Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)(1979)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Tittia Deeleman 1. Het is of zij spreekt van toekomst of zij mij langzaam wiegt naar geluk, blauwe wijde hemel vol beloften. Vóór mij ligt de weg oneindig uitgestrekt. Een zilveren fluit lokt mij lachend toe, wenkt mij over groen omfloerste velden. Steeds één pas blijft zij mij voor als ik volg met hunkerende handen. Alles is wazig, ik dans in gekringel van licht, door plassen goudgemorste zon, verzadigd te baden op het plaveisel. Onophoudelijk zingt het zachte ritme van machtige bladerkruin. Vóór mij lijkt de weg oneindig uitgestrekt. Ongemerkt schuift het groen onder mij voorbij sneller en sneller en ineens lijkt wat voor mij ligt steeds leger - het groen verschiet - Wat is veranderd? Vervaagd is de lange toon van sluimerend verlangen. Rimpelloos water lijkt beroerd toen ik even niet keek. De dader heeft zich goed verstopt. 2. Als je weer terug mocht komen naar deze plek op aarde - als ik je weer terug zal zien - hoe vaag zal jouw glimlach zijn? hoe ver jouw gedachten? Ik zal de geur van viooltjes herkennen en ook de vage smaak van pijn. Jij zal zeggen: toeval bracht mij hier, alleen toeval. Vorige Volgende