Hollands Maandblad. Jaargang 1974 (314-325)(1974)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Rutger Kopland Plaatsen, passages XVII Want langs de bergen zakken gerafelde wolken het dal binnen, natte, langzame rook en niemand weet van waar en waarom. Ik verlang zo naar vuur en naar drank. Er komt weer een soort koud zweet deze nacht, zoals steen zweet, oude steen, een muur op het noorden. Ik herinner mij niets van warmte, maar als ik droom komt het misschien weer terug, je verregende gezicht je koude handen, en het gevoel hoe warm ik was, vertederd en bang. Verzopen kat van me, verzopen in het natte gras, open het wit van je ogen, hier ben ik. Een plek in een kil maar idyllisch dal dus, met uitzicht op nevel, een oud huis wil ik zijn met mijn lichaam, met vuur, drank, zware luiken. XVIII Het is donker en het ruikt naar omgevallen bomen. Mijn geheim vertel ik aan de hond: Wij zien het niet, maar in het bos is deze nacht de grote vogel komen wonen. Voor ons. Morgen zal de zon weer schijnen, maar waar de vogel woont, zullen wij niet meer komen, samen. Daar ligt de boom met aan zijn poten de resten van de aarde waaruit ze werden losgerukt. Vorige Volgende