hij op bezorgde toon.
‘Ik hoop van niet’. Ze kon een lichte zucht niet voor zich houden.
Bremer rekende af en bood haar bij het naar buiten gaan zijn sjaal aan.
Zij vond dat niet nodig.
Hij begeleidde haar naar haar auto, die een paar honderd meter verder op de smalle gracht stond geparkeerd.
Lea moest toegeven dat ze zijn aandacht heel prettig vond. Hoewel Bremer onmogelijk kon beantwoorden aan het beeld dat ze zich min of meer van haar adspirant echtgenoot had gevormd, - mollig en kaal pasten daar nu eenmaal niet in - kwam ze tot het besef dat ze het zou betreuren wanneer hij als kennis, vriend desnoods, ineens verdwenen zou zijn.
Zoals de jongeman in dat restaurant, die ze zich plotseling herinnerde.
De buitenlucht was uitgesproken kil. Er hing een lichte nevel. De lantaarns gingen aan, en de weerschijn in het donkere water van de gracht, stemde haar op de een of andere manier droevig.
‘Geef mij toch uw sjaal maar’, zei ze.
Dat deed hij.
Het was een lange sjaal van dikke zachte wol, die sterk naar zijn typisch parfum geurde.
Lea liep tamelijk vlug. Met korte, kleine pasjes.
Ze merkte dat hij een beetje dwaas naast haar meesukkelde op zijn korte benen.
Het viel haar nu pas op dat hij kleiner was dan zij. Misschien één centimetertje, maar toch onmiskenbaar kleiner. Terwijl ze haast onmerkbaar wat langzamer ging lopen, kwam er plotseling een hevige lichamelijke afkeer bij haar boven. Ze vond het onredelijk, maar kon niets tegen deze, wat zij noemde, primitieve reactie doen.
Als ik straks in mijn auto ben, kan ik mij van die sjaal ontdoen, dacht ze.
‘Blijf gerust flink doorstappen’, zei Bremer. ‘Het is verdomde koud’.
Bij haar auto gekomen gaf ze hem een hand, bedankte vormelijk en wilde hem de sjaal teruggeven.
‘Eerst maar de auto in’, vond hij en bleef naast het portier staan wachten.
Ze dacht opgelucht aan een heet bad (de geur van Bremer kwijtraken), en aan haar bed. Warm worden, ontspannen en slapen.
De motor sloeg niet aan.
Ze had de knop van de choke echt helemaal uitgetrokken. Ze probeerde opnieuw te starten, en nog eens. Er kwam alleen maar een dreinend geluid vanonder de motorkap. Verder niets. Het zweet brak haar uit. De voorruit raakte geheel bewasemd. Uitgerekend nu, verdomme!
Bremer maakte het portier open. ‘De choke’, zei hij.
‘Is uit’. Ze wees naar de knop.
‘Als je even opschuift, zal ik het proberen’.
Je! Was het mannelijk superioriteitsgevoel dat losbrak bij dit technisch falen, of was het meer?
Zwijgend schoof ze op de andere stoel. Wat kon ze anders?
Bremer duwde de knop weer in, drukte enige malen het gaspedaal naar beneden en deed een poging tot starten. Onmachtig gegorgel. Verder niets.
‘Vreemd’, mompelde Bremer. ‘Deze wagens horen feilloos aan te slaan’.
Lea verbeeldde zich dat haar keel snel dikker werd en slikte enige malen krachtig, wat beslist pijn deed. ‘Laat u maar’, zei ze. ‘Laat u maar. Ik neem wel een taxi’. Haar stem was hees en ze schraapte haar keel.
Hij klemde zijn dunne lippen opeen en keek haar berispend aan. ‘Geen sprake van. Mijn wagen staat tien meter verder. Eer je in deze stad een taxi hebt. Je zou door en door koud worden’. Weer dat je.
Wat moest een vastberaden vrouw doen?
Zeggen dat ze er geen prijs op stelde getutoyeerd te worden, dat ze persé een taxi wilde en bedankte voor het aanbod? Lea knikte vaag en zei dat dat misschien wel het beste was en dat het erg vriendelijk van hem was.
Zijn auto bleek een groot Amerikaans monster te zijn. Hij reed probleemloos weg.
Haar straat wist Bremer te vinden. Ze hoefde niets uit te leggen.
De verwarming van de auto werkte snel en doeltreffend. Lea vroeg zich af of ze blij moest zijn dat ze niet op een taxi had gewacht. Maar tevreden over zichzelf was ze niet. Bremer had gewonnen en dat was niet juist. Of overdreef ze alles? Gewonnen. Alsof het oorlog was. In liefde en oorlog is alles geoorloofd. Dat was bekend.
Ze begon zich af te vragen of Bremer verliefd was. Althans ‘geïnteresseerd in haar’. Ze dacht er aan hoe hij daarnet op de gracht naast haar had gelopen en rilde.
Ze had al een vriend in hem gezien, zijn handen waren haar bevallen, het parfum had ze wel op prijs gesteld. Hoe was het in Godsnaam mogelijk!
Ze waagde het naar hem te kijken.
Veel kans kreeg ze niet. Hij keek haar aan en glimlachte geruststellend.
Ze kreeg het er benauwd van. Ze zag zich ineens in de lift staan met Bremer naast zich. En hij was het die de knop voor de vierde etage indrukte. Hij nam haar de