| |
| |
| |
Vrienden
Wouter Noordewier
Als ik, al of niet aan de hand van de eigenaresse, de privétuin van iemands innerlijk binnenkom, ga ik verwonderd en woordeloos op in de verborgenheden. Soms gebeurt dit via een correspondentie. Alleen heb ik nu twintig kilo brieven. Zou ik niet van elke correspondent één brief kunnen publiceren, en de rest de stortkoker in? Voor zover ik weet zijn de meesten dood, geëmigreerd of getrouwd (andere achternaam). Figuurlijk gesproken zijn sommige brieven best leesbaar, daar had ik ze bijna toe opgevoed. Ze kregen de geest.
Straks zijn ze dan, in drukletters, ook letterlijk leesbaar. (Kennen wij in het Nederlands dat verschil niet tussen legible (zoals ik niet, met mijn slechte handschrift) en readable (je kunt de letters ontcijferen, maar stijl, ho maar)?).
In grote trekken bestaat ook deze correspondentie weer uit een ritueel. Mijn kant heb ik uiteraard niet, maar mezelf kennende kan ik die invullen.
Correspondentie begint soms met iemand te feliciteren, een kaartje te sturen, of te bedanken (als daar reden toe is).
Zodra ik iemand beter ken, leg ik mijn persoon in mijn brieven. Ik begin me over het leven te beklagen of te verheugen, las er een complimentje of een bedekt verwijt in, kortom, geef er kleur aan.
Binnen zes maanden schrijft een aantal tegen mijn bedoelingen in dat we elkaar meer zouden moeten zíen, maar dat het niet kán. Niet dat ik ergens ver weg het vaderland verdedig, gevangen zit of in een sanatorium lig, en niet best een kopje thee zou kunnen komen drinken, ‘maar jij bent getrouwd, je houdt van je vrouw’.
Ik ben dus zogenaamd luchthartiger dan de ander, die jaloezie voelt opkomen, en die, al zal ze soms haar verstand (proberen te) gebruiken, een zeer enkele keer zelfmoord te berde brengt.
De stijl van de een kan nog wat verschillen van die van de ander. Altijd als ik een vrouw aanschouw, die combinatie van nieuwsgierigheid, verwarring, kwetsbaarheid, nuchterheid, naïviteit en raffinement, wisselen ontroering en amusement elkaar af.
Dus daar gaat hij. En als er helemaal niks publikabels bijzit, geef ik er wel een korte conversatie voor in de plaats.
| |
Oda
‘In het Wilhelminapark besprong een zwarte poedel me. Een meneer zei: “Meisje, dat is héél slecht. Dat mag je niet doen, dat is èrg verkeerd hoor!” Wist ik waarom het verkeerd was - toen pakte hij die hond in zijn nek, maar die beet de mouw van zijn jas stuk, zodat hij mij meenam naar het politiebureau achterop zijn fiets, hij wou dat mijn ouders die mouw betaalden.
Ik hield toen al meer van meisjes. Eerst werd ik verliefd op een meisje met heel kort haar toen ze een gedicht voor de klas oplas, later deed ik àlles om de aandacht van een dame in de bus te trekken, ik volgde haar, ze was arm en woonde in een benedenkamertje. Ik stuurde een zelfgemaakte kerstkaart met ons telefoonnummer. Ze belde en ik mocht langs komen, maar ze had andere vrouwen uitgenodigd, ik kreeg thee en vond het trutten. Ik zong Franse liedjes, dat was mijn pièce de résistance, maar ik wilde alleen maar dat ze me kuste!, en stond zó met mijn wang dicht bij haar, maar ze kuste me niet, ze begreep niet dat ik verliefd op haar was.’
| |
Suzanne
‘Als je in weeshuizen bent opgegroeid, weet je vanaf je eerste herinneringen dat je alleen bent. Ik kon ook nooit ergens met vakantie gaan. Samen met een vriendinnetje bakte ik dan een eitje in dat gebouw.
Ik versier veel vrouwen. Die moeten zo nodig tonen dat ze tot een geweldig orgasme in staat zijn. Eén ging zelfs letterlijk koppeltje duikelen in bed. Van dat opgepepte krijg ik de zenuwen.’
| |
Oudere schrijfster
‘Bij de dood van mijn ouders ben ik op een ordinaire manier verleid door mijn zangleraar. Ik wilde me niet dadelijk gewonnen geven, al had hij als leraar wel overwicht op me, maar toen begon de valsaard, dat ik, met mijn temperament (wat hij natuurlijk uit mijn zangvoordracht had ontdekt) me niet tegen de natuur mocht verzetten: vrouwen waren er zenuwziek door geworden. Toen hij bleef aanhouden begon ik het zelf eigenlijk ook een beetje achterlijk te vinden, dat ik nog nooit wat beleefd had. De
| |
| |
rest begrijp je. Een paar jaar geleden is hij in elkaar gezakt en dood op de W.C. gevonden. De juiste plek voor zo'n schurk, dacht ik.’
Mijn ex-man heeft me weer opgezocht, want: ‘Ik heb veel goed te maken’. Hij had in geen vier jaar een vrouw aangeraakt en was uitgehongerd. Het was dus wèl aan hem besteed, en ik had hem nog nooit eerder zo lief en dankbaar meegemaakt vroeger!
Ik begin te geloven, of liever heb dat al jaren geloofd, dat het huwelijk een belachelijke instelling is of dat maar weinig mensen er geschikt voor zijn.
Bij een desillusie als 20-jarige neem je je liefhebben doodserieus, je denkt aan wanhoopsdaden... en wat blijft er over? Later kom je tot de conclusie, dat je je iemand, voor wie je toen in de dood had willen gaan, nauwelijks meer herinnert.’
| |
‘X’
‘Mag ik jouw kleine, labiele hoertje zijn?’.
Mocht niet. Haar suicide zat er al in; soms ben je net een kapstok waaraan mensen allerlei gevoelens en verwachtingen ophangen.
| |
Hann
Hann wilde trouwen, maar bleef op haar gat zitten in plaats van een jongen te verleiden.
Ik: ‘Kan je nou niet éven je hoofdje tegen z'n schouder leggen en zeggen Dat Je Zo'n Rotopvoeding Hebt Gehad En-Of-Hij-Jou-Alles-Wil-Uitleggen?’
‘Ik wil geen trucjes gebruiken!...’
Dat hoor je de laatste jaren wel meer.
| |
Nuara
Vroeg mij of je met de pen ook sociale wantoestanden kunt koesteren.
| |
Betsy
Ze had het over iemand, ‘die haar handen had weten te warmen.’
‘Of je vertelt alles of niks!’, zei ik.
‘Ach, ik ben net als de Volkshogeschool, vol pretenties. Mijn ervaringen kwamen via mijn man. Alles wat ik nog had waren de kinderen, de radio en de zandbak.’
‘Waarom trouwde je met hem?’
‘Ik dacht uit liefde, maar het zal wel medelijden geweest zijn.’
Even later zei zij: ‘Ik moet mijn ueber-ich wat minder laten spreken en mijn ego durven laten zien’, en overviel mij een gevoel van wanhoop.
| |
Gerrie
‘Het is nu zo stil in huis, zo hol. Gelukkig is mijn zuster er. Ik heb haar jouw brief laten lezen en ze begreep hem beter als ik. Ze zei, dat jij een Indiër was of zo iets dergelijks. Verder dacht ze wel aardig over je. (Lief he).
Van de maand is mijn ex-man overleden, ik papieren invullen en ja hoor! f 800, - p.m. weduwenpensioen, ik heb mijn vriend gevraagd met de kerstdagen naar Parijs te gaan maar nee hoor, hij heeft 2 katten en z'n ouders.’
| |
Madeleine B.
‘Carmina heeft zich uit de derde verdieping gegooid. Om de traditie in ere te houden, want haar grootvader en overgrootvader deden dat met een kleine variatie ook al - men weet niet goed waarom. Een jaar later liep haar man weg met een meisje zonder glans in de ogen en een kont als een mandoline.
Er waren zoveel schulden, ik dacht dat het raadzamer zou zijn een grens te leggen tussen een failliet en mij. Ik werk zonder diploma als verpleegster in Parijs.
Je kan me er opzoeken, maar je moet het van te voren zeggen, dan kan ik een vervangster zoeken, behalve als de zieke sterft. Als ik weg ben mag je er ook altijd komen, zelfs met une belle. Ik zou met een Italiaan hertrouwen; als ik dat doe, zal het zijn om je veel kwaads van het huwelijk te schrijven; 't is een bijna gepensioneerd militair, een commandant van de marine, enfin! een old bean, maar ik meen te ruiken dat hij een legitieme gezelschapsdame wenst. Ik krijg een auto en een mooi huis, maar 't kan me allemaal geen donder schelen; happy zijn is ze allemaal bij elkaar te hebben en aan geen ziekte te lijden. De rest is één grote klucht.’
| |
Moe van Mill
‘Toen de zuster me voorzichtig vertelde, dat ik waarschijnlijk zou sterven en de hele familie, plus zusters, broers, schoonfamilie, enz. allemaal kwamen om afscheid te nemen, er werden voorbereidingen genomen om me te “bedienen”, ik was toen nog Rooms, nu niet meer, maar toen dat alles dan gebeurde, drong het helemaal niet tot me door, ik was zo ellendig naar en ziek, dat ik toen bedacht: als ik dood moet dan liever nou als over een uur, zo ellendig voelde ik me. Na een zware morfine-injectie voelde ik me lekker en zonder pijn en heel vrolijk nam ik afscheid van mijn diep bedroefde familie en kinderen.’
(Daarna ging haar ‘bandrecorder’ aan, tien velletjes, hoe ze vond ‘de smalle maar o zo prachtige weg’, ze eindigde met: ‘en uit uw schrijven voel ik een grote naastenliefde voor anderen, wat prachtig is, heer Noordewier, of
| |
| |
Wouter, ik bid voor U, dat U de Waarheid ontdekt’).
| |
Marijke
‘Er zit een uit elkaar gereten dooie vogel in de vuilnisbak. Iedere keer als ik de deksel open moet doen, word ik bevangen door 'n gevoel van walging. Maar dan jank ik tegelijk.
Mijn dochtertje riep me laatst bij zich, toen ze in bed zat. Ze had haar “pielempje” ontdekt en was blij met die ontdekking. Ik zag de teleurstelling op haar gezichtje, toen we samen 't mijne niet konden vinden. Toen zag ik iets wat er op leek. “Zie je wel”, zei ik, en ze straalde weer. Maar het mijne is al helemaal versleten door al die babies. Ik hoop, dat ik haar kan leren blij te zijn met haar lichaam. De volgende dag deed haar pielempje zeer, ze had er teveel mee gespeeld! Je vroeg hoe mensen op mij overkomen. Dat hangt soms af van het weer. Heel ordinair. Ik voel me wel eens overstromen van genegenheid.’
| |
Ada
‘Liesje is flauwgevallen, m'n vis in de vijver gaat dood, haar hond vreet nu een vogeltje op, z'n botjes kraken in m'n oren. Ik viel zo tegen je uit omdat je er eigenlijk alleen bent uit beleefdheid. ('t Valt me altijd op, dat heel erge dingen in drie woorden gezegd kunnen worden). Als jij schrijft: “Wat voor gevoelens verplichten we ons erop na te houden?”, krijg ik in ieder geval paniekgevoelens.
Ik heb vannacht naar je verlangd. Of mag een vrouw dat niet zeggen? Een echt gevoel van genegenheid duurt bij mij gelukkig veel langer dan seconden. Meen je dat nou?
Wat *** betreft: alweer een wimpel op je vlaggeschip. Als je nu eens een tiende van de charmes die je er voor over hebt een vrouw te veroveren, voor de rest van de mensheid gebruikte.’
| |
Annie
‘Mijn altruïsme in kleine dingen is maar een geraffineerde vorm van egoïsme. Dat knaagt wel, maar die duizenden bezigheidjes die u me verwijt verstikken geen briljante persoonlijkheid! Wat ik u verwijt is dat u in uw geëngageerdheid à fond de anderen betrekt, niet als toeschouwers, maar als medespelers.’
| |
| |
| |
Annelies Konincks
Ze kwam voor iets op mijn werk.
‘Zoals jij ...!!!’
‘Wat?’
‘Ik ben woedend! En ik wàs in zo'n stralend humeur. Zoals jij schrijft. Jij kan wel over mij schrijven. Daarom wil ik je niet meer zien!’
Exit Annelies.
Over háár schrijven? Wát dan in godsnaam?
| |
Janny
(Bij een auto-ongeluk verloor ze haar ouders en zusje. Drie maanden later stierf nog eens haar voogd en woonde ze bij zijn vrouw, die niet van haar hield).
‘Ik kreeg tranen in mijn ogen van uw fijne brief, ik ben zo blij dat er nog iemand is die echt om me geeft. U weet gewoon niet wat het betekent nog iemand te hebben die je kan vertrouwen. Vandaag is mijn oom begraven. Hij leek op mijn vader. Ik ben vanmorgen op het kerkhof flauw gevallen. Ik schaamde me dood, maar ik kon er niets aan doen, ik zag alles van mijn ouders weer voor me en opeens werd alles zwart. Mijn tante vond mij kinderachtig. De mensen zeggen allemaal je moet niet bij het verleden stilstaan, en verder leven. Het gaat niet. Mijn tante denkt, dat ik onverschillig ben, omdat ik nooit wat zeg; maar 's nachts lig ik vaak te huilen. Ik moest thuis veel werken, omdat mijn moeder vanaf mijn zevende jaar in een rolstoel zat, maar juist daarom was ik erg aan haar gehecht. Mijn vader bewonderde ik. Mijn zus was een schat. Ik snap niet waarom die dingen allemaal gebeuren.
Weet u, ik heb al vier jaar een hond. Iedere avond zit hij boven bij mij. Nu wilde mijn tante hem wegdoen. Ik heb haar met veel moeite zover gekregen dat ik hem mag houden. Ze zei alleen dat ik een kinderachtig schepsel was.
Ik heb zo genoten dinsdagavond in het café. Sinds mijn ouders overleden zijn, heb ik niet zo'n fijne avond meer gehad, zo gezellig en gewoon. Ik heb mijn vriendin in Rotterdam geschreven, en die vertelde me, dat ik uit moest kijken omdat je zoveel rare dingen hoort. Ik kan me niet voorstellen dat u dat zult doen.
Ik hoop tot de volgende week.
Hartelijke groeten.’
| |
Melie
(Voor ze me kende was ze getest. De uitslag (I.Q. 99) had haar gepikeerd.
Ze vindt dat ik me ‘galant en ridderlijk’ gedraag (‘Dan gaat er wel wat door me heen!’) en dat ik een warme stem heb door de telefoon (‘Echt waar!’)).
‘Lieve Wouter,
Bedankt voor je ansicht van de zonsondergang. Ik kan me er nog een herinneren aan boord in de Rode Zee. Daarna viel er sneeuw. Familie verwelkomde ons in Rotterdam. De jongste broer van mijn vader heeft mijn handen nog warm gewreven. Ik kan nog slecht tegen de kou. De oude dame waar ik tussen de middag eet, zei: “Ja, dan moet je maar een hemd, vest en kousen dragen. Eigen schuld.”
Ik heb altijd vier dekens. Gelukkig slaap ik goed. De gewone dosis pillen.
Van de week kwam mijn buurman. Hij had een briefje onder de deur geschoven. “Vanavond komt er hoog bezoek”, schreef hij. “De onbekende.” Leuk hè?
Ik kreeg een bos blauwe irissen...!!! 2 zoenen. Hij vond mijn nieuwe droogautomaat geweldig. Aan het eind van de avond, toen alles droog was, zei hij: “Laat eens zien of je was echt droog is.” Ik zei: “Ben je bedonderd, jij mag mijn was niet zien...”
“Ach”, zei hij, “ik ben wel wat gewend.”
Zeg Wout, je moet niet denken dat ik verliefd op mijn buurman ben.
De sfeer op het werk is nu heel naar. Je was al een hele poos bang voor ontslag. 't Werk dat ik voor je deed was leuk. Daarbij was je niet lastig. Ik zal je missen. Want jij hield me staande. Jij hebt gemaakt dat ik 't leven zonniger ging bekijken. Weet één ding: je hebt veel talent en een goed karakter. Verder vind ik je sociaal voelend, hartelijk, spontaan, gezellig, intelligent. Je hebt weinig geduld, maar voor mij was je altijd erg lief. Ik weet ook wel minder goede eigenschappen van je op te noemen. Ik hoop dat je een keer langs komt. Er zullen heel wat vrouwen van je houden. Gisteravond heb ik nog aan je gedacht. Ik dacht: “Wouter komt misschien.” Ik heb sigaartjes voor je gekocht en al vast klaargezet, koeken gekocht, en een lange rok gekocht. Als je op een avond een glaasje bij me komt drinken, doe ik hem aan. Als ik in een winkel een jurk of schoenen koop, denk ik vaak: Zou Wout 't leuk vinden? Of als ik mijn haar anders laat knippen.’
| |
Henny
‘De afgelopen twee feestdagen heb ik familie uitgezeten. Er werd ook even tegengesproken over iemand “die er niet meer bij was”.
“Gelukkig is het nog vrij snel gegaan.”
“Heeft hij eigenlijk veel pijn gehad?”
“Ik had het hem nooit durven vertellen.”
“Hoe oud is zijn zoon eigenlijk?”
“Hij heeft eigenlijk steeds getobt, de laatste jaren.”
Daarna werd er weer gepraat over onbenullige dingen.
Vind je het erg dat ik bij jou moet denken aan
| |
| |
een kind dat zijn of haar speelgoed komt laten zien aan de liefste ooms en tantes? Ik neem je speelgoed ernstig. Kinderen ook.
Jij bent tegenstrijdig en veranderlijk, maar je geeft me grond onder de voeten, schijnzekerheden brengen me zo in verwarring. Daarom ben ik rustig tegenover jou, kan ik nuchter zijn en mijn humeur bewaren. Bekommernissen over nuttig zijn verschrompelen. Al is het nog moeilijk te aanvaarden dat je iets betekent zonder “prestatie”. Bij jou heb ik ook niet het gevoel dat je me wilt veranderen. Mensen die mij raad geven zijn lief bezig, maar zitten op een ander spoor zodat ik me na drie zinnen al geneer.
En bij jou raak ik mijn chronische schuldgevoel kwijt. Mijn Christelijke opvoeding zit zo diep, dat, wanneer ik zie dat jij jezelf hebt gevonden doordat je je hebt overgegeven, mijn Christelijke opvoeding al met uitleg klaar staat: “- Iedereen moet zelf tot God komen. Maar dat kan alleen via de ander -”. Door jou heb ik niet meer een rein geweten als maatstaf.’
| |
Gery
‘Vanavond blijf ik op mijn kamer, de socialisten op de cursus kunnen verrekken. Een paar zeiden vorige week dat ik er goed uitzag. Je raakte me tijdens de wandeling even aan en toen ging er iets door me heen. Mijn moeder zei geen woord, maar ik kreeg een echte vuile blik, “nee!” zei ik, “niet wat je denkt, al heeft dat aan hem gelegen”, en zei zo lief dat ik me er dan geen zorgen over hoefde te maken, dat ik “koud” was.
Je bent stom en lief en gemeen en soms stil en dan voel ik zoveel als je in de stilte naast me zit.
En tegelijk vind ik het zo fijn als je vertelt, dat het zo goed gaat met M. en jou. En jij bent verliefd op je dochter.
Wat ben ik tegenstrijdig. Maar jij ook als je klaagt over “die vrouwen die me maar lastig vallen.”
Wat je financiën betreft, zelfs als W.W.-er lukt het je niet een carrière op te bouwen. Gelukkig zijn lieve gedachtes kosteloos, die kun je nog weggeven.
In een kast vond ik vergeten soeveniertjes, ook dictées, van ene Noordewier, toen was je voor mij de Grote Engelse Leraar. Eén met twintig fouten stuur ik je op, “Best goed”, schreef hij, dan kan je zien wat een vreselijke tactische stimulerende schoft dat was.’
| |
Johanna B.
‘Ik heb een vreselijke nacht achter de rug, een imbeciel jongetje met twee epileptische aanvallen, hij ligt nu nog met open ogen te slapen. 's Nachts lijkt alles zo beangstigend. Ik heb veel gegeten, met volle maag kan ik de dingen beter aan.
Ik heb een hele rij dingen te doen, deze brief, puistjes uitknijpen, breien. Als ik eenmaal gediplomeerd ben, neem ik een paar maanden om een beetje uit te huilen, voor dat laatste heb ik nog steeds geen tijd gehad.
In augustus hoop ik af te zwaaien. Na die tijd hoop ik je te zien, in een café met pluche tafelkleedjes, waar jij zo de pest aan hebt.’
| |
Iris
‘Als ik val, moeten die stenen weg!!!’
Ik deed of ik niets hoorde.
‘Ik heb trááááááánen! Ik heb trááááááánen!’
‘Jij huilt niet echt!’
‘Ik huil wèl echt! Ik vind jou zo'n rotkerel!’
Ik nam haar mee naar de ijssalon. Ze zat op mijn schoot; met ontroering voelde ik het hartje kloppen onder mijn hand.
‘Hoeveel vrienden heb je?’
‘Jou en papa. Papa heeft zo'n kleine oorbel in z'n oor.’
| |
Paquita
‘Op de kostschool, ik was tien, kreeg ik een boek uit de boekenkast van mijn tante in handen uit de tijd van de Republiek, dat ze vergeten waren te verbranden. Alles was anders. Ik zei tegen de nonnetjes dat de Roden helemaal geen beesten en duivels waren, en die hebben me van school gejaagd. De pastoor mocht me, al was ik atheïste geworden. “Ze kijken onder uw preken zo naar u omdat u zo mooi bent”, zei ik. “U gaat met onze mensen om, maar eigenlijk houdt u niet van het communisme. U moet weten dat de Partij in Spanje niets van je individualisme afneemt!”.
(Ze wilde, eenmaal terug in Spanje, “groepjes geëmancipeerde vrouwen” vormen, maar toen ik op m'n les Nederlands voor buitenlanders, op zondagmorgen van 11-12, vroeg waarom zij zo laat was, zei ze: ‘Mijn broer kwam vannacht pas om drie uur thuis. Ik moest warm eten voor hem klaarmaken.’).
| |
Marry
Ik zat rustig in een leeszaal toen ze uitgebreid kwam vertellen hoe ik haar gekwetst had. Ze was zo in me teleurgesteld. Ze voelde niets voor me. Ik was grof geweest.
‘Ik heb je niet aangeraakt!’, zei ik. Maar ik had haar toen en toen gevraagd of ze nooit eens met een man naar bed ging. Ze had zich diep gekwetst gevoeld.
Ze legde een hele tijd kalm en en helder uit hoe en waar ik een dame kan kwetsen. Ik vond dat ze gelijk had.
‘Moet ik aan m'n karakterstructuur sleutelen?’, vroeg ik eindelijk na een uur.
| |
| |
‘Nee, maar je moet...’
‘Let's fuck’, zei ik. Ik had er meteen spijt van. Dat vond ik nou grof. Maar het had een uur geduurd, en ik was wat zenuwachtig omdat onder het betogen haar knieën af en toe (ècht per ongeluk) de mijne raakten.
Ze zei: ‘Fuck?’. Ze wist niet eens wat dat woord betekende, terwijl ze is afgestudeerd!
Dat is mijn bezwaar tegen academisch gevormde vrouwen (niet die van Schoonheids-, Culinaire- of Dansacademies): het is allemaal teveel kop zonder kip.
‘God straft mensen voor goed gedrag met verveling’, zei ik en stapte op.
| |
Olga
Bij Staffhorst draaide een jongen een grammofoonplaat uit de automaat. We vroegen wat hij gekozen had. Zij kende de plaat en vond hem goed. Hij had een veeg smeerolie achter een oor, en daarboven blonde krullen. We liepen door. Ineens stond ze stil, draaide zich om en zei ze: ‘Dag!’, met iets vriendelijks in haar stem.
Ze zag twee hoeren en vroeg nieuwsgierig of dat er twee waren.
‘Zijn dat èchte schilderijen’?, vroeg ze in het museum.
‘Natuurlijk’, antwoordde ik verbaasd.
In het restaurant bleek ze onder de jas een bruine zijden rok aan te hebben, een riem, en een blauwe blouse. Met glanzende grote ogen keek ze naar me. Ze had een scheiding in het midden, en het haar glad over het hoofd.
‘Weet je, mijn tante nam een paar spulletjes mee bij een dode die alles aan een stichting had nagelaten. Een andere tante zei toen: “Als die vrouw dàt zag, zou ze zich in haar graf omdraaien!” Misschien is dit verhaal helemaal niet leuk hoor... Nou ja, toen zei die ene tante nou dan geven we haar een schop dat ze weer recht ligt. Zou je het prettig vinden als het tussen mij en mijn vriend uitging?’, dit zonder overgang.
‘Ik hoef je toch niet als uitdaging te zien?’
‘Met anderen hebben we toch niets te maken?’
‘Het kan me voor jou schelen.’
‘Dat is niet nodig.’
‘Ik wil niemand pijn bezorgen.’
| |
Will
‘Wat je schreef over mijn hoogstaande morele principes is niet juist. Een paar jaar geleden waren mijn vastomlijnde ideeën inderdaad proper. Nu komen mijn woorden van toen me voor als door iemand anders gesproken. Je raakt er wel eens triester door. Als je nagaat wat voor mooie gedachten je over liefde had. Je onderschat me. In gesprekken reageer ik misschien niet snel. En mijn kleur haar is niet meer ordinair blond, maar beschaafd middenblond. En ik kies nu veel critischer mijn kleren, verzorg me beter en let meer op dingen, door jou. Je schreef over mijn struikelen. Ik wist mijn houding niet te bepalen, ik ben daarom maandag niet op school geweest. Ook al voel je je als mens gelijk aan je leraren. Maar dinsdag moest ik, ik zag vreselijk tegen je lesuur op, en toen struikelde ik, ik voelde me hopeloos. Later ging het gelukkig, omdat je zo gewoon reageerde. Ik moet toegeven dat ik vaak van je gedroomd heb en altijd met plezier de les tegemoet gezien. Maar veel contact was er in het begin niet, er waren zoveel leuke meisjes die de aandacht vroegen.
Met weinig vrienden heb ik zo'n plezierig contact als met jou. Dat andere is een beetje leeg.
Als we elkaar ontmoeten zal jij nerveus zijn en ik mijn ogen neerslaan en koffie omgooien. Toch moeten we het proberen. Als ik die koffie omgooi, zeg jij: “Het geeft me gewoon telkens vuur en vertelt een van je spannende verhalen, zodat ik wel op moet kijken, ok?’
| |
Rinia
‘Er is een afschuwelijk vrouwenoverschot in Paramaribo. Mooie meisjes en vrouwen, Wouter, in alle gewenste kleur en mengvorm.’ (...). (Zij had op de lagere school in Suriname een onderwijzer die vier rijen banken had neergezet.)
‘In de eerste rij zaten de knapsten, enzovoort. Ik zwierf nogal van de ene rij naar de andere. Alle kinderen waren bang voor degradatie. Mijn ouders hielden ons altijd voor ogen, dat we bij het trouwen altijd op één ding moesten letten: “de kleur verbeteren” - een zo blank mogelijke partner uitzoeken. Van mij kun je niet zien of ik een creoolse ben of een hindoestaanse. Dat vind ik een geluk. Als ik op een feestje van een van deze rassen kom, hoor ik wel eens zachtjes een scheldwoord.
Surinamers komen hier met een obsessie zich te ontwikkelen.
In Suriname bracht een hollands toneelgezelschap iets over de wrede Duitsers. De Hollanders hadden winterjassen aan (in die hitte), en één zei: “'t Is koud buiten.”
Het verleden is aanwezig in de mentaliteit. Suriname was één groot concentratiekamp. Maar hout en lijken verteren snel. Terwijl Dachau overeind staat. O ja, jij had het erover, dat je alsmaar meisjes ontmoette die bij een psychiater in behandeling waren. Ik ben het óók. Ik dacht dat ik het je moest bekennen.’
W.N.: ‘... Als iemand er in slaagt normaal te worden, is er toch iets met hem aan de hand?’
| |
| |
| |
Mevrouw Jansen
Woonde naast me op een zolder. Onze kamers waren door jute gescheiden. Dat was in de tijd van de Hongaarse opstand. De laatste opstandelingen werden gelikwideerd. Een doodkalme stem op de Nederlandse radio zei: ‘Het Hongaarse volk is opgestaan met een bewonderenswaardige moed die de verbazing van de hele wereld heeft gewekt.’
Meneer Jansen riep uit, dat als de Russen ook in Holland kwamen, hij zou helpen ze met een geweer tegen te houden:
‘Al moest ik er voor in de dakgoot gaan leggen!’
's Morgens vroeg zei mevrouw Jansen altijd, ten overvloede: ‘Buurman, ik zit te pissen!’
| |
Christiane
‘Ik weet zeker dat je dik als een varken wordt en je tijd doorbrengt met het doen huilen van rijpe dames’.
| |
Sjanette A.
‘Ik ben naar het Ziekenhuis gebracht. Toen ik ontwaakte, waren mijn benen verlamd. Mijn God, Wouter, wat een schrik! Nu kan ik lopen, maar mag nog niet werken.
Iets ergers is gebeurd van binnen. Ik loop, praat, zing, maar leef als een ledepop.
Ik leef, maar toch is het of ik reeds gestorven ben. Soms zegt mijn vriendin, huil toch eens meisje, 't zal je goed doen. Ik sprak met een vriend over jou, over mijn verdriet om jou. Weende bij hem om jou, en hij begreep het zo goed.’
(Je kunt merken dat ze tekstschrijfster is geweest.)
| |
Brigitte
Els: ‘Een vriendin en ik zaten ieder op een vuilnisbak onze teennagels te lakken, met zo'n heel ordinaire knalrode lak, toen Brigittes's vader langs liep en ons zag. Hij verbood toen zijn dochter met mij om te gaan ... zo'n man, waarvan wij toen al voelden, in onze onschuld, wat een hoereloper dat was!’
Margot: ‘Wout heeft een keer Brigitte ten huwelijk gevraagd.’
‘Wat zag je in haar?’, vroeg Els me verbaasd.
‘Niets.’
Margot: ‘Wout had een afschuwelijke hekel aan Brigitte.’
Ik: ‘Heb ik nog steeds. Ik hàd niks, en Brigitte was zwanger, dus stelde ik in een brief voor met haar te trouwen, als ik een jaar lang een kamer en eten van haar vader kreeg. Ze zijn erg
| |
| |
verontwaardigd geweest, en ik schreef een gedichtje naar haar, dat eindigde met: “Brigitte's buik zal Wout's niet vullen”.’
| |
Janne
‘Wanneer je bij ons zit, lijkt het er meer op dat jij anecdotes moet vertellen om ons te vermaken, dan dat we zitten te praten. Ik heb geen uitgebalanceerd arsenaal aardige verhaaltjes in mijn hoofd, of sappige uitspraken, en kan je vervolgens niet uit laten rusten door een ontspannende glimlach, zoals die komt aan het eind, bij jou.
Ik was blij dat jij “een man in de veertig” was, jij kan me ervaringen laten delen, maar ik ben óók bijna volwassen. Dat je het prettig vindt dat mensen jou aardig vinden weet ik. Waarom moet jij mensen zo graag het idee geven dat ze bijzonder zijn: om jezelf in de smaak te laten vallen? Ik ben nieuwsgierig, dat boudoir in je is een uitnodiging, ik wil erin huishouden, met genegenheid als poetsdoek en eigenwaan als boenwas.
Ik voel me je mindere omdat ik zoveel woorden nodig heb, terwijl jij een brief aflevert die na vijf keer lezen nog leeft. Ik ben jaloers op je macht over woorden, ik kan enkel passief genieten.
Ellen is erbij komen zitten; ze doet de groeten en ik moest je vertellen dat ze nog steeds bibbert van je verhalen over kosthuizen en begrafenissen. Toch zijn de groeten hartelijk.
Jij bent verbazend open. “Ben jij Christin?” Ik hoor het mij al zeggen. Ja, ik kom uit een protestants gezin. Als mijn zuster en haar aanhang op zondagmorgen komen, gaat mijn moeder niet naar de kerk, maar dan gaat wel de radio aan. Dan zingt ze mee, met een hoge schelle maar toch zachte stem: het galmt een beetje. Het ontroert me haar zo te horen. Dan bewonder ik haar dat ze zo staat achter wat ze gelooft. Mamma heeft eens geleden aan iets wat voor mij godsdienstwaanzin was; voor anderen was ze gewoon overspannen. 's Nachts werd ik wakker van haar stem. Heel schel, en er klonk pijn door: “Met God kom ik over de muur.” Heb je wel eens iemand horen jammeren, niet schreeuwend, maar die zijn verdriet zachtjes laat gaan? Ze lag op de bank, ik was 16 en was alleen met haar thuis - we zaten te praten, de enige keer dat we samen over God gepraat hebben. Ik was bang voor haar, en zij zo bang van de Hel. Ik was kwaad op die dominees die van de kansel staan te jeremiëren over de Hel en soms een half uur aan een stuk kunnen staan bidden. Ik had al kinderlijk wraak genomen door de godsdienstleraar, die haar kwam bezoeken, in een glas cognac te spugen voor ik het hem in de kamer bracht. Ik zei tegen haar dat als ik God was, ze er van mij zo in mocht, en dat Zijn zoon ook wel voor haar op zou komen. Ze was even rustiger, maar begon daarna te jammeren. Nu zou ik haar in mijn armen hebben genomen. Toen belde ik mijn tante en mijn oudste zuster.
Ik heb ook de groeten aan Jan gedaan. Zijn ouders zijn ontevreden over mijn samenleven met hem. Ik heb pas voor het eerst met ze kennis gemaakt. Zijn vader: “Als hij na een weekend thuiskomt, draait hij altijd zo met zijn ogen! Hij is...” Hij zocht naar woorden.
“Heetgebakerd”, zei ik, om hem te helpen.
“Nee. Jij bent heetgebakerd!” riep hij uit.’
| |
Joke
‘Aan mijn tuintje grenzen grote, maar niet statige kastanjebomen. Ik hoop dat je als fervent stadsmens ook eens ergens gaat wandelen waar veel bomen zijn.
Jaloezie mag niet. Ik heb het bed 2 dagen afgestaan omdat ***** verliefd is geworden. In de praktijk is dat moeilijk. Als ik me onzeker voel, ga ik iets moois aantrekken. Ik wil overal met een ongeschonden ziel uitkomen, maar weet niet of m'n trots is opgewassen tegen m'n gevoel van eenzaamheid. Maar jezelf leren kennen weegt eigenlijk op tegen de ellende die ermee gepaard gaat.
Soms is mijn kijk tegen het leven het omgekeerde van die in dat verhaal van Kafka, niet dat je zelf ineens een pissebed bent geworden, maar dat je zelf gewoon bent, en de rest pissebed is geworden. Ik hoop niet dat het pretentieus klinkt.
Ik vind het fijn dat je me steunt in mijn “moeilijke persoonlijke weg”, dat maakt me moediger en minder gauw bereid tot compromissen die ik eigenlijk niet wil. En dat je schreef, dat we “de tijd met elkaar hebben” geeft me een heerlijk gevoel. Door jou is de universiteit pas gaan leven. Je hebt me door het eerste jaar geholpen. Ik herken wat van sommige meisjes die je beschrijft. Zo'n verschil tussen de sexueel-getinte verlangens van de ander en je eigen daarvan gespeende houding. Erg vervelend. Ik kan het zelf ook niet uitstaan om als een soort hapje voor onderweg beschouwd te worden. Dan zie je zo'n taxerende blik, vervolgens komt hij je wat aanbieden, dan de discussie. Op het “waarom niet schatje” zeg ik soms: “Ik vind je niet mooi genoeg.” Dat werkt goed. Maakt onzeker denk ik. Het is echt vervelend. Jij zou ook een poosje vrouw moeten zijn.
Ik hou niet erg van schrijven, als ik iets wil overbrengen, bv. de diepe vrees die ik nu voel, op deze herfstdag, verzoend met alles. Het klinkt te gezwollen, zie je wel. Speciaal moeilijk om aan jou iets duidelijk te maken, omdat mijn diepste emoties altijd sterk verbonden zijn met natuur. Een van mijn poezen ligt zo mooi te slapen dat de tranen me in de ogen schieten.’
|
|