achterover, bleef zo staan en lachte. Stakker, zo schoot het door mijn hoofd. Maar ze was zo aanbiddelijk, dat ik wat ik even gedacht had, snel vergat. Ik wilde een leuke avond hebben. Ik wilde dat ook zij een leuke avond had. Geen pijn. Geen waarheid. Ik was, terwijl ik zorgvuldig om me heen keek, bij haar precies aan het goede adres, ze hield niet op met naar me te lachen. Ze trok haar ogen open, knipperde ermee.
Ze vond mij aardig. Ze vond mij aardig genoeg om zich een beetje aan te stellen.
‘Champagne?’
Natuurlijk champagne. Ik hield zo'n kelnersjongen aan, nam twee glazen champagne van het blad en wij hieven het glas. Ja, zij ook, de sigaret in de ene hand en het glas tussen duim en vinger van de andere hand. Ik zei iets dat haar wel moest bevallen en zij zei iets terug dat, hoe flauw het ook was, ik bijzonder op prijs stelde (ik zal het geheel hier aangeven met: elegante dialoog).
Ik zei haar dat ik het gevoel had dat ik haar al jaren kende. Ik zag ook in hoe oneerlijk het was dit te zeggen, maar dat ik oneerlijk was, was goed. Zij was het ook en dat zei mij tweeërlei: a. dat ik mij gekweten kon voelen van enige verplichting en b. dat zij een zinnebeeld was van het bederf, de rottenis waar deze kapitalistische maatschappij aan ten gronde gaat: ouderdom. Ik zei dat ik van haar hield. Weer waren dit de goede woorden, aangezien zij het de moeite waard vond mij daarna op een onweerstaanbare manier de rook in mijn gezicht te blazen.
‘Pas op wat je zegt.’
En toen vond ik dit zo opwindend, zó apart van haar, dat ik of ik wilde of niet, werkelijk van haar begon te houden.
En naar de lucht kijkend bedenk ik het volgende. We lagen daar op strand, tussen de palmen. We aten er van tijd tot tijd, om het uur een portie oesters. (Er liep een jongen rond die oesters-in-ijs verkocht. Sprenkelde enige druppels, uit een citroen geknepen, er overheen. Een koele lekkernij.) Wat ik daarmee zeggen wil is dat we geld genoeg hadden. Je zag het ook aan de hoge, met prikkeldraad bekroonde hekken die, aan weerszijden van ons terrein, ver de zee in liepen. In feite begrénsden deze hekken ons terrein. Aan de gene zijde van het hek, aan de zijde van Syracuse, was het zwart van de mensen. Het waren er vele, die net zoveel genoten van het strandleven als wij, hoogstens wat meer herrie daarbij maakten.
We maakten ons geen speciale zorgen om deze mensen. Ik zag alleen hoe een bal van een van ‘onze’ kinderen, per ongeluk aan de andere kant van het hek neergekomen werd opgepakt en niet werd teruggegooid, terwijl wij even tevoren een bal van hen, een erg goedkope nog wel, van gevlochten touw wel hadden teruggegooid. Daaruit kun je gemakkelijk afleiden dat, in tegenstelling tot wat vandaag mode is te geloven, het verschil tussen rijk en arm steeds kleiner wordt.
Hetzelfde kun je afleiden uit het toenemende aantal diefstallen waarbij ik als beeld wil gebruiken: een papieren zak die scheurt, dat hou je ook niet tegen.
Wij woonden aanvankelijk in een zgn. edifice, een flatgebouw aan de rand van de stad, dat heb ik al verteld geloof ik. Vanaf ons balkon keken we neer op een binnenplaatsje, waar meestal maar één auto stond. Die auto was van ons.
Die auto kon dienen als een general supply (mijn concise Engels uitdrukkingsvermogen zou mij in staat stellen dit verhaal met de helft te bekorten) van alle andere auto's in de buurt, want soms miste ik de ruitenwissers, een andere keer de reserveband en toen ik op een morgen ontdekte dat mijn auto geen stroom meer had, was ik genoodzaakt de bus te nemen, maar ik zorgde er wel voor dat er 's middags weer een accu in mijn auto zat. Nonchalance in deze zouden mijn buurtgenoten hebben kunnen opvatten als het sein om nu maar de hele auto te slopen.
De langdurige zomerstaking van '68 trof niet onze fabriek, die werkte desgewenst ook zonder mensen. Toch kon ik mij niet permitteren te doen of er niets aan de hand was. Gezien, hoe anders dan bij ons, toen de woordvoerders op de markt in P. tomaten in het gezicht werden gegooid, dat iedereen ook hun medestanders plezier hadden, wat de slachtoffers noodzaakte te doen of ze niet met tomaten waren gegooid, zij gaven het socialisme de schuld van alle misère en meegemaakt dat allen daar mee instemden en hoera riepen. Italiaanse opera, zou ik zeggen, als ik niet iets anders te zeggen had.
Het bovenstaande is een uiteenzetting van de mechaniek van het fascisme.
Fascisme wordt vaak synoniem gesteld aan geweld en terreur, maar opgevat als geesteshouding moet het worden gelijkgesteld aan: eenvoud.
Voor de leek is een eenvoudige voorstelling van de rechtvaardigheid altijd heel aantrekkelijk, maar vandaag aan de dag is het niet verstandig je iets eenvoudig voor te stellen als je - zoals dat in het geprogrammeerde automatische proces het geval is - je kans