Friend is Laid maakten duidelijk dat hij inderdaad eindeloos herschrijven nodig had om tot kunst te komen. In dat latere werk (behalve misschien Lunar Caustic dat me minder interesseerde) is niet een bepaalde kristallisatiegraad bereikt die voor zijn werk noodzakelijk is. Daarom is het zo vreemd dat deze brieven, waaronder soms zeer lange, zo bijzonder goed zijn, wat te kennen geeft dat hij ook direct kon reageren, improviseren. Ik dacht daarom even dat het zin zou hebben om zijn eerste aanzetten voor verhalen en romans te lezen, maar dat is w.s. toch niet juist omdat als hij in de brieven uiteenzet wat hij van plan is te schrijven, het grote algemene vaagheden zijn, een groot verschil met zijn uitleg van een voltooid werk als Under the Volcano, die zeer verhelderend is.
Als accident-proneness iets te betekenen heeft dan sloeg het op hem. Zelden gehoord van iemand die zoveel diepgaande ellenden en ongelukken beleefde, lichamelijk, met niet-aankomende post, met het verlorengaan van manuscripten, geldproblemen, uitgevers die hem in de steek laten. En toch klinkt in dit hele boek door de zin die in een van zijn verhalen voorkomt en ook in een van de brieven, dat het leven bedoeld is een happy ending te hebben, dat het alleen de menselijke zin voor tragiek is die het zo belabberd maakt. Als je alleen de gebeurtenissen van zijn leven vermeld zag, zou je het gevoel hebben in een Kafka nachtmerrie rond te dwalen, iets om direct mee op te houden (ik wil Kafka nooit lezen). Maar wat Lowry zo aanvaardbaar maakt, zo moedgevend, is zijn onvermogen om verbitterd te raken, geen optimisme maar het reële vermogen om te genieten - ook in herinnering - van landschappen, vogels, de zee.
Dat niet-verbitterd raken heeft ook met zijn wil te maken. Tweemaal maakt hij een grote crisis door met een uitgever. De ene keer zijn hij en zijn vrouw onvoorstelbaar schandelijk behandeld door een uitgever, die manuscripten wegmaakt, een jaar lang geen brieven beantwoordt, dan plotseling zonder drukproeven te geven een boek publiceert, maar zonder laatste hoofdstuk. Wanneer Lowry iedereen op dit uitgeversbureau de kop zou hebben ingeslagen was dit volkomen begrijpelijk en aanvaardbaar geweest, maar na uitvoerig de kronkels van het wanbeleid te hebben uiteengezet sluit hij toch niet de mogelijkheid van zijn achting en zelfs vriendschap uit. Dat was niet uit lafheid of om de centen, maar om de onwil te aanvaarden dat mensen zo rot zouden zijn.
Zojuist is Maurice uitgekomen, een boek van Forster uit 1913/14. Hij heeft het zolang onder zich gehouden omdat het een openlijke verheerlijking van de homosexualiteit bevat en ook waarschijnlijk omdat zijn moeder zo lang leefde. Hoewel ik van Forster's boeken hou en hoewel ik het eigenlijk helemaal eens ben met zijn nostalgische anti-industriële philosophie, vind ik het jammer dat hij het niet aandurfde om zijn boek indertijd te publiceren. Met zijn moreel gezag had hij een hoop ten goede kunnen bewerken. Het lijkt me niet onmogelijk dat hij door deze inspiratie geheim te houden (en hij schrijft in een nawoord hoezeer het woord inspiratie van toepassing was) zijn schrijverschap frustreerde. Behalve een aantal bijzonder goede essays en artikelen heeft hij na A Passage to India ruim veertig jaar lang geen romans meer geschreven. (De jaartallen van romanvoltooiingen zijn 1905, 1907, 1908, 1910, 1913/14 - Maurice, en 1924 - A Passage.)
Een schrijver die geheimen heeft voor zijn publiek komt niet tot bloei. Het gaat niet om dat publiek, maar om de rem die hij op zijn beeldend vermogen zet. Mensen en dieren die men telkens uit de slaap haalt op het moment dat hun dromen beginnen, gaan kapot. Forster is niet kapot gegaan, hij is tot het eind een geliefd auteur gebleven, maar ik kan me voorstellen dat iemand die ooit de lusten van de creativiteit heeft geproefd het wegblijven daarvan beleeft als steriel zijn, toch wel als kapot.
Er is één ding dat wetenschappers en pseudo-wetenschappers gemeen hebben (ik denk b.v. respectievelijk aan medici en aan de groep van anthroposophen, homoeopathen, natuureters etc.): de toon van gelijkhebbers.
Natuurlijk (haast ik mij te noteren) geeft de officiële wetenschap iets meer waarborg dat het geen onzin is wat men vertelt (de controleerbaarheid, de eis van herhaalbaarheid van experimenten, de spelregels der logische afleiding; democratie en moderne wetenschap als geïnstitutionaliseerd wantrouwen). Maar het grootste bezwaar tegen beide richtingen blijft de eigen zekerheid en daarmee de onbereidheid critiek te aanvaarden.
Zie interview Bibeb/Mulisch waarin hij het gezin een fascistische instelling vindt. Dat zou nog aanvaardbaar zijn - minus de demagogie - als hij daar tegenover b.v. de commune zou stellen of een absolute promiscuïteit, van man én vrouw. Maar Mulisch is dan voor pure polygamie, d.w.z. dat de man met vele vrouwen omgaat, maar vooral niet het omgekeerde - polyandrie - omdat