tijd weet hij ook heel, heel zeker dat daar een mannetje staat met een baard, een puntmuts en een kruiwagen. Het is een groot raadsel, een onoplosbaar probleem, een aanleiding tot zeer grote verbazing. Wat zegt u, het is geen echt mannetje, het lijkt maar zo? In werkelijkheid is het een stuk gips? Maar als het geen mannetje, doch een stuk gips is, waarom ziet hij dan heel duidelijk een mannetje? Waarom ziet hij dan geen leeuw, of een locomotief, of een draaimolen, of Garmt Stuiveling?
- Dat komt, als ik je even mag onderbreken, omdat dat stukje gips op een kabouter lijkt en niet op een draaimolen of op Garmt Stuiveling.
Wat bedoel je: lijkt?
- Ik bedoel dat dat stuk gips een aantal eigenschappen gemeen heeft met een echte tuinkabouter.
O ja? Maar het driejarige zoontje van de eigenaar heeft oneindig veel meer eigenschappen gemeen met een echte tuinkabouter. Maar als kleine Jantje daar in de tuin staat met een kruiwagen, dan denkt zijn vader helemaal niet dat hij een tuinkabouter ziet. Hij denkt: kijk, dat is Jantje. Trouwens, als Garmt Stuiveling, die toch een grote, rijzige figuur is, rechtop, zonder baard en zonder kruiwagen in die tuin staat heeft hij oneindig veel meer eigenschappen met een echte tuinkabouter gemeen dan dat stukje gips. Zijn handen en zijn ademhaling en zijn ogen bijvoorbeeld lijken veel meer op die van een tuinkabouter dan op die van het stukje gips.
- Dat is heel interessant wat je daar zegt. Maar zou je het niet met me eens zijn, dat een echte tuinkabouter meer op dat stuk gips lijkt of liever dat dat stuk gips meer op een echte tuinkabouter lijkt dan op Garmt Stuiveling?
Ja, of liever gezegd nee, geloof ik. Heb ik daarnet niet met klem van argumenten betoogd dat Garmt meer op een echte kabouter lijkt dan dat beeld?
- Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. B en C kunnen oneindig veel meer met elkaar gemeen hebben dan B en A. Maar daarom kan A nog wel meer gemeen hebben met B dan met C.
Dat wordt mij te moeilijk. Ik sprak daarnet al over mijn beperkte geestelijke vermogens - aan het begin van ons gesprek, dat ik later uit dit stuk geschrapt heb. Ik heb geen opleiding gehad in wetenschappelijk denken en moet dus geheel op mijn eigen boerenverstand afgaan. In de A-vakken waar ik vandaan kom bestaat geen wetenschappelijke redeneer- en onderzoektraditie. Iedereen zegt er wat hem invalt, bovendien wordt ontzettend veel tijd en papier verknoeid met navertellen wat anderen gezegd hebben. Bovendien ben ik geen zeer heldere en scherpe geest. Een beetje moeilijke som of puzzle is mij al te veel.
- Ik zal het je uitleggen. De lange, rijzige Stuiveling heeft, zelfs zonder kruiwagen, een veel groter aantal dingen gemeen met een echte kabouter (als we even aannemen dat kabouters levende, baardige, kleine mensjes zijn) dan de echte kabouter gemeen heeft met een stenen.
Ja.
- Goed. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom met wie de stenen kabouter, die überhaupt met levende wezens heel weinig gemeen heeft, meer gemeen heeft: met een echte kabouter of met een echte Stuiveling.
Het antwoord moet wel luiden: met een echte kabouter.
- Juist. En daarom denkt die uit het raam kijkende man niet: kijk, Jantje, of: kijk, Stuiveling, maar hij denkt: kijk, een kabouter.
Dank je voor deze verheldering. Inderdaad, die stenen kabouter lijkt meer op een echte kabouter dan op Garmt, en daarom denkt die uit het raam kijkende man ‘Garmt’ en niet ‘kabouter’.
- Wat?
Pardon. Ik bedoel: hij denkt ‘kabouter’ en niet ‘Garmt’. Maar wat mij intrigeert is dat hoewel Garmt meer lijkt op een echte kabouter dan een stenen kabouter op een echte kabouter lijkt - daar waren we het over eens, niet waar? - die uit het raam kijkende roman...
- Man.
Die uit het raam kijkende man als hij Stuiveling in het gras ziet staan niet aan een echte kabouter denkt, maar als hij die stenen kabouter ziet wel aan een echte kabouter denkt.
- Ik begrijp wat je bedoelt. Ik kan het eenvoudiger zeggen: ik heb oneindig veel meer met Stuiveling gemeen, ik lijk oneindig veel meer op Stuiveling dan Stuiveling op zijn eigen foto lijkt. Het zou zelfs heel moeilijk zijn vast te stellen welke eigenschappen van dat stukje grijze papier overeenkomen met welke eigenschappen van Stuiveling. Maar als iemand mij ziet zegt hij niet ‘Stuiveling’.