Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)
(1979)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Begrijpen en bewijzen
| |
[pagina 54]
| |
ning van het wijsgerig denken, dat eveneens slechts autistisch van aard is, geen direkt nut afwerpt, hetgeen aan het wetenschappelijk denken voorbehouden blijft. Bezinning op waarheid en werkelijkheid wil zeggen dat het eigen zelf deelneemt aan het zoeken naar de zin (de betekenis) van deze hoogste waarden. Deze zelfverheldering kan autistisch worden genoemd. Zij wordt door invoelend verstaan en niet door verklaren van samenhang bevorderd.’ Even later nuanceert hij deze conclusie weer. ‘Waarheid en werkelijkheid zijn ineenvloeiende, contingente begrippen. Het zijn ook medemenselijke begrippen welke slechts aan elkander en in medemenselijk verband kunnen worden ontdekt. Dit wil ook zeggen, dat niet een ieder afzonderlijk zijn waarheid en werkelijkheid kan hebben, tenzij dan als een autistische illusie. Menselijke communicatie bestaat met het eigen geweten (het gesprek met zichzelf), met de ander, met God. “Die Wahrheit beginnt zu zweien” heeft eens Jaspers gezegd, en hij had ten aanzien van de werkelijkheid hetzelfde kunnen zeggen.’
Het boek van Carp is een gaaf voorbeeld van interpretatief (fenomenologisch en symbolisch-interactionistisch) doordringen in waarheid en werkelijkheid. Men kan zich voorstellen dat een psychiater als Carp (wellicht beter anti-psychiater) tot een dergelijke uitbeelding van zijn ervaringen als wetenschapsbeoefenaar en therapeut komt. Voor mij als empirisch-analytisch lezer dringt zich dan onvermijdelijk de vraag op, hoe het mogelijk is, dat iemand als Carp zo volstrekt onmachtig blijkt om de door hem verafschuwde natuurwetenschappen ‘verklarende’ benadering te begrijpen. Hij ziet natuurwetenschap als het onderzoeken van atomen, elektronen en energie. Hij zou kunnen weten dat de experimentele benadering in de empirische wetenschappen uit de geneeskunde is voortgekomen, en dat het geneeskundig onderzoeken en handelen kenmerkender voor deze benadering is dan die der kern-fysica, om een extreem voorbeeld te noemen. De oratie van Mansfeld biedt hier een voortreffelijk overzichtGa naar voetnoot(1). Het is dan ook de moeite waard om naast de Aula van Carp de Aula van C.G. Hempel te leggen, namelijk de vertaling uit het Engels: Filosofie van de NatuurwetenschappenGa naar voetnoot(2). Hempel begint zijn boek met een ‘probleemgeschiedenis’ als voorbeeld. Ignaz Semmelweis zocht in het algemeen ziekenhuis in Wenen tussen 1844 en 1848 verwoed naar de oorzaak van kraamvrouwenkoorts. In de Eerste Afdeling stierven ruim 8% van de kraamvrouwen aan de gevreesde ziekte, in de Tweede Afdeling ruim 2%. Dat verschil bleef in de loop der jaren constant. Was de ene afdeling voller dan de andere? Neen. Werden de vrouwen in de ene afdeling ruwer onderzocht dan in de andere? Neen. Schrokken de vrouwen in de ene afdeling van de priester en de bel van zijn misdienaar, op weg naar een stervende? Neen. In de ene afdeling bevielen de vrouwen op hun rug, in de andere op hun zij. Was dit de verklaring? Neen. Vroeg in 1847 vond Semmelweis eindelijk bij toeval de sleutel voor de oplossing van het probleem. Een van zijn collega's, Kolletschk, kreeg een wond in de vinger door een prik van het scalpel van een student met wie hij een autopsie verrichtte, en stierf na een martelende ziekte waarbij hij dezelfde symptomen te zien gaf als die Semmelweis bij de slachtoffers van kraamvrouwenkoorts had waargenomen. Hoewel men de rol van micro-organismen bij zulke infecites in die tijd nog niet inzag, besefte Semmelweis dat ‘lijkegif’ dat door het scalpel van de student in Koiletschk's bloed was gebracht, de dodelijke ziekte van zijn collega had veroorzaakt. En de overeenkomsten tussen het verloop van Kolletschk's ziekte en die van de vrouwen in zijn kliniek brachten Semmelweis tot de conclusie dat zijn patiënten waren ge- | |
[pagina 55]
| |
storven aan dezelfde soort bloedvergiftiging: hij, zijn collega's en de medische studenten waren de dragers geweest van de besmette stof, want hij en zijn medewerkers kwamen gewoonlijk direct na het verrichten van onledingen in de autopsie-kamer naar de zalen, en onderzochten vrouwen in barensnood na slechts vluchtig hun handen gewassen te hebben, die vaak een karakteristieke bedorven geur hielden. Ook nu weer onderwierp Semmelweis zijn idee aan een test. Hij redeneerde dat wanneer hij gelijk had, kraamvrouwenkoorts voorkomen kon worden door de besmettende stof die aan de handen kleefde chemisch te vernietigen. Hij gaf daarom order dat alle medische studenten voor ze iemand gingen onderzoeken hun handen moesten wassen in een oplossing van chloorkalk. De sterfte door kraamvrouwenkoorts begon meteen af te nemen, en daalde in het jaar 1848 tot 1,27 procent op de Eerste Afdeling, vergeleken met 1,33 op de Tweede. Semmelweis heeft zijn hypothese nader experimenteel op de proef gesteld, en zij bleef die falsificatie-pogingen weerstaan.
Carp's simplificerende vereenzelviging van de empirische (natuur)wetenschappen met de fysica valt niet af te doen als een onbelangrijke geschiedkundige vergissing. De medische wetenschap bestudeert processen, die veelal een relatief lage graad van regelmaat vertonen. Die regelmaat is in elk geval structureel lager dan in de fysica. Overigens zijn ook de fysici aan vrij lage regelmatigheden gewend, bijvoorbeeld in het gedrag van kristallen onder extreme druk. Verder is van belang, dat in de medische wetenschap de attitudes e.d. van patiënten een gewichtige rol spelen bij verklaringen, ook al komt dat in het voorbeeld van Semmelweis nog weinig tot uitdrukking.
Nemen wij sociale geneeskunde, huisartsen-geneeskunde, psychiatrie en sociologie als voorbeelden, dan betekent vakkundig uitgevoerd empirisch-analytisch onderzoek het doorlopen van twee fasen. In de eerste fase wordt het probleem door de onderzoeker intensief doorgrond, waarbij participerende obeservatie, zich indenken in de rol van de ander en introspectie vanzelfsprekend zijn. In de tweede fase worden elementen uit de resultaten van de eerste fase door middel van ‘voorspellingen’ experimenteel op de proef gesteld. Het experiment kan daarbij behalve een laboratorium-experiment ook een veldexperiment zijn. Empirisch-analytisch onderzoek, dat aan de eisen van vakkundigheid voldoet, is interpretatief onderzoek (fenomenologisch, symbolisch-interactionistisch) plus experimentele beproeving. De empirischanalytisch onderzoeker combineert de drang naar diepgaand inzicht van de interpretatief onderzoeker met een intensief intersubjectief controleren van de ‘geschouwde’ inzichten. Daarbij vergelijk ik vakkundig hoogwaardig interpretatief onderzoek met vakkundig hoogwaardig empirisch-analytisch onderzoek. Men moet natuurlijk niet een wonderkind uit de éne school vergelijken met een total-loss uit de andere. De belangrijkste kritiek op het boek van Carp richt zich op het onvermogen van Carp om ten aanzien van de ‘natuurwetenschappers’ inclusief de empirisch-analytische mens- en maatschappijwetenschappers tot een zich verplaatsen in de werkwijze en denkwereld van de andere te komen. Mensen als Semmelweis komen in het boek van Carp niet voor. Het ontgaat Carp, dat wetenschapsuitbreiding ter verheldering en vermindering van maatschappelijke nood (discriminatie, onderontwikkeling e.d.) controle van kennis door ‘verklaren’ en ‘voorspellen’ vereist om hulpbehoevenden te kunnen bieden wat hun toekomt. Bij ‘zuivere’ wetenschap kan geschouwde waarheid zonder controle nodeloos snel een schijnwaarheid blijken. Daardoor blijft het boek uitgesproken autistisch, en dat wil Carp duidelijk zelf niet. De uitspraak van Jaspers: ‘Die Wahrheit beginnt zu zweien’ is ook als een aansporing tot intersubjectieve controle uit te leggen! Zoals vele wetenschappers uit de interpretatieve school faalt Carp in het ‘taking the role of the other’ waar het de empirisch-analytici betreft. Zijn boek stelt echter elke lezer in staat zich in de denkwereld van een interpretatief wetenschaps-beoefenaar van onbetwistbaar hoog niveau te verplaatsen. Wat dit betreft is het boek dubbel en dwars de moeite waard. |
|