Politieke waarheden worden kunstig omzeild. Hoewel niemand zou kunnen zeggen dat Machiavelli niet een grote bijdrage tot keiharde politieke waarheden heeft geleverd, nam zelfs deze politieke waarheidspreker zijn prestaties met een grote korrel zout. ‘Ik zeg nooit wat ik geloof, noch geloof ik wat ik zeg. En hoewel ik soms de waarheid spreek, verberg ik haar tussen zoveel leugens dat het moeilijk is haar terug te vinden’.
Driemaal in de afgelopen eeuw hebben de Italianen, een volk dat beter een elan weet te suggereren dan vol te houden, zich door een zaak laten meeslepen die al hun problemen scheen op te lossen. De eerste heette Risorgimento, de tweede fascisme en de derde miracolo economico.
Er zijn nu van alle drie slechts de ruïnes overgebleven. De eenheid van Italië, door de Risorgimento gebracht, is een aanfluiting van zichzelf geworden, al zal het wel moeilijk zijn weer tot de oude staten en staatjes terug te keren. Die uitweg bestaat slechts in de fantasie, en inderdaad is het bij vele intellectuelen - Italiaanse intellectuelen zijn zeer gevoelig voor elke verandering in de atmosfeer - bepaald bon ton geworden het verenigde Italië voor een grote misgreep te houden. Paolo Volponi heeft hier met zijn nieuwste roman op ingehaakt. (Il Sipario Ducale).
De Oostenrijkers van Maria Theresia en Radetzky waren op Italiaanse scholen meer dan honderd jaar lang vreselijke bloedhonden die niets anders deden dan brave Italiaanse patriotten martelen. Nu voor het eerst ontdekt men hun goede kwaliteiten, en niet de minste is dat zij probeerden die gekke Italiaanse eenheidsstaat tegen te houden waaronder, vooral door een caricaturale bureaucratie, de Italianen nu meer lijden dan dat zij er op trots zijn.
Niet slechts Dr Kissinger heeft Metternich herontdekt. Ook de Italianen zijn de man gaan bewonderen om de scherpzinnigheid van een opmerking die zij in hun Risorgimento-periode als een snode belediging opvatten. Zoals bekend sneed de Oostenrijkse staatsman alle gesprekken over de Risorgimento af met de frase dat Italië voor hem slechts een ‘geografisch begrip’ was. Generaal de Gaulle heeft in onze tijd het gezegde naar de zin herhaald (L'Italie n'existe pas), zonder dat bij ons weten één officiële Italiaan hierover ooit furieus is geworden.
De afbraak van de Risorgimento bevindt zich dan ook reeds in een zeer vergevorderd stadium, wat men wellicht niet zou zeggen als men al die Garibaldi-standbeelden en -snuisterijen om zich heen blijft zien. Maar zij vormen een stenen of metalen retoriek die minder voor weerlegging vatbaar is. Voor de rest heeft het beeld van Garibaldi, meer dan honderd jaar een profaan heiligenbeeld, zwaar geleden en waarschijnlijk is het slechts een kwestie van tijd dat hij, als een groot ongeluk en schepper van een misplaats elan, Mussolini achterna gaat. Die de titel Duce trouwens van hem had.
Risorgimento en fascisme hebben wellicht niet in elkaars verlengde gelegen, zoals gerenommeerde historici, met de Engelse Risorgimento-specialist Mack Smith voorop, al zijn gaan volhouden. Eén ding hadden zij wel met elkaar gemeen: zij hebben beide elegant weten te liegen over wat zij zogenaamd tot stand hadden gebracht.
In de 19de eeuw liep de leugen nog vrij statig en viel het de waarheid dus des te moeilijker om haar in te halen.
In de 20ste eeuw zette zij het meer op een rennen en, zoals meestal, is dan de waarheid er ook des te sneller bij. Gaetano Salvemini, een van de weinige echte anti-fascisten die Italië heeft gekend want hij was het al aan het begin, zei van Mussolini dat hij niets kon doen zonder veel lawaai te maken en zo meestal veel lawaai maakte zonder iets te doen.
De Risorgimento deed dat plechtiger, in overeenstemming met de tijd. Ook over hem is echter de nemesis gekomen.
Thans proberen de Italianen het weer met een nieuwe grote, aan anderen ontleende en door henzelf maar half begrepen zaak: het communisme. De eeuwige aanpassing aan alle modes en trends van deze glibberige wereld gaat verder. Trendolino vindt dat hij nu communist moet zijn, onder andere om te doen vergeten hoe vrijwillig hij eens onder het fascistische juk doorging.
Over dat ‘juk’ slechts dit. Nooit heeft er in de Italiaanse geschiedenis een regime bestaan dat bijna zonder onderscheid de Italianen zó onder één noemer heeft weten te brengen. Elke Italiaanse historicus die objectief is, heeft dat intussen ook toegegeven. In de grote Storia d'Italia die nu in diverse delen bij Einaudi in Turijn verschijnt, schrijft bijvoorbeeld een medewerker, Giulio Bollati, dat er in het fascisme niets was, behoudens het fascisme zelf, dat niet al volledig in de Italiaanse maatschappij, cultuur en politiek zijn functie had. Met andere woorden: het fascisme hoefde slechts te putten uit wat er al was.
In de allerlaatste plaats was de ‘duce’ zelf vreemd aan de Italiaanse wijze om politiek te voeren. De grote en kleine duce's zijn een vast gegeven zodra in dit land aan politiek wordt gedaan. Garibaldi, tot ver buiten