Hollands Maandblad. Jaargang 1972 (290-301)
(1972)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[291]Als het Oedipuscomplex nu eens projectie was
| |
[pagina 4]
| |
Orakel dem Vater verkündet hatte, der noch ungeborene Sohn werde sein Mörder sein’.Ga naar eind(3) Geeft Freud met deze samenvatting de Oedipusmythe juist weer? Tot op zekere hoogte. Opvallend is in ieder geval, dat Freud nalaat te vermelden, dat Laïos (met medeweten van Iokaste) besloot op grond van het orakel zijn zoontje de voeten te doorboren en pas na deze gewelddaad opdracht gaf het in het gebergte te vondeling te leggen in de verwachting van een zekere hongerdood. De mythe verhaalt dus, dat aan het ‘oedipale conflict’ fysiek geweld en moordzucht van de ouders voorafgaan. Verder is het een legitieme vraag, waarom Freud zo weinig aandacht besteedt aan wat überhaupt aan de moord op Laïos en de verkrachting van Iokaste voorafgaat. Als wij de mythe even au sérieux nemen als Freud is dat in ieder geval het volgende. Nog voor de geboorte, dus waarschijnlijk tijdens de zwangerschap van Iokaste, raadpleegt het illustere ouderpaar een orakel. Wat het orakel in de eerste plaats voorspelt, is dat het te verwachten kind een zoon is. Wat kan voor Laïos en Iokaste de reden geweest zijn om als jonggehuwden een orakel te raadplegen? De enige parallel, die wij met onze hedendaagse ouders in spe kunnen trekken, is dat de toekomstige vader en moeder of een dokter raadplegen om te weten of er inderdaad sprake is van zwangerschap, of een anderszins deskundige om te vragen van welk geslacht het kind zal zijn. Dat zijn de twee enige vragen, die men menselijkerwijs aan een deskundige in deze fase van het huwelijk kan voorleggen. Het orakel heeft beide vragen beantwoord en nu het een jongen zal worden, wordt de vader bedreigd met moord en de moeder met een incestueuze verhouding. Dit perspectief noopt de ouders tot gewelddadigheden. Niet alleen omdat de Oedipusmythe deze accentverschuiving toelaat, maar ook omdat zij daar als 't ware toe uitnodigt door de daarop betrekking hebbende feiten aan het begin te plaatsen, vraagt men zich af, of deze mythe wel een goed voorbeeld is van het Oedipuscomplex in de freudiaanse zin. Maar daarnaast kan men zich ook nog afvragen, waarom Freud deze details verwaarloosde, dus wat de betekenis is van deze omissie. Zou men er in slagen daarover enige opheldering te verschaffen, dan is er misschien goede grond voor het vermoeden, dat er een geheel andere interpretatie van zowel de Oedipussage als het Oedipuscomplex mogelijk is.
In 1948 heeft de Nederlandse psychoanalyticus dr. H.A. van der Sterren een monografie over het werk van Sophocles geschreven, voorzover dat betrekking heeft op het lot van Oedipus. De drie tragedies, Antigone, Koning Oedipus en Oedipus te Kolonos worden hierin geanalyseerd in termen van het freudiaanse oedipale conflict. De kracht van een psychoanalytische literatuurstudie van de Oedipustragedie is hierin gelegen, dat aangetoond wordt, hoe het ondoorgrondelijk noodlot dat de niet psychoanalytisch geschoolde lezer beroert, voor de wel in de psychoanalyse geschoolde lezer de gave uitbeelding is van een onbewust geworden wens. De tekst zelf geeft daar uitsluitsel over. Wij volgen Van der Sterren. ‘Ik wil ook voor classici schrijven en voel mij gedrongen een ander argument voor hen te geven. Als zoodanig zou ik een kleine ontdekking willen vermelden, die ik in een grieksch woordenboek deed. Ik zocht om een of andere reden de beteekenis op van het werkwoord χραω en vond dat de beteekenis in het activum is “begeeren” en in het medium “zich een orakel laten geven”; een classicus, die met belangstelling mijn studie volgde, wees mij er op, dat het verschil van activum en medium zelfs kan vervallen en dat dezelfde werkwoordsvormen de beide beteekenissen hebben. Men kan het dus zoo uitdrukken: het moest verborgen blijven, dat Oedipus, dat de mensch deze dingen begeert te doen, en daarom wordt het voorgesteld, dat het orakel, dat de godheid het wil en er den mensch toe brengt. Maar deze maskeering is wel erg doorzichtig, zij wordt door de grieksche taal ongedaan gemaakt, want hetzelfde woord drukt uit “verlangen” en “zich een orakel laten geven”. Men kan het ook anders uitdrukken: dezelfde pscyhologische krachten, die wij ontdekken in Sophocles' werk - nadat wij ze ontdekt hadden in de houding der menschen - zijn ook aan het werk in de ontwikkeling der taal. Wat eigenlijk ook vanzelfsprekend is’.Ga naar eind(4) Nu worden er in de Oedipustragedie meerdere orakels vermeld, maar H.A. van der Sterren benut zijn trouvaille alleen wanneer er een orakel aan Oedipus gegeven wordt, met name wanneer hem aangezegd wordt, dat hij zijn vader zal vermoorden en zijn moeder zal huwen. Maar voor de andere orakels, bijvoorbeeld voor het orakel dat Laïos en Iokaste ontvangen gaat de lexicografische vondst kennelijk niet op. Waarom in het ene geval wel en in het andere niet? Er is nog een andere passage in Van der Sterren's tekstanalyse die enige aandacht verdient. Natuurlijk is het ook hem niet ontgaan, dat de Oedipustragedie een zekere agressiviteit van de ouders vermeldt. Dat blijkt onder meer uit het volgende fragment, dat ik getrouw aan Van der Sterren in het Duits geef omdat hij dat beschouwt als de | |
[pagina 5]
| |
beste vertaling. Oedipus ondervraagt de herder, die hem oorspronkelijk in opdracht van zijn ouders te vondeling moest leggen:
Oedipus: Sie selber hat es dir gegeben?
Herder: Ja.
Oedipus: Und wozu gab sie dir's?
Herder: Ich sollt' es töten.
Oedipus: Die eigne Mutter!
Herder: Das Orakel fürchtend.
Oedipus: Welches?
Herder: Dasz es die Eltern morden würde.
Van der Sterren tekent hierbij aan: ‘Genoemd wordt het eerst de vijandigheid van de moeder, die haar kind te vondeling legt, maar als eerste oorzaak in dezen vicieuzen cirkel wordt de vijandigheid van het kind genomen. Deze omkeering van “vermelde” en “bestaande” prioriteit der vijandigheid is op zich zelf al weer typisch. Zoo is het ook in de menschelijke psyche...’.Ga naar eind(5) Dit is inderdaad typisch. Men wordt in de psychoanalytische literatuur vaker op zo'n omkering geattendeerd, maar wat opvalt is dat daarin de techniek van de omkering uitsluitend gehanteerd wordt wanneer zij een aangenomen interpretatie ondersteunt. Het is niet zo, dat men alles moet omkeren, het is ook niet zo dat men dat zo willekeurig mogelijk moet doen, neen, men moet dat doen, wanneer de gegeven interpretatie daarom vraagt. Deze methode lijkt op een principe uit de kaballah: men suggereert een onbevangen belangstelling voor de uitkomst van een bepaalde rekensom, maar als die niet het veronderstelde resultaat oplevert, past men net zo lang arithmetrische bewerkingen toe - optellen, delen, vermenigvuldigen of desnoods 2 toevoegen -, totdat het gevraagde antwoord bereikt is en dat antwoord beschouwt men dan als het antwoord op de oorspronkelijke rekensom. Wanneer men echter niet aangeeft onder welke omstandigheden de methode van de omkering mag worden toegepast, heeft men aan deze methode heel weinig. En men heeft er zeker niets aan, wanneer men hem niet losmaakt van de veronderstelde uitkomst.
Argwanend geworden door deze nalatigheden, zou men zich verplicht kunnen voelen tot een andere interpretatie, die bovendien verklaart waarom aan de freudiaanse zolang de voorkeur is gegeven. Eén mogelijkheid is, dat de veronderstelling van een oedipaal conflict bij de kleuter een projectie is van de vader, of de moeder, of van beiden. De agressie, bijvoorbeeld, die de vader jegens zijn zoon heeft, wordt door de vader ontoelaatbaar geacht en volgens een vrij simpel psychisch mechanisme volgt er projectie. Projectie is een soort bescherming tegen de eigen ongewenste verlangens en gevoelens. Door deze toe te schrijven aan de persoon jegens wie men ze heeft, worden ze verteerbaar en verstoren ze niet langer de gemoedsrust. Het zou zoiets kunnen zijn. Is het eigenlijk ook niet wat overdreven en absurd wat een freudiaan bij een kind veronderstelt? ‘De kleine jongen heeft op de leeftijd van ongeveer vier tot zes jaar den wensch met zijn moeder te trouwen en met haar kinderen voort te brengen en zijn vader uit de weg te ruimen, juist omdat hij hem hierbij in de weg staat’.Ga naar eind(6) Hier wordt toch wel een erg ingewikkeld complex van erotische en agressieve wensen bij het kind gepostuleerd. Gegeven is in ieder geval, dat de moeder veel liefde schenkt aan haar pasgeboren zoon. Juist die mogelijkheid zou de afgunst en zorg van de vader kunnen voeden. Want ook al heeft de moeder misschien geen erotische verlangens jegens de zoon, de vader zal er hoe dan ook aan moeten wennen dat hij niet langer de enige is. Dat het kind een zekere genegenheid voelt voor zijn moeder zou voor de vader niet zo'n zorg hoeven te zijn, mits hij er maar van overtuigd kon zijn dat dat haar koud laat en dat hij bij haar favoriet blijft. Maar zijn onzekerheid en twijfel en mogelijk ook daardoor het besef van zijn eens falende potentie (Oedipus loste immers een raadsel op, dat de vader boven de pet ging), wekken zijn agressieve en moordlustige fantasieën op. Stafford-Clark, die een boekje schreef onder de titel ‘Wat Freud eigenlijk gezegd heeft’, merkte in dit verband eens op ‘Hoe vaak gebeurt het niet, dat pas haar zoon ontvangt, waar haar man naar streefde’.Ga naar eind(7) En dat was een citaat uit Freud. Men zou zelfs een fraaie freudiaans getinte theorie hierover kunnen opstellen: het voortbestaan van de soort is mogelijk geworden door de bedwinging van de kindermoord. De projectie van de vaderlijke agressie op de onnozele en machteloze zoon is een verworvenheid die het voortbestaan garandeerde en elke vader individueel van zijn beangstigende moordlust verloste. Maar goed dat is speculatie. De vraag is eerder of er ook feitelijke omstandigheden zijn, die een alternatieve interpretatie ondersteunen. Men zou daarbij op dezelfde wijze te werk kunnen gaan als Freud. Het is op zich zelf niet onwetenschappelijk om bij het interpreteren van onoverzichtelijk gedrag in alle mogelijke verschijnselen een ondersteuning te zoeken voor de hypothese waaraan men in eerste instantie de voorkeur geeft. Wat Freud veelvuldig heeft gedaan - literatuur analyseren, de krant lezen, teksten vergelijken, dromen beluisteren -, is een zeer effectieve manier van materiaal verzamelen. | |
[pagina 6]
| |
H.F.M. Peeters vermeldt in zijn proefschrift ‘Kind en Jeugdige in het begin van de moderne tijd (ca. 1500-ca. 1650)’ de correspondentie, die Gaspar de Saillans met zijn jonge vrouw voerde (1569). Zij schrijft hem tijdens zijn zakenreis dat zij zwanger is gebleken en verzoekt hem snel naar huis te komen. Het antwoord van de aanstaande vader luidt: ‘Ik zal mijn reis aanzienlijk bekorten om dat kind te kunnen beoorlogen, want ik ben bang dat het jaloers zal zijn wanneer ik bij u kom; het zal me willen slaan met zijn hoofd, zijn vuist of zijn hiel, ik zal dus wel met list te werk moeten gaan... de gedachte alleen al doet me zoveel plezier dat de pen uit mijn hand valt’.Ga naar eind(8) Een bekentenis, die nauwelijks enige interpretatie behoeft. Hier staat letterlijk dat de man reeds tijdens de zwangerschap een conflict veronderstelt tussen hem en het nog ongeboren kind met als inzet de gunsten van de moeder. Sterker nog, naar uit deze brief althans blijkt, vermoedt hij dat de embryonale concurrent jaloers zal zijn op hem, als echtgenoot. Het oedipale conflict in zijn prenatale fase. Een duidelijker geval van projectie is haast ondenkbaar. Voor psychoanalytici is er bovendien nog de treffende passus van het vallend schrijfgerei, waarvan we allemaal weten waar dat voor staat. De aanstaande moeder is in ieder geval op de hoogte gesteld van de rivaliteit.
Dr. A.J. Westerman Holstijn is jarenlang privaatdocent in de psychoanalyse geweest aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef een erkend leerboek, waaraan ik de volgende passage over het Oedipuscomplex ontleen: ‘“Wat is trouwen eigenlijk?”, vroeg een vijfjarig ventje eens aan zijn vader te midden van een grooten kring bezoekers, waartoe ik ook behoorde. De vader zat met de vraag ietwat verlegen, en gaf onder algemeene stilte een antwoord, dat dubbelzinniger en dus vollediger was, dan hijzelf w.s. wist. Trouwen, zei hij, is samenwonen met iemand waar je het meeste van houdt. Zonder aarzelen, riep de jongen hierop uit: Dan ga ik later trouwen met mammie! Bezoekers en tantes bleken door dit antwoord ietwat geroerd te zijn, hetgeen zich uitte in uitroepen van “snoezig” en dgl. Ja maar, zei hierop een bezoeker, en pappie dan? O, antwoordde de jonge Oedipus terstond: die moet dan maar dood! De omgeving bleek dit nu wat te kras te worden, er ontstond een afkeurende stilte, en met een: zulke leelijke dingen mag je niet zeggen, werd de jongen snel naar bed gestuurd’.Ga naar eind(9) Ter toelichting zij eerst vermeld, dat het antwoord van de vader ‘dubbelzinniger en dus vollediger was’, omdat samenwonen de letterlijke vertaling van co-habitare blijkt, naar de auteur in een voetnoot opmerkt. Hierin heeft hij eigenlijk geen gelijk. Cohabitare heeft weliswaar meerdere betekenissen, maar samenwonen is de ‘letterlijke vertaling’ van slechts één van die betekenissen en dus zelf niet dubbelzinnig; maar goed, het gaat mij bij een bespreking van deze passage geenszins om een discussie over de kwaliteit van de etymologische verheldering. Deze passage is voor mij interessant door de volgorde, waarin de gebeurtenissen plaats blijken te vinden en de kleine verschuivingen in het verslag zelf. Eerst is er sprake van ‘een grooten kring bezoekers’. Nadat de jongen op het antwoord van zijn vader gereageerd heeft met het voornemen zijn moeder dan maar te huwen, blijkt het gezelschap ineens te bestaan uit ‘bezoekers en tantes’, maar wanneer daarop een heer uit het gezelschap de jonge Oedipus ontmaskert, valt het sexe-verschil weer weg en maakt de auteur gebruik van de neutrale term ‘omgeving’. Dit geeft een aanwijzing voor een zinnige fasering van de gebeurtenis: Wanneer de jongen zijn moeder uitverkiest en wanneer de plotseling aanwezig blijkende tantes - misschien onder het slaken van een verrukt gilletje - hun genegenheid voor dit idee hebben geuit, maakt een heer zich los uit het gezelschap om het op te nemen voor de vader. De enige uitroep, die vermeld wordt is snoezig en dat is een woord, dat binnen ons taalgebruik eerder behoort tot het vocabulaire van een vrouw dan van een man. Wat de heren uit het gezelschap hebben gezegd, wordt door Westerman Holstijn dus niet vermeld. De auteur is de reactie van de dames bijgebleven. Op dat moment is de opmerking, dat de vader maar dood moet gaan (wat nog iets anders is dan de vader willen vermoorden) niet geuit. Pas wanneer een bezoeker de vraag stelt: ‘Ja maar, en pappie dan?’ is dat het geval. De bezoeker, die zich haast het voor de vader op te nemen, construeert willens en wetens een conflictsituatie voor het jongetje, door in zijn woordkeus al uiting te geven aan een onmogelijkheid en ongewenstheid. (Ja maar...). Sterker nog, de vraag suggereert, dat bij een dergelijke trouwpartij de vader niet langer aanwezig kan zijn. Wanneer men een conflict op een dergelijke wijze introduceert en onvermijdelijk maakt, moet men niet verbaasd zijn dat men krijgt waar men om vraagt. Men bedenke bovendien, dat dit geval uitsluitend aantoont, dat de kleine jongen, pas nadat een bezoeker hem wijst op de overbodigheid van de vader te kennen geeft dat de vader dan maar dood moet zijn. Niet eens de wreedste oplossing voor een opgedrongen conflict. Pas nadat de positie van de vader besproken is, wordt de vijfjarige de jonge Oedipus genoemd en pas nadat een | |
[pagina 7]
| |
man uit het gezelschap heeft gereageerd op de geroerdheid der dames, valt het eerder gemaakte onderscheid tussen bezoekers en tantes in het verslag van Westerman Holstijn weer weg. Werd de dames een lesje geleerd? Bij overlezing van dit fragment vraagt men zich ook af of de jongen iets anders had kunnen zeggen en zo ja, of hem dat in enig geval vrij gepleit zou hebben van agressieve gevoelens jegens de vader. Ik denk van niet, immers de psychoanalyse leert ons, dat juist antwoorden als: Dat zien we dan nog wel of Mijn vader mag altijd blijven als gave voorbeelden gezien kunnen worden hoe een vurige wens zich uitdrukt in vertoon van onverschilligheid of de openbare formulering van het omgekeerde. Wat hij ook geantwoord zou hebben, elke uitspraak zou teruggebracht zijn tot het antwoord dat in dergelijke situaties wordt verwacht.
Er zijn nu een drietal psychische verschijnselen genoemd: het Oedipuscomplex, de projectie en de ouderlijke agressiviteit. Projectie is een algemeen erkend fenomeen, dat niet alleen in de psychoanalyse maar bijvoorbeeld ook in de psychologische testleer verondersteld wordt ter verklaring van gedrag. Van het Oedipuscomplex op het moment, dat het zich vormt, weet ook de psychoanalyse weinig, omdat het hierbij gaat om doorgaans verborgen wensen van een kleuter, die van die wensen en de daaraan gekoppelde belemmeringen een gebrekkig rapporteur is. Waar de psychoanalyse wel over beschikt, zijn de moeizaam verworven herinneringen van volwassenen, die zich voor een therapie hebben aangemeld en eerst van de psychoanalyticus horen, dat er nog onverwerkte resten van het Oedipuscomplex bij hen aanwezig zijn. Maar waar juist het meeste empirische materiaal over bestaat - de ouderlijke agressie jegens het kind - daarover wordt in de psychoanalyse het minste getheoretiseerd. Ten eerste vanwege deze nalatigheid, ten tweede vanwege de onaanvechtbare gevallen van ouderlijke gewelddadigheden en ten derde vanwege het feit, dat ouders goede redenen kunnen hebben de aanwezigheid van het kind te betreuren, | |
[pagina 8]
| |
is het zinvol het Oedipuscomplex niet los te zien van de ouderlijke agressie, zoals die zich uit in fantasie of daad. De wereldliteratuur en de geschiedenis wemelen van voorbeelden van kindermoord of verstoting. Isaäc wordt door Abraham met de dood bedreigd, zij het onder druk van verheven influisteringen. Jezus wordt opgeofferd door God de Vader, die volgens het verhaal het erbarmelijk lijden van zijn zoon voorzag en eiste. Herodes laat alle kinderen beneden de twee jaar vermoorden, door drie volslagen vreemdelingen op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van een toekomstige concurrent. Het ANP meldt op 20 december 1971 dat een twintigjarige metaalbewerker zijn drie maanden oude zoontje heeft doodgeslagen, terwijl zijn vrouw in de wasserette was. Niet ik, maar de door de rechter geraadpleegde psychiater zegt dat de man handelde uit gevoelens van onmacht. Het antwoord van de psychoanalyse op het merendeel van de hier aangehaalde gevallen, is dat het toch vooral gaat om kindheidsfantasieën. Het kleine kind wordt geobsedeerd door de gedachte dat zijn vader en moeder hem te vondeling hebben gelegd, hem bedreigden, enzovoort. Maar die verklaring gaat voorbij aan het simpele feit, dat voorzover er hier sprake is van fantasieën, het de fantasieën zijn van volwassen auteurs. Niet een kleuter, maar een baardige evangelist heeft de verhalen over Jezus en Herodes geschreven. De vader en moeder kunnen goede redenen hebben een kind te vrezen. Georg SimmelGa naar eind(10) beschouwt de geboorte van het eerste kind als een belangrijke crisis in het huwelijk. Pas op dat moment is de cirkel gesloten. De vrijheid van de ouders is aan banden gelegd. Er is geen weg terug. Door de geboorte van het kind horen de man en de vrouw voor het leven bij elkaar, ook al zouden zij later scheiden. De voorlopigheid en de vrijblijvendheid zijn te niet gedaan. Bruno Bettelheim zegt in zijn studie over ouders en kinderen in de eerste kibbutzim: ‘I have said repeatedly that whatever the origins of communal rearing, a dominant wish was to be rid of the overly compelling attachment between parent and child with all its oedipal scarring and tensions’.Ga naar eind(11) Het zal wel zo zijn dat de boompjes plantende echtparen bezield werden door het verlangen, de kleuter te verlossen van zijn streven met zijn moeder naar bed te gaan en met haar kinderen voort te brengen en zijn vader uit de weg te ruimen, maar het is toch ook redelijk te veronderstellen, dat de pioniers hun vrijheid wilden behouden en vooral de moeder niet haar geëmancipeerde staat wilde verliezen. Harry Mulisch vermeldde onlangs in een interview in een adem zijn toekomstig vaderschap en zijn voornemen een toneelstuk Oedipus-Oedipus te schrijven. Wanneer er toch gesproken wordt van concurrentie en de behoefte van de een om de ander te verdringen, dan heeft de vader meer redenen zijn zoon te benijden, dan omgekeerd. En dat geldt met name al voor de periode waarin de moeder in verwachting is. De vader zal oud, lelijk en ooit impotent worden, in een tijdsbestek waarin de zoon steeds meer de oogappel der vrouwen wordt. Het incestverbod (dat toch ook eens aan het brein van een volwassen jurist ontsprong) is er niet om te voorkomen, dat de vijfjarige kleuter werkelijk zijn moeder verkracht, maar om te voorkomen dat de moeder haar gunsten schenkt aan haar zoontje of de vader zijn dochtertje verleidt. Het incestverbod werkt zeker ook in het voordeel van die ouder, die zich bedreigd voelt in zijn of haar rol van favoriet.
De psychoanalyse heeft door de aanname van een Oedipuscomplex de vader en de moeder een grote dienst bewezen. Zij heeft de projectie op het kind van de agressieve en erotische wensen jegens het kind vergemakkelijkt en gelegitimeerd. Die dienst bewees de psychoanalyse uiteraard ook aan de psychoanalytici, waaruit hun selectieve voorkeur voor bepaalde details verklaard kan worden en hun verwaarlozing van andere niet minder relevante gegevens. De Oedipusmythe zelf is het beste voorbeeld van een projectie van Laïos en Iokaste op Oedipus. De tragedie van Sophocles is de verbeelding van de angst voor the arrival of the fittest. Wanneer wij ons uitsluitend tot een interpretatie van de Oedipusmythe zouden beperken, dan zouden we op een eigenaardig methodologisch probleem stuiten. Het zou moeilijk zijn te beslissen welke van de twee interpretaties - Oedipuscomplex of projectie - de juiste is. Dat is zonder gegevens van buitenaf niet te beslissen. Freud en ik zouden gebogen kunnen staan over de foto van een stripteasedanseres, van wie Freud beweert dat zij zich aankleedt en ik volhoud dat zij zich juist uitkleedt. Hoeveel foto's wij er ook bij zouden halen, het twistpunt herhaalt zich, tenzij wij de beschikking krijgen over gegevens die ons over de chronologische volgorde waarin de foto's zijn genomen, uitsluitsel verschaffen. Maar mijn interpretatie van het Oedipuscomplex zou meer kunnen zijn dan een even | |
[pagina 9]
| |
geldige interpretatie van hetzelfde materiaal. Zij steunt op gegevens die minder indirect van empirische aard zijn. Zij verklaart tevens de selectievoorkeur in de psychoanalytische interpretatie. En tenslotte zou er een toetsbare hypothese uit afgeleid kunnen worden. Bijvoorbeeld, dat als de man zich bedreigd voelt door de aanwezigheid van het kind, hij die bedreiging al voelt voor de geboorte van het kind, wanneer de eerste tekenen van zwangerschap er zijn. In dat geval zal hij er toe neigen gevoelens van agressie bij de ongeborene te veronderstellen. En dat kan uitsluitend projectie zijn. |
|