| |
| |
| |
Op reis met W.
Paul van 't Veer
Barford, zondagavond 27 juni - Op reis met A., L. en W. Had W. al lang geleden willen meenemen, maar is steeds iets tussengekomen, of liever: steeds uitgesteld, huiverig voor onbekende reisgenoot. Ons plan eerste dag op ons gemak van Harwich via Cambridge naar Warwick te rijden, 160 mijl, maar hotels in Warwick zelf lokken ons niet, zitten nu even verder in Barford. Warwick bekeken, heeft fantastisch kasteel waar pauwen uit hoge bomen als parachutisten omlaag zeilen, 16e eeuws Hospital, alles in teken van graaf van Leicester. Nooit geweten dat die rare scharrelaar in onze historie zo'n mooie basis in Engeland had; maakt wel begrijpelijk dat hij weinig zin had zich vast te bijten in chaos van onverenigbare Verenigde Nederlanden. Morgen naar Stratford, alvast Blue Guide doorgekeken.
Sla W. open, aarzelend aan begin van kennismaking die volle 2000 pagina's moet duren of anders zinloos. Waarom nu eindelijk toch meegenomen? Knoop doorgehakt nadat ik minstens driemaal honderdduizend woorden Pentagon Papers in New York Times-versie had gelezen en dacht: te gek dat ik dit wel voor oorlog in Vietnam doe, maar terugschrik voor zo'n leesonderneming over oorlog in Nederland. Meteen voorgenomen er dan ook ‘iets mee te doen.’ Aantekeningen in marge als soort reisdagboek, geen weloverwogen artikel met ‘conclusies’ - dat is, gezien polemieken tussen mensen die het m.i. eens moesten zijn omdat ze ‘aan dezelfde kant staan’, toch onmogelijk. (Of bewijst polemiek juist dat ze in wezen niet aan dezelfde kant staan? Daar begint gelazer al. Nou ja, eens besloten blijft besloten.)
Vanavond eerste 128 pagina's. Zal wel haast alles in bed lezen, een van prettigste vakantieaspekten. Hoe weinig ik ondanks alle artikelen, recensies, berichten, polemieken etc eigenlijk op de hoogte ben, blijkt hieruit dat ik nu pas merk dat W. in Schevingen woonde in mij goed bekende Belgisch Park, meteen allerlei bekende namen noemt. Bv onder doorzichtige schuilnaam ‘Vink’ opgevoerde arts die natuurlijk dokter Mees, notabene man die mij eind 1945 keurde toen ik (voor ANP-Aneta) eerste maal naar Indonesië. Door jarenlange afwezigheid heb ik zuiveringszaken in Nederland niet gevolgd, ook van W. niet. Kwam ‘Vink’ daarin voor?
W's centrale thema komt snel uit de verf via anekdotische gegevens, die nogal merkwaardige afwisseling van kinderachtigheden, hachelijkheden en subliem inzicht. Kinderachtigheid: P66 verhaal over ‘snoep’ dat W. krijgt van iemand die hij helpt door hem eigengemaakte ‘ausweis’ te bezorgen waarmee hij vrij blijft van arbeidsinzet in Duitsland: ‘Blij nam ik het (snoep) mee. Het was een bevestiging van de vreugde.’ (Hier was het wellicht toch zaliger snoep te ontvangen dan snoep te geven.) Hachelijkheid: P34 W. gaat najaar '40 zomaar praatje maken op bureau voor joodse vermogensregistratie, wint vertrouwen van enkele Duitsers, onder motto: je kunt nooit weten. (Kwam later inderdaad van pas als hij joodse vermogens laat onderduiken, maar je moest toch maar zoveel bonne mine à mauvais jeu kunnen maken.)
Subliem inzicht: bv P52 over noodzaak al was 't maar één mens te helpen en niet bevangen worden door wanhoop (of uitvlucht) dat er teveel zijn om te kunnen helpen. ‘Daar kun je niet aan beginnen’ is inderdaad meestal Nederlandse reaktie als er teveel ellende tegelijk op je afkomt. Ook P79 over de betekenis van verklaringen die W. nu op naam van fictieve ‘generaal Von Schumann’ gaat afgeven; ze zijn statussymbool voor houder die met dit briefje plotseling uit massa joden als bevoorrecht mens oprijst. Parallel ontstaat geloof in ‘almacht’ van degeen die verklaring kon afgeven. ‘Almacht’ houdt W. trouwens ook zonder dat bezig. ‘Onzichtbare hand leidt mij’ (P73), elders: ‘Oplossingen uit andere wereld ploffen mijn mond binnen’ - als hij in moeilijke situatie uitvlucht weet te bedenken.
Ik denk aan anti-sabotagenota van Roel van Duyn, die sterk door W.'s Schumann Spiel beïnvloed is. Beseffen zij (Van Duyn en W.) dat zij voor interne sabotage, zoals
| |
| |
door Van Duyn bepleit en hier door W. toegepast, vijandelijke bureaucratie die zij bestrijden ‘nodig’ hebben? W. besluit (P112) plaats in Haagse Joodse Raad te aanvaarden om interne sabotage te kunnen plegen, maar door uitzonderingen te creëren binnen systeem, werkt hij in zekere zin toch aan instandhouding van systeem mee. Dit natuurlijk theoretische bespiegelingen, ervan uitgaande dat keuzemogelijkheid aanwezig (zoals wanneer Van Duyn gaat theoretiseren over volgende bezetting), maar voor W. was situatie gegeven feit.
Stratford, maandagmiddag - Picknick in Stratfords park aan Avon. Sh. cultus valt geweldig mee. Engelsen blijven ook in kitsch civilised. Bij Sh. geboortehuis vooral A. getroffen door souvenir: zakje zaadjes van bloemen die Ophelia in 't haar droeg!
W. over contact met ‘drukkertje Wolf’ (P130) die wel eens illegale dingen deed maar nu toch erg graag wilde dat zijn naam bij ‘generaal Schumann’ bekend zou worden als W. hem opdracht geeft formulieren voor generaal te drukken. A. zegt: ‘Natuurlijk, die drukker vertrouwde W. niet. Wie zou in bezetting iemand vertrouwen die met opdrachten van Duitse generaals kwam?’ (A. is mijn bron van verificatie; ze was van ongeveer zelfde tijd als W. of waarschijnlijk eerder betrokken bij hulp aan joden in Den Haag, hulp bij onderduiken etc en had veel ‘ervaring’ met Duitse instanties toen zij actie voerde om gratie te krijgen voor bepaald doodvonnis na een van eerste verzetsprocessen.) L., geboren in 1957: ‘Als die man eigenlijk niet wou drukken, kon je dan niet zeggen: mijn inkt is op? Dan zouden ze je toch niks maken?’
Vertrouwenskwestie lijkt mij zwak punt bij W. Begrijpt niet dat mensen hem niet konden vertrouwen en ziet hun houding van meegaandheid of kwasi-behulpzaamheid (zoals ‘drukkertje’) voor domheid of erger aan. Boeiend verhoudingen binnen joodse gemeenschap (P139). W. is ‘Oost-Jood’, kijkt neer op Nederlandse joden (trouwens op alle Nederlanders) die verbureaucratiseerd, geen ‘echte’ joden etc. Nederlandse joden kijken neer op kronkelige Oost-Joden.
Barford, maandagavond - Eerste echt dramatische episoden (P146-250) nu Westerbork en Silezië opdoemen. A. en L. slapen allang, ik kan niet ophouden met lezen, kras marges vol.
Lijkt wel of W. in ander Den Haag leefde dan ik. In zekere zin was dit natuurlijk zo. Maar kan toch niet juist waargenomen zijn, dat men in '42 vol trots zei: ‘Mijn man rijdt voor de Wehrmacht’, of ‘Ik heb een goede kennis bij de Wehrmacht.’ Als 't zo was, werd het juist geheimgehouden. tenzij natuurlijk als verdediging in bepaalde situaties. Mogelijke verklaring: het werd tegen W. gezegd als hij met zijn generaalsverhaal kwam. ‘Jaja, u kent een Duitse generaal maar mijn man rijdt óók voor de Wehrmacht.’ Weet in elk geval zeker dat bij mij op school, of later op ministerie waar ik werkte, nooit iemand zo iets zou hebben dùrven zeggen.
W.'s geheugen: aan waarheidsgehalte van lange gesprekken zo na 20 jaar letterlijk weergegeven is vaak getwijfeld. Toch merkte ik zelf onlangs weer dat bij opschrijven van bepaalde gebeurtenissen van 25 jaar geleden, ook bij mij bijbehorende gesprekken compleet voor de dag kwamen. Moeilijker te geloven dat W. driehonderd namen van zijn lijst plus ongenoemd aantal ‘reserves’ uit zijn hoofd kon opschrijven (P171).
Zeer vreemd, ook binnen W'.s eigen logika: verhaal over de ‘keuringen’ voor zijn lijst, waarbij W. in zijkamertje aanwezig wilde zijn om bij open deur ‘te horen wat deze mensen allemaal zeiden als ik er niet bij was.’ (P191) Waarom zijn eigen mensen bespieden? Vreemde zaak, iets met Almachtige te maken die (Die) immers ook alles weet en alles ziet?
Abersoch, dinsdagavond - Vanochtend vroeg nog 20 pags. gelezen, nu in Abersoch, Noord-Wales, tot P344. Dit deel bevalt me buitengewoon, vooral feilloze, althans overtuigende sfeertekening bij Joodse Raad Den Haag die steeds meer in eigen bureaucratie verstrikt. A. bevestigt weigering van sommige joden om onder te duiken en liever ‘veilig’ naar Westerbork te gaan. Stomme Nederlandse agenten die denken dat ze ‘volkenrechtelijk’ verplicht zijn Duitse bevelen op te volgen en joden zonder ster aan te houden.
A. wijst op dilemma: hoe langer W. fictie van Schumann-lijst volhield, hoe minder mensen die erop stonden ‘illegaal’ wilden gaan doen, bv onderduiken. Volgens haar zou advies om onder te duiken effectiever zijn geweest zónder, dan mét Schumann Spiel. Voor wie eenmaal in Westerbork zat, was lijst natuurlijk uitkomst, maar bij anderen (net als bij niet-joden) moest elk alternatief zijn weggenomen om onderduik imperatief te maken.
L. verzoekt beleefd maar dringend nu eens ophouden over W., vooral in gesprekken onderweg als drieërlei aandacht nodig: ik stuur, A. roept links houden!, L. leest
| |
| |
routekaart. Vandaag mooie tocht 175 mijl, wat niet weinig op smalle kronkelwegen. Thuis had ik in gids van Wales Stadje Pwllheli als pleisterplaats in noorden aangestreept. Ondanks ervaring in reisgidslezen was ik er toch ingelopen. Ik herken meteen misleidingen als: ‘Kleine gezellige badplaats met veel vertier’ (betekent: onnoemelijke herrie, overvol strand met kermisattracties), maar viel hier voor: ‘On the beach (of Pwllheli) rare shells can be found’ en lette te weinig op mededeling dat langs 't strand ‘mooie asfaltboulevard’ liep. A. is hartstochtelijk schelpenverzamelaarster, was bij voorbaat bekoord. Asfaltweg was natuurlijk dodelijk en schelpen meer ‘rare’ in aantal dan in soort. Doorgereden naar zeer rustige, mooie, niet-geasfalteerde Abersoch.
Verder met W.'s schitterende relaas over ‘reiscomité’ van vooraanstaande joden op zijn lijst die proberen leiding uit zijn handen te wringen. (Hoewel W. als de grote antikapitalist niet geheel overtuigend na zijn verhalen in begin over joodse kapitalen en firma's.) Dit zijn voorbeelden van psychologisch inzicht in oorlog en bezetting die bij De Jong ontbreken.
P336 valt plotseling naam Turksma - cause célèbre van polemieken. Eerste reaktie na deze episode: of nu Bep Turksma was of iemand anders, volmaakt onbelangrijk. Gaat erom dat iemand 10 september 1952 W. ‘verraden’ heeft als man die haar liet onderduiken. Verandert niets aan hele zaak als Turksma bv Brugsma of Tukstra was geweest. Tweede reactie: maar als Bep Turksma niet was, als W. zich hier vergist, dan heeft hij op onjuist gegeven heel verhaal gestapeld, steeds hoger gebouw, compleet met aanhouding in bioscoop, bekentenis van ‘Turksma’, rol van SD-agent met zijn meisje dat toevallig Turksma kende - alles misschien op drijfzand van onvolledig geheugen. (W. is natuurlijk type van de geniale Hochstapler, zij het dat elke zet om hoger te stapelen naar zijn overtuiging ‘uit andere wereld’ wordt aangereikt.) Daarom schijnbaar onbelangrijke vraag of Turksma was die hem verraadde of ander, toch belangrijk.
Derde reactie bij passage over verhoor van Turksma door SD-agenten in Windekind: ophouden met lezen. Plotseling bevangen door besef van wat léés ik eigenlijk? Doordringende gedachten aan Bep Turksma of wie het dan ook geweest mag zijn, al
| |
| |
die andere meisjes, niet veel ouder dan L. nu en godverdomme net zo oud als A. toen, 's nachts opgesloten in donkere kelder van Windekind, 's morgens door Koch of andere schoft voor verhoor naar boven gehaald. Ophouden. Lees stukje Shelleybiografie.
Abersoch, woensdag 30 juni - Vanochtend vroeg eerst even gekeken of vervolg van W. even onverdragelijk, dan zou ik definitief wegleggen en overgaan op ‘vakantielektuur’. Gisteravond als geestelijke afleidingsmanoeuvre begonnen in André Maurois' Shelley-biografie Ariel, Engelse Penguin. Volkomen tegendeel van W.'s autobiografie, nl. ‘elegant’, van afstand geschreven (van bovenaf), ironisch, ontspannend - tegelijk daardoor natuurlijk onoprecht, volkomen inadekwaat aan grote tragiek in Shelley's leven, eigenlijk gewoon bedrog.
Vervolg W. leek minder aangrijpend. Steekspel met SD'er Koch, die er merkwaardigerwijs beter afkomt dan alle andere personages uit W.'s omgeving, zijn Nederlandse ‘vrienden’ inbegrepen. (Heeft hij vrienden?) Omdat Koch ‘meespeelt’?
Woensdagavond - Stranddag, doorgebracht in stille zuidgelegen baai tien km van Abersoch. Langs holle weggetjes (gelukkig geen tegenligger anders had ik, of hij, kilometers achteruit gemoeten) tot boerderij, dan wandeling door velden naar rand van hoge cliff, waaronder schitterend strand, volkomen verlaten. Dat dit nog ergens ter wereld, bereikbaar uit Nederland, bestaat! Klim naar beneden tamelijk moeizaam. Toen ik enige uren later terugging om uit auto lunchspullen te halen (in vakantietijd heb ik soms zo'n stemming van zelfopoffering), was ik drie kwartier hijgend onderweg. Enfin, rijkelijk beloond door landschap, kraakhelder zeewater etc.
Kan aan mij liggen maar W. plotseling ook veel onderhoudender. Zijn gesprek met Nederlandse SS'er die hem vertelt wat na de overwinning in Europa zal gebeuren! Zwitserland wordt opgeheven want dat is geen land - 't heeft niet eens volkslied. Zo iets kun je niet verzinnen.
Getroffen door W.'s verhouding met naaste medewerker Coen de Vries (P345-448), die samen met hem gearresteerd. Weet nergens van, wordt door W. ook als domme man beschreven. Door Schumann-Spiel nieuwe inhoud te geven (W. belooft ‘Schumann’ en diens handlangers aan SD uit te leveren) komt W. op vrije voeten maar De Vries blijft als gijzelaar achter. Alles terwille van goede doel (geen ironie), maar toevallig is wel W. vrij en De Vries blijft gevangen. Zou me kunnen voorstellen dat De Vries in nieuwe Schumann Spiel andere rolverdeling op prijs had gesteld, bijvoorbeeld hij vrij en W. gevangen. De Vries is trouwens schuilnaam; betekent dit dat hij rol speelde in naoorlogs W. proces?
Gesprekken met Koch worden wel érg gedetailleerd, pagina's lang letterlijk weergegeven. Hier is schrijver wel met beschrijver op de loop gegaan.
Abersoch, donderdag 1 juli - Dagtocht naar immense kasteelruïne van Caernarvon, waar paar jaar geleden prins Charles gekroond. Elke bezoeker wil gefotografeerd op bronzen kroningsstoel. Vlakbij Romeinse vesting Sagontium op heuveltop. Treft me steeds weer hoe intensief Romeinse ‘bezetting’ van Britse eilanden geweest moet zijn. Overal resten, opvallend weinig te lijden gehad van oorlogswals die op continent periodiek voor grote schoonmaak zorgde. Hier niet alleen grote kathedralen of kastelen bewaard maar alles wat ooit beetje stevig van steen gebouwd, dus sedert omstr. 700 ook herbergen, dorpshuizen, schuren, cottages. Charme van Britse landschap.
P487: W. vermeldt voor 't eerst februaristaking (zijn verhaal is al anderhalf jaar verder, nl najaar '42) in passage over treurigmakend beeld dat weghalen van joden zo ‘gewoon’ ging, met medewerking van politie, spoorwegen, Joodse Raad, Nederlandse gemeentepersoneel, terwijl bakker en slager bleven bezorgen of niets aan de hand. Waarom geen algemene proteststaking, vraagt iemand. W. antwoordt: ‘Men voelt zeker dat het niet algemeen zou zijn. Kijk naar Amsterdam waar de communisten zo iets begonnen. Men zet niet door, men gelooft er zelf niet in.’
Op zichzelf misschien voor grote massa juist maar waarom zo denigrerend als er dan wél wat gebeurt? Toon net als tegen verzet: volgens W. allemaal grote flauwekul, geldklopperij, avonturisme met verkeerde motieven (‘vaderlandsliefde’). Toch herinner ik me februaristaking in Den Haag zeer goed: 's morgens reden sommige trams niet, opwinding in hele stad, bij ons op ministerie van econ. zaken hoorde ik volgende dag dat zelfs vaste ambtenaren (toen Haagse elite: vaste ambtenaar - meesten waren als ik arbeidscontractant zonder rechten) hadden gestaakt. Werden op staande voet ontslagen, hadden grootste moeite na de oorlog rechtsherstel te krijgen. Zou een mooi nummer voor W. zijn geweest. maar daarvoor had hij moeten inzien dat sommige mensen risico liepen voor februaristaking.
Over verzet (P513 en eerder): bij W.
| |
| |
eigenlijk altijd verraders, dubbelagenten zoals Jansen (schuilnaam) die alles voor geld deed. W. vergeet dat bonafide illegaliteit zich verre hield van Wehrmachtgeneraals. W. kende eind '42 bij al zijn goede werk, toen hij al 600 mensen in W'bork hadden weten te sperren, blijkbaar niemand uit ‘echte’ verzet, geen jodenhelpers als A., niemand van illegale pers, die in zijn verhaal nog in geheel niet genoemd, hoewel toen toch al geschiedenis van jaren. Hadden in illegale bladen toen nog nooit stukken over jodenvervolging gestaan met adviezen over onderduiken, niet melden etc? 't Was misschien onvermijdelijk dat W. vooral met malafide illegaliteit in aanraking kwam, want nu eenmaal zijn noodlot dat hij niemand in vertrouwen kon nemen (of dacht te kunnen nemen). Raar maar waar: niemand vertrouwde W. behalve de SD.
Vrijdag 2 juli - Vervolg over verzet. P565 is regelrechte aanval op verzet van ‘krijgshaftige helden die nagenoeg altijd spoorloos bleven’, ‘kwajongens die spelletjes uithaalden met kabels’. Wie waren slachtoffer? Ja: joden, want die werden als represaille naar Mauthausen gezonden. Lijkt mij een der sleutels op W.'s opvattingen: joden hadden in zijn ogen alleen maar last van het verzet. Zelfs februaristaking (P565) was slechte zaak, want daarna werden joden als represaille voor elke verzetsdaad (flauwekuldaad van spoorloze helden) gepakt.
Begrijpt niets van verzet als centrum van geestelijke weerbaarheid, ook van joden. Verzet was aansporing tot geestelijke mobilisatie. W. schampert terecht over Nederlandse schaapshouding, lamlendige bureaucratie, maar vergeet dat verzet zich juist daartegen keerde, vooral via illegale pers. Lijkt mij niet overdreven te stellen dat W'.s vorm van sabotage door schijnsamenwerking met SD, celvorming binnen Joodse Raad, vriendschappelijke relaties met SS'ers etc, wel moest leiden tot houding van vijandigheid jegens verzet. Zijn verhaal dat verzet pas ontstond na medio 1943 (P613) beslist onjuist.
‘Verklaring’ van W.'s vijandigheid jegens verzet: 1e Hij kwam alleen in aanraking met malafide verzet. 2e Hij had bij zijn soort van interne sabotage ‘last’ van verzet. 3e Hij heeft ‘belang’ bij ongunstige schildering van elk ander soort van verzet dan het zijne om te bewijzen dat hij met schijncollaboratie enige juiste weg koos. (Ook uit naoorlogse rancune?)
Zaterdag 3 juli - Laatste stuk van dl I en begin dl II lijken koortsdroom. W. schept zich ‘golem’ Kotte, man die (weer, voor geld, 10.000 gulden) zich zal laten arresteren door SD, zogenaamd als handlanger van Schumann. Psychologisch uiterst boeiend, deze afsplitsing, levendgeworden chassidische legende. Enige medewerker die volkomen betrouwbaar, niet te stom, onvoorzichtig, laf, zoals alle anderen, maar geheel ‘in zijn geest.’
Ik vind ongelofelijk dat intelligente W. in deze schepping kan geloven en SD zo kan onderschatten. Moet iets te maken hebben met zijn geloof in absolute manipuleerbaarheid van mensen, maar waarom dan uitgerekend Kotte, klaarblijkelijk inbreker van beroep? Verwacht elke pagina demasqué, maar arrestatie duurt nog tot pagina 812. Hele episode-Kotte is P615-812 - tweehonderd erg uitgesponnen pagina's voor periode van half december 1942 tot 19 jan. '43. Dan blijken in orgie, koortsdroom van verraad, álle medewerkers, contacten, dubbelagenten tegelijk aan 't verraden.
Opmerkelijk: W.'s eigen organisatie zeer gebrekkig, haast ‘klassiek’ van stunteligheid, amateurisme. In vluchtkoffertje met papieren dat aangehouden medewerker bij zich had, zitten brief en codelijsten met weer andere namen. Niet W.'s eigen schuld, wel blijk van onvoorzichtigheid waardoor slachtoffers vallen.
Als beschrijving van mishandeling in gevangenis na zijn arrestatie juist (klinkt authentiek genoeg), dan weet W. zelfs onder die omstandigheden nog geestkracht te behouden.
Zondag 4 juli - Eerste motregen in Abersoch. Tijdens natte wandeling om punt van schiereiland ontmoeten wij bij koffie in afgelegen hotel Engelse zonderlingen, dames van Tweed-soort uit zekere satirische films. Ze bestaan dus toch echt maar komen misschien alleen bij regen tevoorschijn, net als sommige onderaards levende diersoorten.
W. geeft boeiende karakterstudie van man die door brief in vluchtkoffertje erin geluisd (P878). Schuilnaam ‘Wit’ - weer een Haagse (Indische) familie die ik ken. W. ontleedt scherp gevoel van ‘wat heb ik met hele zaak te maken? Ben ik mijns broeders hoeder?’ die voor Wit aanleiding was alles op te biechten, resp. te verraden. Ook hier munt W. uit door diep inzicht in anderen, maar vergeet zichzelf. Staat toch bij alle gepsychologiseer vast dat ‘Wit’ door onvoorzichtigheid met brief van W. gearresteerd. Soms denk ik dat W. door karakterstudies van anderen zijn eigen fouten wegpraat, zelfs als zijn observaties juist lijken.
Kocht Sunday Times waarin paginalang
| |
| |
| |
Rutger Kopland
De man in de tuin
We denken dat de dieren weer begonnen zijn
te spreken. Het was weer mis met hem.
Hij zat op zijn stoel in de tuin, we moesten
hem voeren, pindas en pils. We hielden van
hem, maar ons leven met elkaar was mislukt,
zo lang wij elkaar kenden al was hij bezig
de doden op te graven, maar hoe goed en lief
ze waren, dat moesten we steeds vaker horen.
Herinneringen gelukten hem eindelijk, alles
was tenslotte goed gegaan, hij lachte blij
als een kind, het was voor ons niet om aan
te zien, zo jong nog en dan al zo oud.
En zoals de honden janken als hun baas
weggaat, zo jankten wij, toen hij wegging,
nieuwe avonturen tegemoet.
verhaal over film van Marcel Ophuls Le Chagrin et la Pitié, soort W. verhaal op zijn Frans. (Ik ben nu geheel ‘in W.' en zie overal W. thema's, tot en met Romeinse bezetting van Engeland waarbij ik me afvroeg hoe probleem van collaboratie er toen uitzag.) Ophuls vertelt dat nergens erger gecollaboreerd werd dan in Frankrijk, dat Parijse politie zelfs méér joden ophaalde dan Gestapo vroeg, dat alle Fransen alles goed vonden als zij er maar buiten bleven. En dat terwijl W. beweert dat in Frankrijk (en België) veel minder bureaucratische collaboratie dan in Nederland. Zou niet elke beoordelaar na 25 jaar, als alle ‘glorie van heldhaftig verzet’ is verstomd, oorlogsgeschiedenis van zijn eigen land dat hij beste kent, als slechter ervaren dan buurlanden?
Ophuls had kunnen zeggen: in Nederland, ja daar hebben ze tenminste nog een februaristaking gehad uit protest tegen de razzia's op joden ...
Als SD-agent ‘Holman’ (Bolland?) uit code in koffertje andere namen op spoor komt, besluit W. tot hachelijke daad (P900): hij ‘verraadt’ zelf één naam aan SD, Tulling, omdat arrestatie van die man signaal zal zijn voor anderen om onder te duiken. Dit mislukt natuurlijk. Anderen, die al gearresteerd waren of nu worden, wekt hij tijdens SD-confrontatie op maar te bekennen, omdat hij ‘weet’ dat ze er dan beter afkomen dan wanneer ze door zwijgen verdenking van ernstiger zaken op zich laden. Zouden ze niet liever hebben gehad dat W. zulke beslissingen aan henzelf overliet? Weer ontleedt W. diepgaand hun meestal kwalijke motieven, slechte karakters, stomme koppigheid - maar vergeet dat hij (ongewild) verantwoordelijk was voor hun aanhouding. Gelukkig schijnt alles redelijk af te lopen.
Dit zijn van die dingen waarbij A. vuurspuwt als ik 't haar vertel. Moet dan haastig voorhouden: ‘Vergeet niet dat er zeshonderd mensen op zijn Sperre in Westerbork stonden en dat hij 150 anderen had bewogen
| |
| |
onder te duiken.’
A.: ‘Ja, dat zijn zeker zijn eigen cijfers,’ Maar ze draait toch iets bij. Bovendien is W.'s Schevenings gevangenisverhaal met zijn mishandeling, extra-pesterij van joden etc. aangrijpend genoeg. Hij zát in een dwangpositie, voor zichzelf en voor zijn zeshonderd mensen.
A.: ‘Goed, maar dan moet hij niet doen alsof hij de hele situatie nog steeds beheerst.’
Inderdaad. Het klinkt ouderwets, maar W. heeft bij al zijn Goede Werken de zonde der Hovaardij. En dit des te opvallender omdat hij (P943) zo uitdrukkelijk afstand neemt van ‘frases als volk en vaderland, als nageslacht en historie.’ Voor W. gelden alleen frasen van joodse en andere religieuze overlevering, de zelf-uitgedachte ‘zin van de schepping’ en diepe waarden van het ‘jood-zijn.’ Even grote flauwekul als God, Vaderland en Oranje.
Maandag, 5 juli, kampeerterrein Pentregât - Mooie, misschien iets te warme tocht langs kust op weg naar Zuid-Wales. Onderweg indrukwekkendste ruïne ooit gezien: Castle Harlech, Normandisch fort uit late middeleeuwen (aardig: wat hier ‘norman’ heet, is niet van de roofzuchtige Noormannen zoals bij ons, maar van de cultuurbrengende Normandiërs) in landschap dat verrassend veel op Franse of Italiaanse Rivièra lijkt, zoals trouwens hele kust hier. Palmen in bloei, bougainvilles of iets dat er veel op lijkt e.a. subtropische gewassen. Omstandigheden zo gunstig, door luiheid en warmte schieten we trouwens ook zo weinig op, dat besluiten te kamperen op ideaal terreintje. Voor zulke nachtjes hebben we altijd minimale kampeeruitrusting bij ons. Moet natuurlijk geen ernst worden, geen écht kamperen.
Lees liggend in gras stuk uit onderweg gekocht boek The Glorious Revolution of 1688 van Maurice Ashley, waarin onvermijdelijk problemen van ‘collaboratie’ weer centraal. Romeinen, Normandiërs, Glorious Revolution-Hollanders - Britten hebben toch méér met bezetting en collaboratie te maken gehad dan ik voor W. ooit bewust ben geweest. Of is hele leven één groot collaboratieprobleem? In inleidende Portraits of Two Princes (James en William) zegt Ashley dat Willem II alles deed om schoonvader Karel I te helpen, maar werd tegengewerkt door ‘single-minded bourgeois class of oligarchs whose aim was, above all, national peace and prosperity, not international glory or foreign wars.’ Verdomd, zie je ze zitten, die regenten van de Joodse Raad, bureaucraten, establishmentfiguren?
Terug naar W. Op P967 duikt plotseling omstreden gevangenisbibliothecaris op, die bij W. duivelsrol krijgt maar volgens Sm. en M. die hem in gevangenis meemaakten juist zeer sympathiek, behulpzaam, briefjessmokkelaar. ‘Gereformeerdheid van de ergste soort,’ zegt W.W. vaak wel gauw klaar mensen naar uiterlijk te beoordelen, maar kan toch hier in verder scherp geëtste gevangeniservaringen moeilijk onsympathieke kanten van bibliothecaris zomaar verzinnen. Waarom? Gedachte 1: wie tijdens bezetting zo'n baantje in gevangenis had, kán niet goed geweest zijn. Gedachte 2: in nachtmerrie van gevangenisleven kan W. zich vergist hebben. Gedachte 3: toch weer opmerkelijk dat ook hier Duitsers bij W. er over 't algemeen beter afkomen dan Nederlanders; is dit juist geobserveerd omdat Nederlanders in Duitse dienst uiteraard schuim der natie, of doorgefourneerde antinederlandse rancunes van voor, tijdens en na de oorlog? (Hij heeft recht op zijn rancunes, daar niet van, maar dit hele verhaal, alles wat W. schrijft en observeert, wordt ons als uiteindelijke Grote Waarheid over ‘collaboratie en verzet 1940-1945’ voorgezet, en daagt dus uit tot toetsing.)
Tenby, dinsdag - Aangezien kamperen te warm, doorgereden naar lief badplaatsje Tenby aan zuidkust. Ligt op hoge cliff waar zee bij hoogwater gedeeltelijk tegenaan spoelt zoals wij vanmiddag bij eerste strandbezoek haast tot onze schade bemerkten. Zaten in kleine inham opgesloten en moesten ijlings al wadend met kleren (en fles sherry om aankomst in uiterst geslaagd hotel te vieren) boven ons hoofd naar stenen trap zoeken. Zoals alle Britse badplaatsen, ook afschuwelijke Brighton-soort, is Tenby volledig 19e eeuws. Vermoedelijk na 1850 nooit meer hotel, strandhuisje of wat ook bijgebouwd. Afstand tussen 1850 en 1971 wordt overbrugd door enorme Holiday Camps, nog enormer caravan camps, hier gelukkig beide ver weg. Maar 19e-eeuwse sfeer zeer kalmerend. Beklaag Engelsen als na toetreding EEG een of andere EEG-slicker type Zwolsman hier vingers achter krijgt om te ‘moderniseren.’
P 1000-1138: W. in Westerbork. Zeer merkwaardige episode, niet omdat sfeertekening zo goed (ik vond bv dagboek van Mechanicus beslist indrukwekkender, authentieker), zeker minder dan voorafgaande gevangenisleven Scheveningen, maar omdat toon plotseling helemaal omslaat. Westerbork voor W. kennelijk enorme opluchting na nachtmerrie van Scheveningen en ineenstorting Schumann Spiel. Op diep- | |
| |
tepunt verlangt W. ernaar naar Polen getransporteerd te worden, deelnemen aan gemeenschappelijk lot, einde aan onzekerheid. Ondanks zijn hoogmoedigheid (bv zijn verhaal hoe hij met Koch en Holman praatte en schepping uitlegde en zij maar ademloos luisteren naar joodse wijsheid...) moet besef van totale mislukking, ondergang groot zijn geweest. Westerbork daartegenover soort vakantie, sanatorium, herstel. Alle mensen in zijn omgeving nu aardig, hij is zelfs vol begrip voor spijkerharde kampleiding (soort Joodse Raad met SS-manieren), in ziekenhuis heerst stemming vooroorlogse Oxfordbeweging: iedereen begrijpt elkaar, biecht alles op etc.
Dat niet alleen. Hele wereld moet nu herboren worden, nieuwe jaartelling begint, veranderingen in oorlog, Stalingrad, Noord-Afrika hebben ‘ruggen gerecht’ (P1018), ‘hele atmosfeer is veranderd’ (P1138), treinconducteur durft openlijk anti-Duitse gezindheid demonstreren enz. enz. Tussen 19 januari 1943 en medio juni zou dan grote omslag gekomen. Inderdaad was oorlogswinter 42-43 achteraf gezien keerpunt in oorlogsverloop, maar grootste veranderingen toch al in najaar '42 nog vóór W.'s arrestatie. Alleen: toen niet door hem opgemerkt, toen waren in Schumann Spiel alle Nederlanders nog serviele schijtlaarzen. Nu zouden ze dan plotseling dappere lieden zijn geworden? Onzin. Misschien kwam zo'n omslag na dolle dinsdag, of na invasie 1944, maar zeker nog niet in 1942/43. Werkelijkheid is dat W.'s relatie tot omgeving na januari '43 sterk veranderd. In Westerbork voor 't eerst solidair met andere joden, kon hij zich hun situatie als mede-slachtoffer pas goed begrijpen. Idem voor Nederlanders buiten Westerbork.
Al peinzend kom ik n.a.v. W.'s Westerbork-verhaal tot deze vraag: heb je vrijheid nodig om gelukkig te zijn? Hijzelf kon kennelijk gelukkig zijn in Westerbork, hoewel realiteit vlak om hem heen zwarter dan zwart. Wat W. voorheen alle anderen kwalijk nam, nl dat zij gewoon doorleefden (bakker bakte brood, melkboer kwam aan de deur) terwijl naast hen joden werden weggehaald, beleeft hij nu nog veel direkter in Westerbork zonder dat 't hem opvalt. Daar nam W. deel aan feestje terwijl zijn vrienden werden weggehaald, ja, hij leefde gelukkig middenin hart van het weghalingsmechanisme. Is geluksgevoel misschien (ook) afweerapparaat? Behoren afweer, isolering tot voorwaarden voor geluk?
Woensdag 7 juli - Zittend voor een strandtentje (precies model dat mijn ouders 's zomers anno 1928 in Scheveningen plachten te betrekken) zegt A. tegen mij: ‘Met W. is het toch eigenlijk geen vakantie voor je.’
Ze is wel gewend dat ik eindeloos doorzaag over boeken die me bezighouden maar relatie tot W. natuurlijk van andere orde. Toch mijn ervaring dat na koortsperiode van december '42 tot mei '43 (arrestatie en verblijf gevangenis Scheveningen) W.'s verhalen minder aangrijpend, element ‘avontuur’ gaat overheersen. Misschien ook gewend aan zijn privé-opstelling tegenover verzet, Nederlanders in algemeen, noodzaak schijncollaboratie met Duitsers, rotsvaste vertrouwen in vermogen elke situatie te kunnen beheersen, religieuze fraseologie e.d. (P1285. Bij meningsverschil over W.'s werk schrijft hij gewoon: ‘Ik zei alleen maar dat Mozes ook niet zo'n beste naam had gehad bij de Joden - terwijl hij toch degeen was die ze bevrijd had.’) Laatste tweehonderd pagina's van deel II zelfs met humoristische episoden, is ‘onderhoudend’.
Grote uitzondering is moment waarop W. tweede Schumann Spiel begint, d.w.z. hiernieuwde ‘collaboratie’ maar nu zonder al bij voorbaat te weten waarheen hij zal koersen. Merkwaardig dat W. bij alle kernmomenten uit zijn historie dramatiek sterk naar voren brengt, kennelijk zelf besef heeft van belangrijke wending, nu ook weer laatste weekeinde in Westerbork scherp beschrijft, maar moment van dramatische keuze verdoezelt - kan geen ander woord vinden. P 1131 vertelt W. hoe onverwacht in juni '43 ‘einige Herren aus Den Haag’ in Westerbork naar hem komen vragen, blijken SD'ers Holman en Lemcke te zijn, die met ‘voorstel’ van Koch komen. Wat 't is zeggen ze niet. ‘Er was geen redden aan; weer stortte een wereld ineen. Toch was het iets wat eens komen moest. Ik was er altijd bang voor geweest, maar ik had het verdrongen, zoals de mens ook niet aan zijn dood wil denken. Ik had op het wonder gehoopt, op het einde van de oorlog. Maar dat wonder was niet gekomen en wel kwam dat wat logisch in de lijn der verwachtingen lag: Polen met het concentratiekamp, of terug naar Scheveningen.’
Wat is hier verdoezeld? Moment waarop W. heel gewoon néé had kunnen, misschien moeten, zeggen. Voorstel van Koch kon niets anders inhouden dan uitnodiging met SD samen te werken. Wat 't was kon W. niet weten, welke kansen het hem zou geven, alleen stond vast: dit was kans op niet naar Polen getransporteerd worden. Achteraf vertroebelt zekerheid dat Polen betekent Auschwitz en gaskamers, de belangrijkheid van keuzemoment op 28 juni 1943. W. stelt
| |
| |
alsof geen alternatief aanwezig was omdat we nu weten dat Polen dood betekende en dus elke andere mogelijkheid beter dan Polen. Maar toen? Ook voor W. stond in 1943 vast dat Polen was ‘werkkamp’ met mogelijkheid van terugkeer ‘na de oorlog.’ Als hij werkelijk oprecht was, had hij deze problematiek moeten vermelden.
‘Weer stort wereld ineen’, schrijft W. En hij kiest blinde samenwerking met SD in overtuiging dat er wel iets te versieren zal zijn. Nieuwe Schumann Spiel wordt na enige tijd: W. zal proberen rijke joden op gefingeerde uitwisselingslijst te krijgen met alle bezittingen, terwijl trein in werkelijkheid naar Kamp Theresienstadt zal rijden alwaar alle edelstenen, goud etc. door SD zullen worden afgenomen. Dit alles met ettelijke dubbele bodems: voor W. is dubbele bodem dat mensen in Westerbork die op zijn lijst staan, gesperd worden en dat ondergedoken joden die hij moet gaan ‘werven’ voor zijn lijst, voor Duitsers toch onbereikbaar zullen zijn. Voor W.'s relaties bij SD is dubbele bodem dat miljoenen gebruikt zullen worden om ermee naar Zwitserland te ontkomen. De hoge stapel reikt nu toch wel in wolken. Vraag is: wie hield wie voor de gek? SD: W., of W.: SD?
Donderdag - Esplanade van Tenby, waaraan Hotel Buckingham gelegen, is kleine boulevard vijftig meter boven strand. 's Morgens vroeg, vóór ontbijt, zitten Britten hier met ernstige gezichten domste kranten ter wereld te lezen: Daily Mirror, Sun, Daily Express. Bestaan voor 95% uit onzinnieuws. Herinner me Grote Vierconferentie in Genève waar ik Sydney Jacobson, toen Political Editor van Mirror ontmoette. Hij was zekere middag in stralende stemming want na vijf dagen had Mirror verhaal van hem geplaatst. Ik las over zijn schouder mee: exact 15 regels.
| |
| |
Maar mét zijn naam. Zijn week was goed.
Neem alles terug over W. als langzamerhand alleen onderhoudende avonturenroman. Begin deel III plotseling heel aangrijpend door verhaal over verzetsgroep van banketbakker ‘Letter’ (P1291-1367) van wie ik er minstens vier ken (Davidson, Van Andel, Bertram, ‘tuinman van landgoed Van Bylandt’, moet zijn chef van de kwekerij), een van hen oorlogsrelatie van A. die we nadien nog herhaaldelijk ontmoetten zonder dat merkwaardigerwijs ooit naam van W. is gevallen. (Wij wisten ook niets van W. door verblijf buitenslands.)
Voor zover controleerbaar klopt W.'s zeer ingewikkelde verhaal helemaal, hoewel hij weer buitengewoon hard oordeelt over ‘Letter’ die naievelijk in valstrik van SD-dubbelagent ‘Scheef’ (Krom) was gelopen. Als bij Letter thuis nadere gegevens over illegale relaties gevonden worden, zegt W.: ‘verbrecherisch dumm’, maar zijn er niet reeks van mensen slachtoffer geworden door soortgelijke onvoorzichtigheid van W. en zijn briefjes? Ook begrijpt hij niet hoe achterdochtig mensen jegens hem (W.) moesten staan als ze merkten welke hotelbehandeling hij in gevangenis kreeg en zijn uitstapjes daarbuiten nu hij voor SD werkte. Als W. met waarschuwingen tegen Scheef-Krom bij vrouw van Letter thuis komt, vertrouwt ze zaakje niet. Heel begrijpelijk, volgens W. alleen stom.
P1331 haalt W. nog eens uit tegen illegaliteit en betekenis van deze verzetsgroep: ‘Al deze mensen hielden zich bezig met bonnen, krantjes, radioberichten. Het was nogal onschuldig en het leek er meer op, dat dit in dit stadium van de oorlog tot een gezelschapsspelletje was geworden. Het had allemaal niet veel om het lijf, niemand werd ermee geholpen en de Duitsers werden er niet door geschaad. Gevaar was er dus voor die mensen niet.’ Even herinneren: dit was zomer 1943, hoeveel doodvonnissen waren er uitgesproken tegen mensen van ‘krantjes die niet veel om het lijf hadden’? (Duitsers dachten er blijkbaar anders over dan W., maar misschien vertelden zijn SD-relaties Koch, Bolland, Krom, Lemcke e.t.q. niet álles aan W.), hoeveel fusillades waren er al geweest en zouden nog volgen? Toevallig kan A. over sommige mensen uit Letters verzetsgroep iets meer vertellen.
Hoe rijmt zich nu zo'n laatdunkende passage met even eerder opmerkingen over stralende Nederlanders met rechte ruggen die nu zo prettig flink tegen Duitsers deden? W.'s blik op illegaliteit wordt geheel beheerst door zijn eigen omstandigheden, zijn eigen belang in bepaalde situatie. Is hijzelf slachtoffer (op reis naar Westerbork) dan is verzet mooie zaak; is hij in dubbelzinnige SD-rol, dan is verzet klungelig gedoe, profiteurschap, ongevaarlijke padvinderij, zelfs schadelijk - kortom: opinie van gemiddelde Nederlander die allemaal maar onzin vond.
Bedwing opnieuw lust om achterin ‘te zien hoe het afloopt’, d.w.z. in vonnis na te lezen of ‘Letter’ nog in proces voorkomt. Waarom zou hij anders als enige van deze verzetsgroep onder schuilnaam optreden?
Woodstock, zaterdag 9 juli - Plan om onderweg in Cheltenham over te blijven niet doorgegaan. Alle hotels konden maar één nacht logies verschaffen omdat weekeind Speeching Day van beroemde Cheltenham Young Ladies School. Alle papa's en mama's aanwezig om dochters te horen die wij in groepjes in park zagen rondlopen; iets gruwelijkers dan Engelse Nice Young Ladies kan niet bestaan. Doorgereden naar Woodstock, dorpje bij Blenheim Palace dat we van vroeger kenden, 10 mijl van Oxford. Blenheim zelf belanceert tussen indrukwekkend en ridicuul (18e eeuwse klassicisme) maar park schitterend en eindeloos. Aanleg door ‘Capability’ Brown die voor Engeland wat Le Nôtre voor Franse parkaanleg. Sedert 2 jaar geleden is Woodstock kennelijk ‘ontdekt’. Alle oude krotjes-cottages, oud is hier al gauw 800 jaar, die toen leegstonden nu van buiten fris geschilderd, van binnen matten op de vloer, soms winkeltje van eigengemaakte sieraden, bekende ‘edelsmeedwerk’ waarin frustraties van kunstenaarsvrouwen vorm krijgen. Verschil met Nederland (Jordaan in A'dam) is dat gefrustreerde kunstenaarsvrouwen of ex-vrouwen hier 's middags thee schenken en verkopen in eigengemaakte grofaardewerk koppen met eigengemaakte scones en cakes waarvan smaak doet denken aan zandkoeken die A. vroeger wel eens uit middeleeuwse kookboeken nabakte. Misschien zelfde recept? (‘Nee’, zegt A. ‘Wel 19e eeuwse Even veeltjes, namelijk evenveel boter, suiker en meel in beslag’. Zie Camera Obscura, waar Pieter Stastok conversatie opent met: ‘Hou je nogal van Evenveeltjes?’ Engelse traditie!)
Ergernis over Letter-verhaal laatste dag in Tenby inmiddels verdwenen bij verdere ontwikkeling van tweede Schumann Spiel als W. kans ziet in Westerbork zoveel mensen te sperren dat transport naar Polen moet afgelast. (Zou dit werkelijk objectief vast staan? Ik houd lichte twijfel bij veel van dit soort verhalen.) W. heel menselijk (P1582 ev) over mengsel van achterdocht, bewondering,
| |
| |
afgunst bij Westerborkers als hij zijn gezin uit kamp haalt om terwille van ‘organisatie’ vrij in Den Haag te gaan wonen. Alle betrokken SD-agenten, Duitsers, Nederlanders, Belgen, nu geheel verblind door miljoenenglans van joodse diamanten, die W. in vooruitzicht stelt. Ironie is dat antisemieten hier slachtoffer worden van hun eigen anti-semitisme, nl. van idee dat alle joden rijke patsers zijn. Zou kunnen stellen: W. wakkert anti-semitisme aan om zich ervan te bedienen. Hierin tweede Schumann Spiel principiëel anders dan eerste; toen was bureaucratische verafgoding grondslag van Köpenickade, nu vervult anti-semitisme deze rol.
Hier ligt natuurlijk ook bron van SD-vertrouwen in W. Hij bevestigt hun idee van wat een jood is, nl intelligent, sluw, verraderlijk (W. ‘verraadt’ immers rijke joden, tot en met zijn eigen Antwerpse familie), schatrijk of wegbereider naar rijkdom. W. is ‘hun’ jood, hem beschermen ze tegen andere SD'ers, met hem kunnen ze ‘praten’.
Londen, dinsdag 12 juli - Volgens plan vrijwel met W. gereedgekomen vóór Londen (P1738 laatste avond in Woodstock waar ik lang kon lezen omdat L. samen met A. op één kamer in knusse, tegelijk spookachtige hotel uit 15e eeuw, waar alles 's nachts piept, kraakt, beweegt) in veronderstelling dat hier van geconcentreerd lezen niets meer zal komen.
Meende dat slot wel zonder verrassingen zou zijn. Ik wist dat W. was ondergedoken, dus dat Sperre in Westerbork moest zijn opgeheven. Gebeurde februari '44 - als hele Spiel nu eens één jaar later was begonnen en voortgezet, dan zou uitstel transporten in februari '45 wellicht afstel zijn geworden. Maar zeer juist is bij W. voortdurende hoop
| |
| |
weergegeven dat oorlog nog maar paar maanden zou kunnen duren; elk uitstel leek kans op overleving. Wie zou zomer '43 hebben gedacht dat nog twee jaar oorlog?
Grote verrassing toch nog episode verraadzaken P1761-1787, Mauretanië-dossier, als W. van SD opdracht krijgt statistiek van verraad te maken, vooral van hoeveel aanhoudingen van joodse onderduikers door eigen politiewerk, hoeveel door buren etc. aangebracht. Moet geloven dat W. daartoe alle dossiers van SD-hoofdkwartier Binnenhof bestudeert, ten dele mee naar huis mag nemen, copieert, uitvoerig geheim rapport voor ‘na de oorlog’ opstelt, dat laat onderduiken in België, na de oorlog blijkt het bij Franse C.P. te zijn beland, W. heeft nog in 1957 fotocopieën van zijn Mauretaniëdossier in Parijs gezien, samen met niemand minder dan Gerbrandy die theatraal uitroept (P1785) ‘Meneer W., praat hier met niemand over, dit is een blik in de poel van de afgrond’ etc. Maar helaas - nu is alles weg. Een of andere machinatie, geweldige samenzwering van communisten met kapitalisten heeft dit bewijs van grootscheeps Nederlands jodenverraad waaraan tal van vooraanstaande, althans bekende Nederlanders deelnamen, doen verdwijnen...
Wel, wie dit allemaal gelooft, gelooft alles. Deze hele episode, van Binnenhof tot Parijs, is een Schumann Spiel binnen het Schumann Spiel met Gerbrandy in de rol van Von Schumann.
Wat is betekenis van dit derde Schumann Spiel? Wraak van W. op ‘fatsoenlijke Nederlanders’ die geen vinger hebben uitgestoken om hem na oorlog te helpen? Of nieuwe hoge stapel terwille van de hoogstapelarij, die niemand zo geniaal als met eerste twee Schumann Spiele kon bedrijven zonder speciale karaktereigenschappen.
Londen, vrijdag - Nabeschouwing, vonnis en analyse van Nuis afgelopen dagen bij kleine stukjes gelezen. Zoals verwacht komen alle schuilnamen in proces voor, ook ‘Letter’ en diens vrouw, ‘Wit’ en andere mensen van W.'s onvoorzichtige naamlijst. Wijze waarop Nuis vonnissen uiteenrafelt is voor 95% overtuigend. Dat W. slachtoffer was van naoorlogs geknoei, stemmingmakerij, misverstand, onbegrip van wat hij eigenlijk deed, aanvaard ik geheel. Bij alle hoogmoed, stemmingmakerij tegen het verzet, kennelijke fantasterijen, verdoezeling van essentiële zaken, lichtvaardige beschuldigingen, die W.'s verhaal ontsieren en die hem beslist niet tot een sympathiek mens maken, voor mij toch ‘bewezen’ dat W. ten onrechte veroordeeld. Moet nu daarbij losmaken van ambivalente gevoelens jegens W. Ken heel wat mensen die in verzet rol speelden en die allerminst sympathieke figuren, omgekeerd trouwens misschien evenveel labbekakken uit oorlogstijd die heel ‘sympathiek’. (Hoewel ik iemand van oorlogsgeneratie ben die zich nog steeds bij elke nadere kennismaking afvraagt: wat deed jij in de oorlog? Oorlogsgedrag, houding in toegespitste levensomstandigheden, blijven voor mij toetsteen voor ‘karakter’. Sympathie en waardering niet hetzelfde.)
Waar zit 5% verschil met Nuis? Zit in Nuis' stelling dat W. beslist niemand aan SD kan hebben uitgeleverd, want: (P1889) ‘Neemt men aan dat W. Hendriks verraden heeft, dan moet men tevens aannemen dat hij bereid was allen op te offeren die van zijn illegale werk afhingen. Deze veronderstelling is lijnrecht in strijd met alles wat is komen vast te staan over W.'s gedrag voor en na de arrestatie van Hendriks.’
Ben integendeel op grond van W.'s eigen verhaal overtuigd dat W. Hendriks en enkele anderen verraden kan hebben in kader van Schumann Spiel. Om SD van zijn betrouwbaarheid te overtuigen speelde hij hun enkele mensen in handen (Hendriks, mej. Schokking, Gerdes) van wie hij meende dat ze er wel met lichte straf zouden afkomen omdat ze toch niets van betekenis deden met dat klungelige illegaaltje spelen. Zoals hij trouwens in ander verband toegeeft met Tulling te hebben gedaan (toen als ‘waarschuwing’) en bij Wit etc. deed om hen voor zwaarder straf te ‘behoeden’ (zijn versie). En zoals hij later ook met ingezameld geld deed om SD agenten zoet te houden. Lijkt mij geheel in overeenstemming met W.'s opvattingen om ‘offers’ aan moloch uit te kiezen teneinde rest te redden. Later, na de oorlog, kon hij wel gemakkelijk toegeven dat hij dit met geld had gedaan maar natuurlijk nooit openlijk erkennen dat hij ook met mensen had gespeeld tenzij kennelijk met hun eigen instemming en tegen betaling, zoals Kotte.
Vandaag in British Museum: bij nieuwe opstelling van Elgin Marbles uitvoerig verhaal over omstandigheden waaronder lord Elgin deze meesterwerken bij Akropolis vegsleepte, Culminerend in: als Elgin ze niet tegen flinke betaling aan Turkse gouverneur had weggehaald, zouden ze door Turken of Griekse dorpelingen nog verder zijn vernield, verpatst, verwaarloosd. Griekenland moet Elgin blijkbaar dankbaar zijn. Waaraan moest ik bij deze huichelarij denken, onderwijl de fraaie marbles op mijn gemak bekijkend? Natuurlijk - aan bezetting, aan Nederlandse roof van kunstschat- | |
| |
ten uit Indonesië, aan Franse roof uit Nederland in napoleontische tijd, aan Duitse roof, alles met behulp van collaborateurs die óók zeiden: ja, u kunt 't beter meenemen, toean, sir, monsieur, Herr Goering, want hier doen ze er toch niets mee en u betaalt er toch voor.
Bij diner in Italiaanse restaurant Earls Court vanavond W. incident. Aan tafel bespraken A. en ik verschil tussen Kamp Vught en Kamp Westerbork. Volgens A. kregen joden voor Vught ook oproep, ik memoreerde dat volgens W. Vught, althans aanvankelijk, met vrijwilligers bevolkt. A. vertelde dat joods meisje dat zij van vertrek naar Vught probeerde te weerhouden, toch ging en tennisracket meenam, want had gehoord dat je daar zo goed kon tennissen.
Plotseling L. in tranen: ‘Houden jullie daar nou eens over op.’ Waarop A. eveneens in tranen: ‘Je hebt gelijk, ik wil er niet meer over praten.’
W. was geen makkelijke reisgenoot.
Zaterdag, a/b m.s. St. George op weg naar H.v.H. - Laatste pagina's W.: slot van Nuis en getuigenverklaringen door R. Rubinstein uitgezocht. Nog twee opmerkingen. Allereerst begrijp ik, anders dan zij, zeer goed waarom na publikatie van deze memoires nieuwe rel ontstond en dat sommigen die vroeger vóór, nu tégen W. waren. Deze 2000 pagina's immers één grote tegenaanval, waarin slachtoffer W. voor wie velen nog wel begrip konden hebben (meelijden), plotseling tot aanklager wordt in een proces waarin heel Nederland terecht staat, zowel in als na de oorlog, tot huidige dag toe. Ten tweede lijkt mij hun (R. en N.'s) uitzinnige bewondering voor W. overdreven.
Nuis: ‘De Raad heeft (met dit vonnis) de illegaliteit veroordeeld in een van zijn beste, zuiverste vormen, in een geval waarin het leven en lot van anderen met nergens overtroffen zorg werd omringd.’
Zou volgens mij moeten zijn: ‘De Raad heeft met dit vonnis een bepaalde ingenieuze en doeltreffende vorm van illegaliteit, namelijk die van de schijncollaboratie, geheel verkeerd beoordeeld en bij enige verraadzaken de omstandigheden niet voldoende laten meewegen.’
|
|