‘onderwerpen’, hèbben pedagogische doelen en tonen zo min mogelijk persoonlijkheid.
Kinderboekenschrijvers schrijven zó verduiveld ‘verantwoord’ dat er geen hond is die er zich over opwindt.
Kinderboekenschrijvers zijn niet zomaar een beetje volwassen, het zijn de keurigste, meest aangepaste, ontkinderlijktste volwassenen die ooit de pen hebben gevoerd. Het innige damesboek van vroeger is het innige kinderboek van nu. En het had zo mooi kunnen zijn! Er bestaan zulke schitterende kinderboeken in de wereldliteratuur: Alice in Wonderland, Pinokkio, Peter Pan, Niels Holgersson, Max und Moritz.
Ik denk dat het komt, door dat typisch pedagogische axioma van de veiligheid.
Kinderen, zegt de pedagoog, willen zich veilig voelen. Er mag wel een tijdelijke overbrugbare spanning optreden, maar uiteindelijk moet de veiligheid terugkeren. Veiligheid dus. Dat is het zeker zijn, het zeker weten. Wat is er heerlijker voor die burgerlijke, ontkinderlijkte volwassene dan zijn zekerheden te mogen aanbieden. Het is nog voor een goed pedagogisch doel ook!
Maar het kenmerk van literatuur is nu juist de onveiligheid, het onbekende terrein, de schrik en de onverhoedse lach. Onveiligheid is ook kenmerkend voor de werkelijk grote boeken in de kinderliteratuur. Het is onzin om net te doen alsof Robinsons eiland veilig is. Het is een leugen. We bevinden ons allen op onbekend terrein en echte schrijvers geven daar onverholen blijk van.
Veel schrijvers van literair werk hebben mij toevertrouwd dat zij graag een kinderboek willen schrijven, maar zij vonden het te moeilijk.
Je schaamt je wild als je bedenkt met hoeveel gemak kinderboeken worden geproduceerd. Hoeveel bekroonde kinderboeken zullen over tien jaar nog bestáán? Geen één denk ik, terwijl daar toch heel aardige pogingen tussen zaten.
Het klimaat der pedagogen bevordert de middelmatigheid.
De kinderboekenschrijvers hebben elkaar zo dik onder het stroop gesmeerd dat ze werkelijk denken dat het kinderboek literair iets betekent. Wel, dames en heren, het betekent literair gezien noppes en het zal noppes blijven betekenen zolang er gepedagoogd wordt.
Opvoeden is niet fatsoenlijk. Je lééft met mensen, je voedt ze niet op, je práát met mensen, je staat niet te woord, je probeert onder woorden te brengen, je legt niet uit, je probeert je zoveel mogelijk bewust te zijn, je máákt niet bewust. Opvoeden is onbeleefd, pedant en burgerlijk. ‘Mensen met een hart brengen er niets van terecht,’ schrijft Carmiggelt dan ook.
‘Een kinderschrijver,’ zegt Thijssen, ‘moet schrijver zijn.’
Dat lijkt een waarheid als een koe, maar als je er achteraan zegt: ‘en dus geen opvoeder,’ wordt zo'n opmerking minder algemeen aanvaard.
Toch is het zo. Schrijver zijn en opvoeder zijn zitten elkaar in de weg. Hoe kun je schrijven als je aan het opvoeden bent? Aan het groot ‘brengen’. Grootbrengen is een tactiek, een opzettelijke, bedachte activiteit. Literatuur is terreinverkenning van een schrijver, geen wegwijsbord.
Kinderen willen leren lopen, praten, lezen, rekenen en schrijven. Ze nemen ons opvoedkundig geklep daaromheen enigszins vermoeid op de koop toe. Als ze onderling zijn lachen ze om onze prachtbedoelingen.
Opvoeden is een vernederende activiteit. Het is net doen alsof je niet bang bent voor onweer, net doen of je niet bang bent voor kanker. Net doen of jij geen leugenaar bent, net doen of je je partner niet haat, net doen alsof je werkelijk begaan bent met de kindertjes die sterven op je kleurenteevee, net doen alsof je gelukkig bent, net doen alsof je werkelijk iets weet. Doen alsof. Nog vóór hun vijfde levensjaar hebben de kinderen ons door, nemen onze houding over en gaan doen alsof. Doen alsof ze een kind zijn dat ons niet doorheeft.
Laten we ophouden met opvoeden. Het is na al die eeuwen doen alsof nog steeds niks. We begrijpen nergens iets van. We kunnen hoogstens proberen te beschrijven wat we menen te zien, te horen en te voelen.
Er zijn tenminste twee Robinsons. De Robinson vóór Vrijdag en de Robinson na Vrijdag. De eerste wordt door de volwassenen afgewezen omdat hij zich in een kinderachtige situatie zou bevinden, de tweede wordt afgewezen door de kinderen omdat hij zonder enige gegronde reden aan het opvoeden slaat.
Ik denk dat de gespleten Robinson moet worden geheeld. Maar het eiland blijft onbekend terrein.
Het kenmerk van zeer goede kinderboeken is dat zij goeddeels onbegrijpelijk zijn. Neem Alice in Wonderland, neem Peter Pan. Dat is wonderlijk, maar niet ongewoon, want begrijpt u Dostojewski volledig? Of Joyce? Nee toch. Wat ons boeit is het raadsel van die schrijverspersoonlijkheden en de wereld die zij oproepen. Dat is