|
| |
| | | |
Oculare Biesheuvel
J.M.A. Biesheuvel
Gezeten in de trein rol ik, met Eva naast me op een pluchen bank, naar het Oosten, voorlopig Warschau. Het is nacht. Uren geleden zijn we over de Elbe gedenderd. Eva slaapt. Ik kan in een rijdende trein niet slapen en zit aan van alles te denken. Hoe Karel de dichter Mandelstam vertaalt: ‘Slapeloosheid. Homerus. Strakke zeilen. Ik las de lijst der schepen tot het midden’. Als ik, Jacob Maarten, niet slapen kan, komen mij namen voor de geest, hele rijen, honderden mensen, voornamelijk mannen. En ieder van hen met hun eigen geschiedenis. Eva Gütlich, Eva Braun, Madame Curie, Louis Pasteur, Hitler, Napoleon, Stalin, Trotzki, Bakoenin, Paus Johannes de Derde, Paul Gallico, Henri Dunant, Jean Paul Sartre, Céline, Flaubert, Alphonse Allais, Kurt Schwitters, Max Ernst, Camus, van der Lubbe, Koningin Wilhelmina, Generaal Spoor, Emile Bernard, Sarah Bernhardt, Gustav Léonard, Graf Zeppelin, Dornier X, Guy de Maupassant, Professor Scheltema, Kant, Aert Kuipers, Jacobson, Melville, van Schoonhoven, Bloomfield, Panovski, Pevsner, Morley, Michelson, Aristide Briand, George Sand, Apollinaire, Wiklund, Columbus, Galilei, Amerigo Vespucci, Marco Polo, Jules Verne, Savonarola, Jan Bjelastocky, Lorenzo de Medici, Kozinsky, le Tartarughe, Leszek Kolakowski, Bernardin de Saint Pierre, Diderot et d'Alembert, Dewey, Voltaire, Fichte, Adam Mickiewicz, Jezus Christus, Mong, Job, Salomo, Lopez de Leao Laguna Mendes da Costa, Humperdinck, Bolland, Heinrich Heine, Rilke, Rafaello Santi, Jacques Offenbach, Albrecht Dürer, Titus Livius, Julia, Nebukadnesar, Ptolemaeus, Cleopatra, de bibliotheek van Alexandrië, Vergilius, Achilles, Aeneas, Hugo da Carpi, Daniël Mytens, Thoe Boecop, van Panthaleon Baron van Eck, de Marees van Swinderen, Baron de Vos van Steenwijk, Jonkheer van Nispen tot Sevenaer, Felicien Rops, Admiral Darlan,
Giambologna, Maria Sibylla Merian, Hendrik van Steenwijk, Rembrandt, Barend en Albert Blankert, Dr. P. Herfst, Willem Drees, Troelstra, Barnum en Bailey, David Bailly, Praxiteles, Phidias, Tintoretto, Ehrenfest, Einstein, Justinianus, Sint Sebastiaan, Hugo de Groot, Benedetto Marcello, Pirandello, Bach, Mozart, Brahms, Spohr, Spitzweg, Frascati, Huib Drion, Felix Meritis, Graaf Dracula, Balbo, Kosma Proedkof, Maarschalk Graziani, Arturo Toscanini, Paderewsky, Copernicus, Richard Minne, Frederik Chopin, Timeo Danaos et Dona Ferentes, van Speyk, Buziau, Thor Heyerdahl, Casanova, Queen Victoria, Douwes Dekker, Belotto, Canaletto, Wanda Landowska, Rosa Luxemburg, Andrei Gromiko, Lev Tolstoi, Murillo, Frank Wezelaar, Lieven de Key, Hendrick de Keyser, Bastiat, Bjerdjajev, Bambajev, Oblomov, Tsjitsjikov, Vorst Koerakien, Jermolov, Toegatsjevski, Oikov Roinov, Princesse Kantacouzène, Vorst Serge Seremeetjev, Vladimir Nabokov, Gottlieb Käfer, Willem Fredrik Hermans, de Zangeres zonder Naam, Paul Gallico, Tarrasch, Jan Hus, Jaromir van Praag, Ruusbroeck, Clémenceau, Poincaré, Komenius, Goethe, Musil, Canetti, Heinrich Mann, de Keurvorst van Saksen, Altorfer, Lombroso, Prinz von Sayn Wittgenstein, von Thurn und Thaxis, Rilke, Maarschalk Radecky, Maarschalk von Rundstedt, Louis Blériot, Gorki, Sjaljapien, Pnin, Peary, (‘In the early years of this century, a travel agency on Nevski Avenue displayed a three-foot-long model of an oak-brown international sleeping car. In delicate verisimilitude it completely outranked the painted tin of my clockwork trains. Unfortunately it was not for sale. One could make out the blue upholstery inside, the embossed leather lining of the compartment walls, their polished panels, inset mirrors, tulip-shaped reading lamps, and other maddening details. Spacious windows alternated with narrower ones, single or
geminate, and some of these were of frosted glass. In a few of the compartments, the beds had been made’), Jacques Quartier, de Sannaville, de Villaret Joyeuse, Generaal La Riboisière, Marat, Danton, Camille Desmoulins, Camille Huysmans,
| | | | | | | | | | | | l'Enfer d'écrire, Marquis de Sade, Freud, Graaf van Mansveld, Wallenstein, Tilly, Kees Broos, Liesbeth Brandt Corstius, Adam Smith, John Stuart Mill, Byron, Trollope, Dickens, Keats, James Joyce, Joyce James, James Bond, Kardinaal Bentevoglio, Keizer Nerva, Marcus Aurelius, Joseph Roth, Hans Locher, Theo Blom, Theo Daamen, Maarten van Nierop, Henri Plaat, Rein Dool, Jan Maaskant, Metten Koornstra, Veldhoen, Frans Verpoorte, Heyboer, Vorst von Bülov, Baron van Voorst tot Voorst, Nietzsche, Gauguin, Utrillo, van Gogh, Garsjien, Edmond Rostand, Damocles, Diocletianus, Huygens, Iwan Sergeewietsj Toergeenjef, Gogol', Lermontov, Isaäc Babel, Boelgakov, Achmatova, Schopenhauer, Ginzboerg, Danieel, Sinjafski, Litvinov, Podgorni, Colijn, Treub, Polak, Biesheuvel, Grosheide, Suurbier, Schmelzer, de Jong, Prins Bernhard, Hegel, von Dideritz, Goerov, de Stael, Coleridge, Melville, van het Reve, Elsschot, Nescio, Jacob Gneist, Joop Waasdorp, Dr. Franz Kafka, Stijn Streuvels, Jonathan Swift, Fjodr Dostojevski, Slawomir Mrozek, Taedeusz Nowakovski, Witold Gombrowicz, Richard Hughes, Marilyn Monroe, de Martelaren van Gorinchem, Pontius Pilatus, Flaubert, (‘Parce que la tête était très lourde, ils la portaient alternativement’), Marcellus Emants, van Oudshoorn ..., wie is toch de uitvinder van het kompas?
Zoals de wielen van de trein over de rails denderen, zo denderen namen en woorden over mijn schedelbasis. ‘Il pleure dans mon coeur comme il pleut dans la ville.’ Verlaine, Baudelaire, Dreyfus, Emile Zola. Het wordt licht. De trein begint piepend te remmen, Eva wordt wakker. We zijn aan de Poolse grens. Voor de derde keer vanaf Leiden douane-formaliteiten. Eva wrijft zich de slaap uit haar ogen. ‘Zeg moet je eens luisteren’, vraag ik haar, ‘wie was toch weer de uitvinder van het kompas? Hadden de Chinezen al niet een kompas?’. ‘Als iets al zolang bestaat’, zegt Eva, ‘kun je eigenlijk niet meer van een uitvinder spreken: wel vijfhonderd jaar voor Gutenberg en onze Coster hadden ze in Korea al de boekdrukkunst. Volgens mij was Korea toen nog een Chinese provincie’. Terwijl ik daarover zit te mijmeren glijdt mijn blik naar buiten. Vlak naast ons staat een bakbeest van een poolse stoomlocomotief. De machinist, die zwart ziet van het kolenstof, kijkt brutaal lachend bij ons in het coupeetje naar binnen. Ik draai het raampje open en ga naar de man, de locomotief en het landschap eromheen kijken. Plotseling verschijnt een tweede man aan het deurtje van de locomotief, het raampje is uit de deur weggewaaid en de tweede man gaat nonchalant met zijn ellebogen over het deurtje hangen. Maar hoe vreemd! Die tweede man is helemaal wit. Het lijkt net of hij zo uit de graanmolen komt. Het kan niet anders of hij zit onder het meel, zelfs zijn haar is wit. Zijn kiel is wit, zijn handen zijn wit. ‘In Polen wordt hard gewerkt’, babbelt Eva, terwijl ik ongeveer dubbel sla van de lach: ik wist allang dat de Polen van grappen en absurdistisch toneel hielden, maar dat gewone burgers je bij de grens al beginnen te vermaken, dat had ik niet verwacht, ‘die witte man heeft vannacht in de meelfabriek gewerkt, het is nu zeven uur en nu heeft hij dienst op de tender van deze trein’.
Ergens tussen de Duits-Poolse grens en Warschau stopte de trein. Hoe ik ook op landkaarten zoek, ik kan de naam van het dorp of de halteplaats niet meer terugvinden. Het was ook eigenlijk slechts een stopplaats voor de locomotief, een plaats waar water wordt ingenomen. Maar toch was er ook een perronnetje en achter het kleinste stationsgebouw, dat ik ooit zag, nam ik een tiental huizen en een kerkje waar. Op het perronnetje was een kraan en een wasbak. Tientallen mensen liepen de trein uit om zich bij die povere wasgelegenheid wat op te frissen. Als één der laatste was ook ik van de partij. Ik ontkleedde mijn bovenlichaam en legde mijn bril op een richel of een kozijn ergens naast de kraan en de wasbak, het was niet ver van een fonteintje dat uit vier hoog opspuitende waterzuilen bestond, terwijl elke zuil op kunstige wijze een soort pingpongbal van, naar schatting, zestien centimeter doorsnee op zijn uitwaaierende top balanceerde; wanneer een der ballen onverhoeds omlaag kukelde, werd hij door een verborgen mechanisme, waarvan ik de werking niet begreep en nog steeds niet begrijpen kan, razendsnel door een vijfde of zesde vervangen, want soms tuimelden er twee van die vrolijke ornamenten tegelijk uit ‘de waterwerken’ naar beneden. Hetzij doordat ik zo lang op de andere reizigers, die zich aan het wassen waren, moest wachten, hetzij dat mijn aandacht teveel in beslag genomen werd door de werking van de fontein, had ik me pas als laatste naar de wasgelegenheid begeven. Op een gegeven moment had ik alleen nog maar mijn onderbroek aan en zat ik van kruin tot voeten onder de zeep, toen ik plotseling Eva's angstige stem hoorde: ‘Maarten, de trein vertrekt!’. Geschrokken keek ik om en zag als in een waas de silhouetten van donkere coupee's aan me voorbijglijden. Haastig griste ik al mijn kledingstukken bijeen en kon nog net in de laatst openstaande smalle deur van de ach-
[vervolg op p. 24]
|
|
|