|
| |
| | | |
Een ongebruikelijke avond
K. van der Pijl
- Nu moet je het zeggen, zei Karolien.
Ze begon er behoorlijk genoeg van te krijgen.
Stoof bewoog de doos schutterig heen en weer. Het liefst had hij nog dat er nu een tingel-tangelmuziekje zou gaan spelen, en dat Karolien zou uitroepen: een speeldoos! en hem eens goed zou onderhouden over dit slag aankopen. (Evengoed was hij van plan zich niets te laten afnemen.)
Maar het was natuurlijk geen speeldoos, en hij mocht blij zijn als hij eraf kwam met een reguliere scheldpartij. Hij moest in feite tegelijk zijn tanden en zijn billen laten zien.
Stoof was al vaker thuisgekomen met peperdure aankopen. Allemaal artikelen, die hij lang in zijn fantasie gekoesterd had: een gevechtspak in kamoeflagekleuren, erotische fotoboeken, een onderwatergeweer en het eerste deel van een Amerikaanse encyklopedie, die hij onmogelijk in zijn geheel zou kunnen betalen.
- Wat moet je in godsnaam met een kamoeflagepak op de vierde verdieping van een flatgebouw in de Bijlmermeer? had Karolien indertijd uitgeroepen. Niemand let op jou, en bomen zijn er evenmin!
Het was te duur geweest, het had geen nut gehad en Stoof had er alsmaar meer van zijn postuur tegenover Karolien mee verloren. Daarbij was het toch al uitzitten geworden, in hun foutloos ingerichte flat. Het was met hun huwelijk gegaan als met de Amerikaanse Madison-encyklopedie, waarvan ze deel 1 (A-Ayle) in de kast hadden; na de eerste besteding hadden ze het er verder bij laten zitten. Zelfs een eskapade die Stoof met een vroegere vriendin van Karolien achter de rug had, was volgens dit stramien verlopen.
- Nou? zei Karolien.
- Goed, goed, hoorde Stoof zichzelf, tegen alle voornemens in, zeggen.
Met kloppend hart zette hij de doos op het dressoir, nam het deksel eraf en keerde zich naar het raam. Terwijl zijn blik langs de woonblokken gleed, vingen zijn oren de geluiden op van haar handen in het ritselende vloeipapier, haar adem die even een aanloop nam. Toen stond ze naast hem, trok hem aan zijn schouder. Er liep een grillige permanent door haar wenkbrauwen. Hij keek haar onbenullig aan.
- Wat moet jij met een pistool, vroeg ze.
- Tja, sputterde hij verlegen.
Ze liet het hem nog eens ten overvloede zien, een sprakeloos instrument, zwarte vetvlokken aan de hoeken, in een grijze flanellen lap gewikkeld. Stoof knikte gelaten.
- Je bent nog altijd een kleine schooljongen, zei Karolien.
Stoof herademde. De emotionele afmetingen van dit ding zijn zo kolossaal, dacht hij, dat alleen een waanzinnige het door de voordeur heeft kunnen krijgen. Maar zij kan er niet meer in zien dan een kwajongensstreek.
- Een verlate schooljongen, hield Karolien vol. Eén die moet inhalen wat hij in zijn jeugd niet mocht hebben, die geen afstand kan doen van zijn jongensdromen! Geweertjes, indianenpakken, vieze plaatjes!
Ze ademde diep in, legde het pistool met de lap er weer helemaal omheen gewikkeld op het dressoir, naast de doos.
- Maar als jouw dwaasheid moet worden verklaard uit wat je vroeger allemaal hebt moeten missen, jongen - dan ben je er helemaal niet geweest!
Dankzij de welwillendheid van de architekt kon Stoof haar door de grote ruit tussen de woon- en zijn werkkamer blijven gadeslaan, toen hij gezeten aan zijn buro het pistool uit het vet haalde. Ze zwierf onafgebroken door de flat, bezig met trommeltjes, naaidozen, papieren die kennelijk geen boodschap voor haar bevatten. Tenslotte brandde in ieder vertrek licht; het was geruisloos avond geworden.
Je moet die jurk eens wat innemen in de zij, raadde Stoof haar in gedachten aan. Dat zou je weer wat aantrekkelijker maken, zo op de eerste herfstavond. En eens een borstel door je haar, en wat minder plastic erop spuiten. Aandachtig bestudeerde hij haar silhouet in het licht van een schemerlamp, haar benen toen ze zich vooroverboog om iets op te zoeken in een la van het dressoir.
| | | | Die jurk moet strak aansluiten, stelde hij vast. (Het was een wollige jurk, met een visgraatmotief.) Lekker strak insnoeren! Een goed getailleerde jurk bewaart de geuren van het vrouwenlijf.
De patronen rolden als een hand knikkers door elkaar, toen hij ze uit zijn zak haalde. Eén voor één stopte hij ze in de houder, die hij vervolgens in het pistool drukte. De glazen wand, die hem van Karolien scheidde, hielp de kleine geluiden van zijn bezigheden bewaren.
Het was al over achten, en hij had er zelf om moeten vragen, toen ze wat gingen eten. Maar aan tafel liet Stoof zijn stuk gebakken vis demonstratief onaangeroerd. Karolien had niets meer gezegd, niet toen hij haar voorstelde om ergens in een restaurant te gaan eten, en niet, toen hij terugkwam met de vis in het bruine pakpapier.
- Karolien, zei hij. Zullen we met deze komedie ophouden?
Haar ronde gezicht draaide een ogenblik uit het licht van de papieren bol aan het eind van de tafel om zachtjes voor mijn part te zeggen.
Stoof glimlachte om haar stuursheid. Maar het stukje vis, dat hij vervolgens in zijn mond stak, bleek een pijnlijke graat te bevatten. Onder luid misbaar bracht hij zijn beide handen naar zijn mond.
- Ik begrijp jou niet, zei Karolien. Waar is het goed voor om steeds weer met nieuwe rommel aan te komen?
Stoof hief bezwerend een hand op, met de andere de graat uit zijn gebit wrikkend.
- En dan dit! Dat ding werkt me op m'n zenuwen, kun je je dat nu niet voorstellen? Het is net alsof je met een doodskist thuiskomt!
- Luister nou eens, zei Stoof, op een toon alsof hij het gelijk al dagen aan zijn zijde had, maar nog niet tot een uitspraak was gekomen.
- Begin je weer over die flatneurose, wilde Karolien hem voor zijn.
- Nee, nee, zei hij. Maar het gaat wel om zèlf iets willen bijdragen aan deze betonnen eh, existentie. Ik heb nog een rudiment avontuurlijkheid zou je kunnen zeggen, maar dat ligt bedolven onder de redelijkheid, de volwassenheid, de vanzelfsprekendheid, noem maar op, alles wat anderen me zo nodig moesten bijbrengen. En het ligt ook wel een beetje bedolven onder jou, haha.
- Zo, zei ze bitter. Je moest dus onder mij uit kruipen om bij Helga Sanders te komen, bedoel je. Mooie avonturier ben jij!
Inderdaad, dacht Stoof. Jij was de werkelijkheid, Helga was wat het ook had kunnen zijn.
- De dingen die ik tot nu toe heb meegebracht, waren meer om de sleur te doorbreken, die hadden verder helemaal geen zeggingskracht, vervolgde hij. Nu heb ik iets, waarmee ik eens een keer, nou ja zeg maar: aan de beurt ben. Ik sta voor een nieuwe keuze. Dat heb ik bewust zo gearrangeerd.
- Wil je yoghurt, of druiven, vroeg Karolien.
Ik zal je niet bang maken met de waarheid, dacht Stoof, maar ik heb het bijna gezegd.
Stoof stond verlegen in de deur van de slaapkamer. Karolien, aan de andere kant van het bed, keek hem onzeker aan. Ze hield haar jurk in haar hand. Stoof kuchte. Het pistool bewoog hij wat heen en weer, als om het een onschuldiger aanblik te verschaffen.
- Waarom haal je dat hier?
Hij liet zich kwasi-achteloos op het pisstool opmerkzaam maken en zei:
- O, dat weet ik niet.
Ze schudde haar hoofd en ging op de rand van het bed zitten, haakte met haar ronde handen op haar rug het bandje van haar beha los. Vervolgens bracht ze haar hand naar de rand van haar broekje, maar ze liet het weer los.
- Ik leg het gewoon hier, zei Stoof kinderachtig.
- O.
Ze sloot haar ogen een moment, aarzelend. Toen ze hem weer aankeek zag hij dat ze zelf ook wel begreep dat dat voor een kalmerend gebaar te lang was geweest, te benauwd. Hij deed een paar stappen over het witte bouclé-tapijt naar haar toilettafel en legde het pistool neer, waarbij hij een flesje roze kosmetika omstootte. Vervolgens kleedde hij zich uit, zich er voortdurend van bewust dat ze naar hem lag te kijken.
In bed schoof hij zijn arm om haar heen. Maar ze huiverde onder de aanraking en rolde niet in de glooiing van zijn schouder, zoals ze dat gewoonlijk deed.
- Hé, probeerde hij haar wat op te beuren, en hij schudde haar een beetje. (Het is de eerste herfstavond, dacht hij. Laten we maar gewoon aardig voor elkaar zijn.)
Ze keek hem aan en pruilde. Toen hij zijn glimlach de vrije loop liet, boog ze zich toch naar hem toe. Het laken gleed van haar af, haar brede blote rug sloeg als een deksel op hem dicht. Even meende hij tranen in haar grijze ogen te zien, maar ze huilde niet.
- Ik had gewoon het gevoel dat je op mij wou schieten, daarnet.
| | | |
Zijn lippen stempelden onaangedane o's op haar wang.
- Onzin, fluisterde hij overtuigd.
Hij trok haar vast tegen zich aan, voelde haar borsten als koele kwallen over zijn lichaam bewegen.
- Het is geen onzin, zei ze weer. Je wilt met Helga, zeg het maar. Schiet me maar dood, als je dat wilt.
- Nee, nee, lieve poes, echt niet, niet meer.
Met één hand voor haar ogen gleed ze van hem af en bleef onbeweeglijk op haar rug liggen. Stoof drukte zich op een elleboog overeind en boog zich over haar heen. Zijn hand sloot vast om haar schouder, terwijl hij sprak.
- Het is een gril van me, dat ding. Je kent me nu toch wel? Ik heb zo vaak last van dit soort bevliegingen, dat weet je best. Herinner je je dat onderwatergeweer niet meer? En dat kamoeflagepak?
Zijn stem versomberde. Wat hij eerder op de avond had gezegd, en wat hij nu wilde zeggen om haar gerust te stellen, was dezelfde waarheid, maar hij nam daarin nu een uiterst ongunstige positie in, had hij het gevoel.
- Uitwegen zijn het, Karolien. Uitwegen uit het bestaan, waar ik moeite mee heb. Mijn theorie is okay, maar de praktijk wordt mijn ondergang. Ik kan best uitleggen waarom ik dat pistool koop, als het moet maak ik er een komplete levensbeschouwing van, maar het kopen: je had me moeten zien, onderweg! Bibberend als een rietje! Ze hadden me onmiddellijk in de gaten gehad, als niet de hele bevolking over zijn zenuwen was geweest, ondergedompeld in een ongeneeslijke neurose, waarin een echte gek niet meer is dan een teken aan de wand. Ik zou toch te slap zijn om jou te vermoorden! Kom nou! Haha, wat een smeerboel zou dat worden, zeg.
Karolien huiverde.
- En dat wil ik ook niet, verduidelijkte hij nog eens. Als jij maar wilde geloven dat ik moeite heb met dit enkelvoudige leven, met die ene rol, die ik mag spelen, dat ene huis, die ene dagelijkse gang.
- Die ene vrouw? haakte Karolien, een beetje snotterig.
- Ja, ook! Dat is ook moeilijk. Ik kan een prachtig verhaal verzinnen over de monogame instelling van de mens, of weet ik wat waarover, ik kan een encyklopedie maken van al je goede eigenschappen en je lieve dingen, maar evengoed kan ik je vervloeken - alles, zolang het maar in de lucht blijft, en geen werkelijkheid wordt. Want dat de werkelijkheid er al is, dat de keuze al gemaakt is, dat alles vastligt in een solide kader van onherroepelijkheid, nou, dat is gewoon bijna teveel, soms. Toen met Helga, dat was vluchten, vluchten voor die last. Je begrijpt het te weinig, Karolien (er schoot een brok in zijn keel) - soms begrijp je er niets van. En het is alleen omdat ik het dan ook niet begrijp, dat er verder niets beslissends gebeurt.
Zijn handen zetten zich in beweging over haar lichaam, veegden het laken van haar af. Ze drukte haar gezicht tegen het zijne en haar armen hield ze strak om hem heen.
- Ik wil maar één ding, fluisterde hij. In je kruipen, een orgaan van je worden, een nier, of een long. Eén waar er maar twee van zijn, zodat ik niet de volle verantwoordelijkheid heb. Bij je zijn, maar het gedoe, het rondkijken in de wereld waarin je na even kijken moest kiezen en waar verder kijken alleen maar gezichtsbedrog is - dat aan jou overlaten. Dat wil ik, ik denk het, ik voel het elke keer wanneer we het doen, elke keer lijkt het een beetje te gebeuren, lijk ik een stukje verder in je lichaam te komen.
- O Herbert, lieve Herbert, zei ze.
- Ik ben onherroepelijk van jou, fluisterde hij, met opgewonden vingers de weg vrijmakend naar zijn beweerde toevluchtsoord.
Toen hij wakker schrok, was hij bezweet over zijn hele lichaam. Hij bleef nog een ogenblik stil liggen, kwam toen behoedzaam overeind. Naast hem vleugde de ademhaling van Karolien. Voorzichtig schoof hij de dekens van zich af en liep op zijn tenen naar de toilettafel. Hij pakte het pistool op, dat kleverig aanvoelde door de nagellak die eroverheen gelopen was. Met grote, geruisloze stappen beende hij om het bed heen, het bouclé-tapijt korrelig onder zijn voetzolen. Bij een kier in het gordijn hield hij nog even zijn tred in. De ringweg in de verte lag glimmend verlaten in het schijnsel van de hoge lichtmasten erlangs. Er viel een dunne regen. Nu, dacht Stoof koortsachtig. Ik doorbreek de cirkel. Ik ben weer aan de beurt, ik moet kiezen.
Bij het bed pakte hij het pistool bij de loop en sloeg uit alle macht. De klap trilde door tot in zijn schouder. Met open mond keek hij naar de contouren van haar hoofd in het halfduister, haar voorhoofd dat donker kleurde en glinsterde op de plaats waar hij haar geraakt had. Een geluid als van iemand die zich verslikt begon uit haar mond te komen, verzwakte weer. Toen liet hij het pistool vallen. De bonk op de vloer ging verloren in de oorverdovende knal van het schot. Stoof huiverde. In de overweldigende stilte, die nu over hem neerdaalde,
[vervolg op p. 33]
|
|
|