beslissing hadden kunnen nemen eerst een keer erover met elkaar praatten en toen niet onmiddellijk op de oplossing ‘zand eronder’ zijn gekomen. Of dat bij die eerste bespreking al meteen iemand iets tegen dat zand inbracht: het vervuilt. Had nu meteen iemand anders met enige klem gezegd: ja, maar die zandbak ernaast vervuilt ook, en je kunt beter met je hoofd in vuil zand dan op een vuile betonnen tegel vallen! dan zou alles onmiddellijk in orde zijn gekomen en de tegels zouden binnen een week (nou ja, binnen een jaar) verwijderd zijn. Maar op het moment dat die ene meneer dat ene niet steekhoudende argument tegen dat zand aanvoerde, was iedereen net een beetje moe, en toen werd de beslissing uitgesteld, en toen had men in latere vergaderingen het gevoel dat er bij een vorige gelegenheid iets steekhoudends tegen dat zand was gezegd, of misschien niet steekhoudends, en dat men dat eigenlijk toch wel eens uit zou moeten zoeken.
Nog een tweede factor speelt hier geloof ik een rol, en dat is het wantrouwen en de moeheid die opgeroepen worden door ieder voorstel tot verbetering dat voorafgaat aan het verdronken kalf. Er zijn voortdurend mensen die zeggen: zouden we dat en dat niet liever zo en zo doen. Alle mensen die iets organiseren worden met zulke voorstellen doodgegooid en 99% van die voorstellen is waardeloos.
Ware ik hoofdredacteur van een Nederlandse krant of ware ik hoogleraar in de sociale psychologie, dan zou ik een aantal mensen op de zaak van die tegels zetten, met de opdracht om aan de hand van persberichten, notulen, brieven, interviewen van betrokkenen etc. precies na te gaan hoe het allemaal gelopen is. Het verslag van zo'n onderzoek zou fascinerende lectuur zijn.
Alle kunst werkt met suggestie, met het aangeven van iets, dat er in werkelijkheid niet is. De acteur doet of hij Hamlet is, maar hij is Hamlet helemaal niet. Het publiek weet dat en door die silent understanding tussen de mensen aan deze en de mensen aan gene zijde van het voetlicht wordt het gewenste toneeleffect bereikt. Nu zou je kunnen denken dat er ook een soort effect is dat bereikt wordt niet door het suggereren van werkelijkheid (acteur suggereert dat hij Hamlet is), maar door het suggereren van kunst (acteur suggereert dat hij acteur is). Zoals de toeschouwer door een goede acteur in de halve waan gebracht wordt dat hij Hamlet, prins van Denemarken ziet, zo wordt een bepaald soort publiek door een bepaald soort slecht acteur in de waan gebracht dat er toneel gespeeld wordt. Dat feit alleen is voor dat soort publiek al genoeg om te genieten. Er zijn kunstenaars die op het feit dat zij niet kunnen acteren een carrière opbouwen. Sarah Bernhardt moet er zo een zijn geweest. Marijke Bakker valt bij miljoenen kijkers in de smaak. Men denke aan de roem van Rodin, die alles kan wat een beeldhouwer kan, maar toch eigenlijk niet kan beeldhouwen, in dezelfde zin als Marijke Bakker niet kan acteren. Zo moeten er ook schrijvers zijn die eigenlijk niet kunnen schrijven, maar nochtans de lezers voortdurend suggereren dat zij schrijvers zijn en daarom door zeer veel lezers gewaardeerd worden. Ik heb altijd gedacht dat Walt Whitman zo'n schrijver was, maar ik heb nooit iets van hem gelezen.
Het komt wel voor dat mensen, als je ze iets over Rusland vertelt, uitroepen: ik begrijp niet dat die mensen dat allemaal slikken. Wij Nederlanders zouden er nooit genoegen mee nemen als de regering de verkoop van buitenlandse boeken zou verbieden. Ik noem maar iets. Dat kom je betrekkelijk vaak tegen: de opvatting dat wij Nederlanders een volkje zijn dat zich door niemand de wet laat voorschrijven. Ik wijs er dan altijd even op dat de Duitsers tussen 1940 en 1945 in geen enkel bezet land zoveel medewerking van de bevolking (van de leden van de Hoge Raad en de staatssecretarissen en burgemeesters tot de eenvoudige politieman en tramconducteur toe) hebben ondervonden als in Nederland. De meeste mensen beseffen absoluut niet dat zij doen wat zij doen en zeggen wat zij zeggen omdat de mensen om hen heen hetzelfde doen en hetzelfde zeggen. Noch beseffen zij hoe bitter weinig er voor nodig is om hen hun mening te doen wijzigen of verzwijgen.
Een voorbeeld. Jan, een liefhebber van voetbal, hoort in de koffiepauze op kantoor zijn collega's praten over Feijenoord en Estudiantes. Het lukt hem niet er een woord tussen te krijgen. Dat spijt hem, en hij neemt zich voor morgen omstreeks dezelfde tijd het woord te nemen en zijn mening te berde te brengen. Tevreden slaapt hij in. In zijn slaap verschijnt hem O.L. Heer, die hem mededeelt dat hij wél zijn mening mag zeggen morgen in de koffiepauze, maar dat hij dan nu terstond uit bed moet komen en de de rest van de nacht wakend moet doorbrengen. Jan heeft redenen om te geloven dat het voor zijn gezondheid beter is om zich in zulke gevallen nauwkeurig aan de instructies van O.L. Heer te houden. Wat doet Jan nu? Opstaan en de rest van de nacht wakend doorbrengen, aldus zichzelf