag. Deze percentages wisselden naar gelang van de bestelde hoeveelheid, werden door de
ponstypistes tezamen met de overige gegevens vingervlug gecodeerd en daarna door de factureermachines met ijzeren regelmaat ontraadseld en geboekstaafd. De eerste fase van dit proces heette conditioneren. Ook hij, Armand, deed dit. Hij kende het begrip tevens uit de psychologie en wist hoe dit hetgeen was dat hem in de loop van zeven jaar overkwam. Zo paste hij zich aan en sleet het onvoorziene. Ook sleur was vrijheid. Hij herinnerde zich nog zijn hijgen uit de begintijd, als het geluid van zijn gedwongen puntschoeisel op het zeil van de corridor al op een afstand door de glazen wand heen de aandacht trok van de aanwezige meisjes, die zijn gestalte geringschatten en, verveeld en slaperig hangend over de kaartenbakken, hun werk slechts onderbraken om getuige te zijn van de gemoedsbewegingen op het gelaat van hun juffrouw De Lange.
Dit was nu alles. Als hij een oog sloot zag hij met het andere de roodheid van zijn neus, de ene keer een tint, diep van gloed, neigend naar paars, en dan glansloos, een andere maal was het orgaan van kleur weer lichter, bedekt met zweet of talk, welke van de twee, het bleef hem zonder smaakproef onbekend, maar wat het ook was, het brak het licht, liet het loom tot het rood toe en schonk zijn neus, vanuit het open loensend oog bezien, een zachtroze glinstering, die aan bleekheid grensde, hem een wel natuurlijke, gezonde huidskleur toescheen, een teint die hem verloste. Hij nam hierna verhit naast Hans plaats en deed zijn deel van het werk, maar dit kon niet anders dan in de schaduw van Hans' lichaam, dat volstrekt in secretie was en volkomen zijn taak opvatte. Hij hoopte vurig dat zijn diverse denken zich zou aaneensluiten en zijn lot verlichten, omdat hij uit een dal kwam en nog geen einder zag.
|
|