| |
| |
| |
[304]
De futuristische wereld van Velimir Chlebnikov
Kees Verheul
Vorig jaar was het precies een halve eeuw geleden dat Velimir Chlebnikov, een van de origineelste en grootste Russische dichters, wiens betekenis voor de moderne literatuur te vergelijken is met die van Westerse schrijvers als Ezra Pound en James Joyce, overleed. Dit jubileum viel ongeveer samen met het vijftigjarig bestaan van de Sovjetstaat. Voor Chlebnikov waren er geen tentoonstellingen, toespraken of parades (al had hij zichzelf al in 1916 uitgeroepen tot ‘voorzitter van de aardbol’), wel iets veel bruikbaarders: de completering van de herdruk van zijn verzamelde werken, die oorspronkelijk in de jaren '30 in Rusland verschenen waren, door een Duitse uitgeverij - vier dikke delen waar menige Russische intellectueel met plezier een veelvoud van zijn maandsalaris voor over zou hebben. In Rusland is na de oorlog (in 1960) alleen een kleine bloemlezing van zijn gedichten verschenen, waarin veel van het belangrijkste ontbreekt en waarin het accent ligt op werken die niet al te modernistisch zijn en waaruit een zekere pro-Sovjet gezindheid is te halen. Wel zijn er op het ogenblik in Moskou geruchten in omloop over een aanstaande grote Chlebnikov-uitgave, dezelfde soort ‘geruchten’ die over de editie van Mandelstam al meer dan tien jaar de ronde doen... Inmiddels is Chlebnikov, vooral bij de jongere Russische dichters, meer dan ooit in trek. Hij is de ‘modernste’ van de grote twintigste-eeuwse literatuurvernieuwers van zijn land en zijn invloed, die vroeger hoofdzakelijk via het werk van anderen (Pasternak, Majakovski, Mandelstam) werd geabsorbeerd, is nu een zelfstandige factor van betekenis.
In het Westen is hij nog nauwelijks bekend. Daar kan nu verandering in komen, want vorig jaar is eveneens in Duitsland de eerste grote Chlebnikov-uitgave in vertaling verschenen, twee delen (Werke, Rowohlt, Reihe Das Neue Buch, 1058 bladzijden in totaal) met gedichten, proza, theoretische geschriften, brieven etc. Vrijwel alles in zijn oeuvre dat belangrijk en ook maar enigermate vertaalbaar is staat erin. Het was een grandioze onderneming en voordat het werk klaar lag moet iedereen de uitgever, de redacteur Peter Urban en zijn enthousiaste medewerkers voor even gek hebben versleten als Chlebnikov door zijn tijdgenoten werd beschouwd. Het resultaat is verbluffend, vooral omdat allerlei ‘onoverkomelijke’ vertaalproblemen hier op een heel inventieve en overtuigende manier zijn opgelost. Natuurlijk is het geen kunst om in meer dan duizend bladzijden vertaalde experimentele teksten zwakheden, fouten en blunders te ontdekken. Een enkele keer sloeg een vertaler, aangestoken door Chlebnikovs experimenteerdrift, op hol en maakte hij zijn Duits nog tien keer gekker dan Chlebnikov zijn Russisch; soms werd het basiswoord van een neologisme niet herkend (wat ongewild komische resultaten op kan leveren: vercharnja trav uit ‘Zangezi’, dat zoiets als ‘het hoogland van het gras’ moet betekenen - van verch, top - werd ‘Verhaerens Gräse’, waarbij de vertaler kennelijk gedacht heeft aan het gazon van de Belgische dichter). Maar zulke blunders komen niet veel voor. Het aantrekkelijke van de Duitse uitgave is dat Peter Urban is uitgegaan van een heel gezond principe: niet proberen om definitieve, waterdichte ‘vertalingen’ te leveren, maar de lezer in een andere taal duidelijk maken hoe de dichter in het origineel te werk is gegaan. Dat gebeurt op
verschillende manieren. Achterin beide delen staat een uitvoerig commentaar bij de vertalingen, waarin de structuur en de taalkundige bijzonderheden van de oorspronkelijke tekst zakelijk worden beschreven. Van een ‘onvertaalbaar’ werk als ‘Razin’ (een verhalend gedicht van dertien pagina's dat geheel geschreven is in regels die je, net als het Nederlandse woord ‘lepel’ in twee
| |
| |
richtingen kunt lezen) wordt een letterlijke vertaling gegeven met daarbij een uitleg over het begrip ‘palindroom’ en een paar voorbeelden van Duitse gedichten in deze zelfde vorm. Verreweg het aardigste idee vond ik om van een aantal belangrijke gedichten een serie alternatieve vertalingen af te drukken. De redacteur stuurde aan Duitse dichters, die vaak geen woord Russisch kenden, een fonetische transcriptie van Chlebnikovs gedicht met daarbij een ‘ruwe vertaling’ en een minutieuze verklaring van ieder afzonderlijk woord. Zijn verzoek luidde om van dit materiaal een Duits gedicht te maken. Zo is bijvoorbeeld ‘De sprinkhaan’, een van de beroemdste korte gedichten van Chlebnikov, in acht verschillende versies vertegenwoordigd. De beste is naar mijn smaak die van Paul Celan (die overigens wel Russisch kende, hij heeft naast Chlebnikov ook Mandelstam subliem vertaald):
| |
Das Heupferdchen
Flügelchend mit dem Goldbrief
packte das Heupferdchen seinen Wanst korbvoll
mit Ufernem: Schilfen und Gräsern.
Pinj, pinj, pinj! pardauzte die Roszpappel.
Maar voor geen geld had ik de weergave van Ernst Jandl willen missen. Chlebnikov moet hem als ‘konkreet’ dichter hebben aangesproken en hoewel hij de tekst wel erg verweenst en verjandld heeft is er een kostelijk stukje moderne poëzie ontstaan:
| |
der grashüpfer
flüxelnd mitz goldsgekrixel
drüxt gratzhüpfer in seins bauchs büxel
schilpf und anzer uferblipf
pfilpf, pfilpf, pfilpf! schimpfelt zinziver
Al met al is het team er voortreffelijk in geslaagd Chlebnikov aan het Duits-lezende publiek te presenteren. Uit de twee delen van hun uitgave wordt duidelijk wie Chlebnikov was, in welke richtingen hij het met zijn experimenten gezocht heeft en voor een deel ook wat voor resultaten hij met die experimenten heeft bereikt. Een gelukkige omstandigheid daarbij is, dat Chlebnikovs taalvernieuwingen op bewust doordachte en uitgewerkte theorieën berusten en dat zijn proza (verhalen, artikelen, proclamaties en brieven) een onlosmakelijke eenheid vormt met zijn dichtwerk. Zo worden de beperkingen van de poëzievertalingen voor een aanzienlijk deel opgevangen door het voor de vertaling iets meer toegankelijke proza. Chlebnikov ‘is er’ in het Duits en dat lijkt me voor het Westen een literaire gebeurtenis van de eerste orde, in zijn soort niet minder belangrijk dan het verschijnen van de eerste Dostojevski-vertalingen in de negentiende eeuw.
Nu iets over zijn leven. Chlebnikov werd in 1885 geboren in een dorpje van het gouvernement Astrachan, in de omgeving van de Kaspische zee. Russen, Kozakken en Mongoolse stammen woonden in deze streek door elkaar en Chlebnikov is de eerste Russische schrijver geworden die zijn literatuur heeft opgevat als uitdrukkingsmiddel van een supra-nationale ‘Eurazische’ cultuur. Aan de universiteiten van Kazan en later Petersburg studeerde hij achtereenvolgens wiskunde, biologie en vergelijkende taalwetenschap. Al deze enthousiast ondernomen en onafgemaakte studies waren van doorslaggevende betekenis voor zijn poëzie. Chlebnikov als schrijver had een ongewone combinatie van eigenschappen: een uitzonderlijke verbale begaafdheid, een volstrekt eigenzinnige en grenzeloze fantasie, een aangeboren onvermogen om te leven en te denken volgens conventionele patronen - dit alles gepaard aan een wetenschappelijke passie voor getallen, vogelgeluiden, mythologie en taalstructuren. Dat het resultaat wat revolutionair en onthutsend uit zou vallen lag voor de hand. In Petersburg raakte hij in contact met de ‘futuristen’, een groepje modernistische schrijvers en schilders die bewust braken met alle tradities en zich toelegden op het scheppen van een toekomstcultuur (latere verschijnselen als dada, surrealisme, concrete poëzie en pop-art hebben allemaal hun voorlopers in het Rusland van voor de revolutie). Hoewel hij een belangrijke rol heeft gespeeld bij het organiseren van ‘happenings’, het opstellen van futuristische proclamaties en publicaties met titels als ‘Een klap in het gezicht van de publieke smaak’ is hij nauwelijks op de voorgrond getreden als leider van de groep. Daarvoor was hij te individualistisch, te veel geabsorbeerd in zijn eigen denkwereld, te ongrijpbaar en vooral te onpractisch. Meestal zwierf hij
ergens rond in de provincie met als enige bagage een legendarische buidel met manuscripten (ontwerpen van gedichten, proza, historische berekeningen - het materiaal werd meestal door zijn vrienden uitgegeven, want als hij zelf een drukproef
| |
| |
onder ogen kreeg streepte hij alles door en schreef er iets totaal nieuws voor in de plaats). De buidel werd een keer geplunderd door boerenjongens die van zijn onsterfelijke notities sigaretjes rolden. Als hij ergens een kamer had gooide hij er eerst al het overbodige meubilair uit: om te kunnen leven en werken had hij niet meer nodig dan een bed, een tafel en een rechte stoel.
In 1916, kort nadat hij zichzelf en zijn futuristische vrienden had uitgeroepen tot ‘voorzitters van de aardbol’ moest hij in militaire dienst. Chlebnikov was een tegenstander van regeringen, staten en legers en - afgezien van zijn principiële bezwaren - uitermate ongeschikt voor de rol van soldaat. ‘Het marcheren vermoordt mijn innerlijk ritmegevoel’ schreef hij in een brief; doordat hij zoals altijd en overal verstrooid en permanent in gedachten was drongen de commando's nauwelijks tot hem door. Resultaat: hospitaal, berispingen, het cachot en eindelijk ontslag uit de dienst. In de burgeroorlog begon zijn zwerversleven pas goed. Hij reisde, meestal op het dak van spoorwegwagons, kris-kras door Rusland, haveloos, hongerig en ziek, en vulde zijn onafscheidelijke archief met stapels nieuwe gedichten en theoretische uiteenzettingen. In 1921 sloot hij zich aan bij een afdeling van het Rode Leger die een mislukte poging deed om samen met een groep Perzische communisten Teheran te veroveren. Het volgende jaar dook hij weer op in Moskou op zoek naar voedsel, onderdak en een uitgever. Maar het ‘nieuwe tijdperk’ was begonnen en vrijwel niemand kon of wilde iets voor hem doen. In het tweede deel van haar mémoires (de Nederlandse en Engelse vertalingen van het boek zullen dit voorjaar verschijnen) beschrijft Nadjezjda Mandelstam hoe hij in deze periode een tijdlang dagelijks bij Osip en haar op bezoek kwam om hun schrijversrantsoen te delen - Mandelstam had een mateloze bewondering en sympathie voor Chlebnikov en is in zijn poëzie en zijn proza sterk door hem beïnvloed. ‘Praten met Chlebnikov was iets ondenkbaars: je
| |
| |
had met hem geen enkel contact. Hij zat in zijn volle lengte kaarsrecht op de stoel met de rechte leuning en bewoog onophoudelijk zijn lippen. Hij was zo in zijn eigen gedachten verdiept dat hij geen enkele vraag hoorde; hij merkte alleen dingen op die heel concreet waren en op een bepaald moment essentieel; op de vraag of hij nog iets wilde eten of drinken antwoordde hij alleen met een hoofdknik. Ik herinner mij dat hij bij het weggaan nooit afscheid nam. Ondanks het geluidloze gemompel van zijn lippen bleef zijn gezicht onbeweeglijk. De indruk van onbeweeglijkheid ontstond vooral door de stramme houding van zijn hoofd en zijn nek.’
(Het gedrag dat Nadjezjda Mandelstam hier beschrijft vertoont een opvallende gelijkenis met dat van Ezra Pound in zijn laatste levensjaren: alleen had die nog de eigenaardigheid dat hij ja knikte wanneer hij nee bedoelde en omgekeerd).
Samen met de schilder Mitoeritsj besloot Chlebnikov een tijdje naar de provincie te gaan, waar meer en beter voedsel te krijgen was dan in Moskou. In het dorpje Santalovo werd hij ziek. Zijn lichamelijke conditie was miserabel, behoorlijke medische verzorging was nergens te krijgen en na een afschuwelijk lijden overleed hij er op 38-jarige leeftijd. Mitoeritsj, de enige bekende aan zijn sterfbed, verzorgde de begrafenis.
Chlebnikovs experimenten berustten, net als bijvoorbeeld die van de grote renaissance-schilders, op een combinatie van rationele theorie en artistieke expressie. Het uitgangspunt werd geleverd door twee ‘ontdekkingen’ die volgens hem voor de toekomst van de mensheid even belangrijk zijn als de niet-Euclidische meetkunde: de ‘sterrentaal’ en de ‘tabellen van het lot’. Chlebnikov meende dat achter de chaos van alle tegenwoordige talen een universeel oersysteem van betekenissen verborgen ligt. Door lijsten op te stellen van Russische woorden die allemaal met dezelfde letter beginnen probeerde hij de oerbetekenis van die letter te achterhalen. Zijn inventiviteit in het ‘rijmen’ van de meest uiteenlopende woordbetekenissen is onuitputtelijk en de commentaren die hij geeft bij zijn alfabetische lijsten horen tot het meest adembenemende proza dat in het Russisch geschreven is. Hij nam aan dat de letterbetekenissen die hij op deze manier ‘vond’ en die hij herleidde tot geometrische verhoudingen van punten, lijnen en vlakken, voor de hele mensheid golden en de basis zouden worden voor een universele taal, geen willekeurig Esperanto, maar een ‘sterrentaal’ die in de natuur zelf besloten ligt. Gelukkig schreef hij zijn gedichten maar zelden geheel en al in deze ‘bovenzinnige’ toekomsttaal. Meestal gaat hij zo te werk dat hij de ‘sterreklanken’ combineert met een verduidelijking in min of meer gewoon Russisch. Zo ontstaat een gedicht als het volgende, waarin een visuele indruk - de vormen van een gezicht - wordt weergegeven door corresponderende geometrische letterpatronen:
Piëëo zongen de wenkbrauwen
Liëëëj zongen de omtrekken
Gzi-gzi-gzeo zong de ketting,
Zo leefde op het linnen van bepaalde overeenstemmingen
Buiten de ruimte het Gezicht.
In een bladzijdenlang verhalend gedicht beschrijft Chlebnikov de Russische revolutie en de burgeroorlog als een oer-conflict tussen de klanken Pe en El. Alle woorden van het gedicht zijn om deze basisklanken gegroepeerd en de overgang van strijd naar overwinning en vrijheid (de libertas van Lenin) wordt gemarkeerd door een vervanging van p-woorden door l-woorden.
De ontdekking van de ‘sterrentaal’ hangt bij Chlebnikov samen met een verlangen naar een wereldcultuur waarin alle goden van de mensheid elkaar zullen vinden:
Daarheen, daarheen waar Isanagi
De Monogatori voorleest aan Peroen,
Eros bij Sjang-ti op de knieën is gaan zitten
En een grijze pluk haar op het hoofd
Van een god aan sneeuw doet denken,
En Ti-en met Indra keuvelt,
Schilderijen van Correggio bekijken
En samen genieten van Murillo,
Waar Oenkoeloenkoeloe en Thor
Met hun hoofd op hun handen gestut
Een vreedzaam partijtje dam spelen
Van Hokusai - daarheen, daarheen!
Wie al deze goden zijn kan men vinden in een encyclopedie of achterin de Duitse Chlebnikov-uitgave. Alleen van de genoeglijke Oenkoeloenkoeloe kan ik niet nalaten te vertellen dat hij een God van de Zoeloe's is en dat zijn naam letterlijk vertaald ‘heel, heel erg oud’ betekent. De goden hebben een eigen taal, die weer van de ‘sterrentaal’ schijnt te verschillen. Chlebnikov heeft het allemaal voor ons opgetekend en in ‘Zangezi’, zijn laatste grote werk dat een ency-
| |
| |
Een bladzijde uit de tafels van het lot
clopedie van al zijn theorieën, vondsten en ontdekkingen is genoemd, horen we Eros op de volgende manier zijn kollega's toespreken:
Píri - pepi, pa-pa-pí! etc.
Nog meer dan door klanken was Chlebnikov gefascineerd door getallen. Cijfers overtreffen in zuiverheid en universaliteit van betekenis zelfs de ‘sterrentaal’, om van de gebrekkige communicatiemiddelen waar we het in het dagelijks leven mee moeten doen maar te zwijgen (het eerste wat alle tijdgenoten die over Chlebnikov geschreven hebben van hem vertellen is dat hij vrijwel nooit iets zei). Eén van zijn ‘voorstellen’ voor de toekomst luidde: ‘We kunnen iedere handeling en ieder beeld aanduiden met een getal en met elkaar spreken door dit getal op het glas van een gloeilamp te laten verschijnen... Zo zal de menselijke geest worden bevrijd van zinloze energieverspilling in alledaagse gesprekken.’
Na jarenlang koortsachtig rekenwerk en vergelijking van de historische en biografische data kwam Chlebnikov tot de ontdekking dat de eeuwige afwisseling van gebeurtenissen in de geschiedenis en het persoonlijke leven gebaseerd is op de rekenkundige formule 365 + of - 48(n). Deze ‘oerwet van het lot’ is universeel en de afleidingen ervan leveren de sleutel tot de juiste interpretatie van bijvoorbeeld: de tijdsafstand tussen belangrijke veldslagen, de ineenstorting van grote rijken, maar ook de fasen van iemands liefdeleven en zijn humeur. Voor de ineenstorting van rijken kwam Chlebnikov tot het getal 1383 = (365 + 48.2)3 en dit bracht hem in 1912 tot de volgende voorspelling: ‘in 534 werd het rijk van de Vandalen onderworpen. Moeten we dan niet verwachten dat in 1917 een grote staat ten val zal komen?’ Zoals men weet brak in 1917 in Rusland de revolutie uit. (Voor de eerlijkheid moet ik er bij vertellen dat hij, naar het schijnt, op 31 januari 1915 vergeefs op een grote zeeslag zat te wachten). De de- | |
| |
tails kan men nalezen op tientallen bladzijden met formules en tabellen in zijn verzameld werk. De tijd is volgens Chlebnikov een straalbeweging die overeenkomstig de bovengenoemde formule opereert. De ontdikking van de ‘noodlotswetten’ zal het in de toekomst mogelijk maken deze tijdsstraal met behulp van lenzen en reflectoren maar believen om te buigen en de mensheid daarmee te bevrijden van de ‘ewige Wiederkunft’ van rampen en geweld.
Geloofde Chlebnikov in zijn eigen theorieën en zo ja, was hij dan misschien gestoord? Dit zijn vragen die opkomen bij iedere Chlebnikov-lezer. Ze zijn niet meer te beantwoorden en zelfs al waren ze dat, dan kwamen we te staan voor de onontkoombare volgende vraag: wat dan nog? We doen er beter aan ons te concentreren op een vraag die wél te beantwoorden en veel belangrijker is: wat hebben wij aan het resultaat? Wanneer men gelooft dat onze ‘normale’ denk-, gedrag- en communicatiegewoontes onzinnig zijn in hun beperktheid en destructief in hun consequenties dan is er één manier om ons dit duidelijk te laten zien en er ons althans een moment geestelijk van te bevrijden. Die ene manier bestaat in het kiezen en consequent volhouden van een willekeurig alternatief uitgangspunt - dit is het geheim van iedere vorm van ‘absurdisme’, misschien wel het geheim van iedere ‘gek’. Voor wie bereid is de absurditeit van zijn eigen wereld onder ogen te zien betekent Chlebnikovs ‘sterrenwereld’ een kolossale bevrijding: we zijn niet 100% de slaaf van routine, eenzaamheid, oorlog, onderdrukking etc. zolang we nog in staat zijn op zijn minst een realiteit met andere wetten te verzinnen.
Het doet me veel meer plezier
Naar de sterren te kijken
Dan een doodvonnis te ondertekenen.
Het doet me veel meer plezier
Te luisteren naar de stemmen van bloemen
Die fluisteren ‘dat is hem’
Als ik door een tuin wandel,
Bevrijdend heeft hij ook gewerkt op zijn taal en zijn literatuur. Dankzij de experimenten van Chlebnikov heeft de Russische poëzie en het Russische proza een nieuw ritme en een nieuwe scherpte gekregen. De onvermoede uitdrukkingsmogelijkheden die hij voor zijn taal op het gebied van rijm, woordformatie en syntaxis heeft ontdekt zijn nog maar heel aarzelend door zijn opvolgers gebruikt. Ook in zijn meest ‘gewone’ gedichten is hij verrassend en origineel, zoals in het volgende uit 1922 waarin een zonnebad consequent wordt beschreven als een kleine lichamelijke revolutie. Het is een van mijn favorieten uit de Russische poëzie en ik heb het op de volgende manier in het Nederlands vertaald:
| |
Ik en Rusland
Rusland heeft miljoenen de vrijheid gegeven.
Heel sympathiek! Men zal er nog eeuwen van spreken.
Ik heb mijn hemd uitgetrokken
En iedere spiegelende wolkenkrabber van mijn haar,
Hing zijn tapijten en katoenen kleden uit het raam.
Burgers van mijn Ik-staat
Verdrongen zich aan de vensters van mijn duizendvensterige lokken,
Keken uit eigen verlangen,
Blij om het zonlicht, door mijn huid.
De hemdgevangenis was gevallen!
Ik trok gewoon mijn hemd uit
En gaf de zon aan de volkeren van mijn Ik!
Ik stond naakt aan de oever van de zee. -
Zo schonk ik de volkeren de vrijheid,
|
|