Nu schenken wij een borreltje. Dat is toch ook gewoon? Een jenever voor de heren, een sherrytje voor de dames, in de kleine ronde glaasjes met de witte stippen. Ik drink anders niet veel, maar dit is een bijzondere dag. ‘Proost! we say. That is typical Dutch.’
Zij vertellen ons over hun wandeling. ‘All the houses looked very neat,’ zegt Harold. ‘Very well-painted. Didn't we think they looked neat, Margaret? Well-painted?’
‘O I had never seen! such nice-looking houses!’ zegt Margaret. ‘So neat! And so... I'm looking for the right word...’
‘Well-painted’, zegt Harold.
‘Well-painted, that's it. I think your people must be very proud of their homes. I think they must be happy people.’
‘Yes, they are happy. Everybody is happy. Only sometimes when it is raining, they say, it is raining, I am not happy.’
‘Well.. we can't always have fine weather.’
‘They won't be very happy when they have to pay their income-tax,’ zegt Harold lachend. Denkt hij nog steeds dat wij eigenlijk geen inkomstenbelasting hoeven te betalen? ‘Or when their television goes kaput,’ zeg ik, en Albert, ‘Or when they fall in the water.’
Wij moeten allemaal lachen, ook Albert, zo moeilijk als het is om de mensen gelukkig te maken. ‘The lady who lives in the house on that side,’ zeg ik, ‘she is not happy, she said to me Goddammit maid - that is what we say when we are angry you know - she said the boys made too much music, too loud.’
‘Did she say that?’
‘I said, it doesn't matter, just be happy. You must sing and laugh, I said, and be happy. But she was unhappy.’
‘I am sorry,’ zegt Margaret.
‘And in America, the people are happy?’
‘You see, Missus Hantjes, the problem in America is, life is very competitive. Everyone wants to be a little better or a little richer than his neighbors. This makes it difficult for some people. I don't think you have that problem here.’
‘No! In Holland, all the people want to be the same. Just ordinary, you know. If somebody is not ordinary like everybody else, we call him an aansteller. Wat is dat, weet jij dat?’
‘Dat kennen ze niet,’ zegt Albert.
‘Well, you know, an aansteller is like this’ - en ik trek een aanstellerig gezicht, en wapper mijn handen heen en weer bij mijn oren.
‘Better look the other way, Margaret,’ mompelt Harold. ‘I think the woman is imitating a pervert,’ en hij vervolgt, ‘Tell me Albert, what kind of work would your neighbors do? What kind of jobs would they be in?’
‘No,’ zegt mijn man.
‘Wat voor baantjes, bedoelen ze,’ voeg ik hem toe. ‘De mensen in de buurt, wat hebben die voor baantjes.’
‘O... Hoe weet ik dat nou.’
‘I think the most work in an office,’ zeg ik.
‘Just like home,’ zegt Margaret. ‘Isn't that wonderful? Harold?’
Harold denkt aan iets anders. ‘What is your line of business, Albert? What is your office?’
‘We make machines.’
‘Very good! What kind of machines?’
‘Amusement,’ zegt mijn man op z'n Hollands.
‘Amusement machines! Harold thinks that is so important! Don't you, Harold?’
‘Yes... In these days of worry and stress...’
‘People need amusement!’ roep ik uit.
‘The world doesn't offer them much to be amused by,’ zegt Margaret.
‘Only machines!’
Later vertelt Harold dat de firma waar hij voor werkt ook een afdeling heeft die amusementsmachines maakt. Wat een toeval! De mannen hebben elkaar gevonden. Harold belooft mijn man dat hij hem een prijslijst zal sturen.
Aan het eten zijn onze gasten verrukt over het echte Hollandse eten: runderlapjes en andijvie en aardappels met veel jus; en wentelteefjes toe. ‘We call them rotating bitches,’ zeg ik. Daar kijken zij van op; dat wist ik wel, het was een grapje. De jongens zitten er gezellig bij aan tafel. Zo is het hele gezin gewoon bijeen; maar de jongens spreken niet, zij kijken alleen af en toe van opzij naar Harold en Margaret, met hun echte Hollandse nuchtere oogopslag. Harold probeert het op een andere manier: ‘Guten Tag, mein Herr. Sprechen Sie Deutsch,’ zegt hij tegen Henk, die daar natuurlijk ook niets op zegt.
‘We don't like the German in Holland,’ leg ik uit.
‘I understand that; but the two languages are not very different, isn't that so?’
‘Very different,’ zegt mijn man. ‘Yes.’
‘O, is that so. Well, you know them both, of course. And I guess you meet quite a lot of Germans.’
‘We don't meet them,’ zegt mijn man.
‘They come to Holland on their holiday