vanwege het publiek - men wil winnen. Wie op die manier zijn territoriumzin wil luchten moet dat natuurlijk doen, maar er zijn aardiger, creatiever wegen.
We zagen hem langzaam kunstenaar worden. Eigenlijk vreemd om van kunstenaar te spreken als iets dat hem zou onderscheiden van zijn vader en zijn broers, die ook vanuit omstandersogen gezien kunst maakten. Maar niemand die ze kende zou ze ooit kunstenaar hebben genoemd. Het waren begaafde burgers, die mooi schilderden en muziek maakten, maar ze leefden veel te harmonieus met hun vrouwen, kinderen, vrienden en zelfs buren, om ooit aan de term kunstenaar te denken. Maar over de schrijver van het stel was geen aarzeling mogelijk: een echte kunstenaar. Dat was niet omdat zijn werk in kwaliteit zo veel meer was dan van zijn familie. Maar het was om de manier waarop hij zich steeds meer afzette tegen zijn omgeving. Hij schreef zonder remming over zijn vrouw, over haar ongelukkige avontuurtjes, over de manier waarop hijzelf helm en zelm aan elkaar naaide en - dat vond ik nog het ergst - over zijn kinderen.
Hij schreef niet speciaal rancuneus over zijn familie, maar hij schreef over ze alsof ze geen familie waren, terwijl de intieme details die hij noteerde alleen maar gekend konden worden doordat hij familie was.
Ik hield wel van hem vroeger, ook omdat ik gevoelig ben voor het talent in een ander. Maar heel geleidelijk zag ik de symptomen toenemen: de stilte die er moest zijn als hij werkte, zijn vrouw die langzaam slaaf werd, die met de kinderen moest gaan wandelen als hij de geest had, die zijn secretaresse moest zijn, de telefoon aannemen, rondkomen met steeds minder geld en er mooi uitzien.
Misschien griefde mij dat nog het meest om de vrouw, die prachtig was, zo'n vreemde geest vol verzinsels die een intellectueel nooit kan bedenken en die voor mij allemaal waarheden waren. De ogen iets te wijd uit elkaar, groot open, de mond breed, de wenkbrauwen altijd zacht verwonderd. Het leek alsof ze vanuit die verwondering de wereld ontdekte. Ik kon eindeloos naar haar luisteren. De wereld door haar ogen leek me een genot.
Maar ze verdween langzaam voor me, alsof een parasiet haar van binnen opvrat. Ze was de beschermende haag, de voedingsbodem, van de kunstenaar. Heel droevig was ze toen ze haar kinderen een voor een zag mislukken, maar ze deed er niets aan, tenminste niet het enige dat geholpen kon
hebben (dat dacht ik tenminste): het in elkaar trappen van het groeiend pantser om haar kunstenaar. Hij ging rustig door, schreef over zijn kinderen, over het slappe karakter van de een, zijn hypocrisie, huilerigheid, over de verloedering van een dochter bij een andere kunstenaar. Hij schreef nooit over zijn vader en zijn broers, die ondanks hun kunst leefden zoals het misschien ooit eens was bedoeld: de kleine binnenwereld koesterend en er van genietend, de buitenwereld argwanend toegekeerd, hoogstens als voedselgebied.
Ik zie een grasmus rondvliegen van struik naar boom, overal het korte liedje zingend. We weten het nu: hij kondigt aan dat dit zijn bezit is. Maar waarom (waardoor) vinden mensen vogelzang mooi, lief, ontroerend?
We weten dat suiker zoet is (aantrekkelijk) omdat het een goed voedingsmiddel is en omdat het in een tijd dat het minder makkelijk bereikbaar was dan nu dus nuttig was om er via een simpel kenmerk door te worden aangetrokken. Zo staat het ook met de plezieren van sex, met alles waar we lust in vinden. Daarom mijn vraag: waardoor is het gekomen dat we vogelzang mooi vinden?
F. maakt zich geweldig woedend over de Staphorsters die hun kinderen niet laten inenten. Folklore, cultuurschat, karakter, allemaal goed en wel, maar ze moeten geen kinderen in de waagschaal stellen. De socioloog in ons gezelschap probeert dat oordeel te verzachten door te wijzen op het geheel van gedragingen waarin het niet-inenten maar een onderdeel is, dat apart bekeken wel schadelijk is, maar dat niet zonder meer apart opgeheven kan worden zonder het geheel geweld aan te doen.
Misschien is het een kenmerk van de (ge-