over mekaar heen zo dichtbij), k, l, m, n, o, p, q (die was heel zeldzaam), r, s, t, u, v, w, x, y en z. We noemen ze maar even ‘letters’. Er waren ook grotere letters. Soms leken die wel op de kleintjes, zoals de V en de v. Je had rijtjes letters (wij noemen ze maar even ‘woorden’, maar Hua Yüan Tse wist daar natuurlijk niets van) die, op de grootte van de eerste letter na, hetzelfde waren: Van en van. Hua Yüan Tse besloot om dan ook maar geen verschil meer tussen een grote V en een kleine v te maken. Maar toen merkte hij dat als je het niet zo nauw nam met zo'n eerste grote letter er wel meer woorden haast hetzelfde waren: bijvoorbeeld Aan en aan. Zoals hij de V zag als een grote v, zo beschouwde hij de A maar als een grote a. En dus bleef hij 26 letters overhouden, die hij allemaal een naam gaf.
Nu ging hij op de woorden letten. Al gauw had hij er duizend bij elkaar, sommige kwamen vaak voor, zoals aan en van, andere, zoals troepencongres, kwam hij maar één keer tegen. Tussen die woorden in stonden nogal eens kleine krabbeltjes, een soort vliegepoepjes. Als er een stip stond dan begon het volgende woord met een grote letter. Sommige woorden, zoals Ruppert en Volkskrant begonnen altijd met een grote letter. Behalve de 26 letters die de woorden vormden vielen hem er nog tien op: de 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 1 en 0, die graag bij elkaar in de buurt stonden, maar ook op een hoek van elk blad, waaruit de krant bestond, was zo'n gek tekentje aanwezig. Was die hoek onderaan of bovenaan, links of rechts? Moest je de krant zó houden of zó? Hua Yüan Tse had wel gemerkt dat bepaalde woorden die meestal als een geheel werden geschreven, soms in twee stukken waren gehakt met een klein streepje ertussen: Volks-krant, waarbij het ene deel op de ene regel stond, en het tweede op de andere regel. Hij begreep dat je die regels dus achter elkaar moest lezen, van regel op regel springend.
De eerste soort tekeningen, die waar vaak mensen in voorkwamen, hielp hem de krant zó te leggen dat de regels horizontaal lagen, maar moest je die regels nou van links naar rechts of van rechts naar links lezen? Pai Shih zei: ‘wat doet dat er nou toe?’
Hua Yüan Tse besloot om van links naar rechts te lezen, omdat er zo nu en dan halfvolle regels waren met rechts een lege helft; bovendien kwamen dan alle grote letters vooraan het woord te staan, en dat leek hem beter.
Na een week kwam uit het verre, veel grotere, dorp Ts'ai Chuh de ‘blotevoetendokter’ Ssu Yüan om naar zijn been te kijken. Ssu Yüan kon ook niet lezen of schrijven, maar hij wist wel dat het bestond. Toen Hua Yüan Tse hem dan ook de krant liet zien met de krabbeltjes riep Ssu Yüan uit: ‘dat is een bericht, daar staat iets, daar wordt iets gezegd, een brief, kijk dat moet je zó lezen’ en hij draaide de krant een kwartslag, en wees de letters van boven naar beneden aan.
‘Nou’ zei Hua Yüan Tse ‘wat een brief is weet ik niet, maar ik hou die krant altijd zó, want dan staan de mensen in de tekeningen tenminste recht op.’
‘Nee, nee, de woorden die je opschrijft staan onder elkaar, dan gaan die mensen maar op hun zijkant liggen. Heb je al woorden die je kan lezen?’
‘Lezen?? Ik heb wel ontdekt dat er maar 26 verschillende krabbeltjes zijn’ en Hua Yüan Tse legde Ssu Yüan uit van de grote en kleine letters.
‘Tsjonge’ zei Ssu Yüan, ‘wat een armoedige taal is dat, met maar 26 verschillende woorden, stel je voor.’
‘Taal?’ zei Hua Yüan Tse, ‘wat is dat nou weer?’
‘Weet je dat niet? Behalve het Chinees waarin wij met elkaar spreken zijn er nog andere manieren om met elkaar te spreken. Wij noemen een bloem natuurlijk hua, maar er zijn ook andere landen waar ze een bloem heel anders noemen, bijvoorbeeld “bloem”.’
‘Wat een onzin. Een bloem is toch zeker hua’ zei Hua Yüan Tse (in het Chinees).
‘Toch is het zo. Je moet proberen uit te vinden wat die 26 woorden betekenen, dan weet je wat ze zeggen willen. Nu moet ik weg.’
De dagen daarna las Hua Yüan Tse elk vrij ogenblik in de Volkskrant. Hij begreep er niks van. Hoe konden ze met maar 26 woorden iets zeggen, hij kende er in het Chinees wel duizend! Maar er vielen hem een aantal dingen op.
Er was een hele serie tekeningen, haast elke dag wel een, waarop je steeds weer hetzelfde hoofd (met bril) herkende. Deze man (want soms zat aan het hoofd een compleet lichaam vast) stond naast steeds weer anderen. Onder de tekeningen zag Hua Yüan Tse staan: Ruppert en Den Uyl of: Andriessen bij Ruppert of: Ruppert ontvangt Wiegel. Zoals dus in de tekeningen steeds weer datzelfde hoofd terugkeerde, zo kwam in de tekst erbij steeds weer het Ruppert terug. Al heel lang vermoedde Hua Yüan Tse dat de onder- of zijschriften bij de tekeningen iets met die tekeningen te maken hadden. Er waren trouwens ook tekeningen waar de letters gewoon in stonden, maar daarover later. Heel brutaal dacht Hua Yüan Tse: ‘Ssu Yüan kan me nog meer vertellen. Ruppert, dat is die