Hollands Maandblad. Jaargang 1969-1970 (258-277)
(1969-1970)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[267]Partijgenoot Vondeling verzoekt mij...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet voltooide, al dan niet mislukte emancipatie. Op die manier wordt het probleem van de vrouw namelijk gezien als een geïsoleerd verschijnsel. In werkelijkheid hoort het echter thuis in een bepaalde context, die van de minderheidsgroep. Want vrouwen zijn een minderheidsgroep wier situatie enigszins lijkt op die van de Vlamingen in België (aantal), maar m.i. nog het meest verwant is aan die van de negers in de V.S. van dertig jaar geleden, omdat ieder spoor van trots en zelfbewustheid nog ontbreekt. Vrouwen vormen een minderheidsgroep, maar een niet als zodanig herkende. Hoewel het onderwerp zich in een grote belangstelling mag verheugen - over de verschillende facetten van het verschijnsel wordt een stroom van literatuur gepubliceerd; alleen over negers als minderheidsgroep verschijnen al zo'n 50 studies per jaar - worden vrouwen in dit verband zelden of niet genoemd hoewel de definitie van het begrip uit The Encyclopedia of the Social Sciences bijna punt voor punt op vrouwen van toepassing is. Hoe komt het dat geen sociale wetenschapper tot nog toe de gelegenheid heeft aangegrepen een pioniersreputatie op te bouwen door aan juist deze groep een studie te wijden? Is men soms bang zich belachelijk te maken? Die indruk heb ik al lezend niet gekregen; hier speelt meer het verschijnsel dat kennis in bepaalde hokjes wordt opgeslagen zonder dat er verbindingen met elders worden gelegd. Daardoor krijg je balk- en splintereffecten, zoals bij de auteurs van het overigens voortreffelijke standaardwerk Racial and Cultural MinoritiesGa naar voetnoot1) die, sprekend over negers en onderwijs verzuchten, dat negerjongens hun achterstand op negermeisjes wel mogen wegwerken, wil een evenwichtige ontwikkeling op gang komen zonder dat, al was het maar in een voetnoot, wordt gemeld dat de situatie bij de blanken ook asymmetrisch is, alleen in omgekeerde zin. Sterker, bij sommige auteurs bestaat de neiging, vrouwen als de grote lastposten te beschouwen bij het streven negers te integreren. Hoewel blanke vrouwen in de V.S. volgens Evelyne Sullerot drie jaar schoolopleiding meer moeten hebben dan mannelijke negers om hetzelfde salarisniveau te bereiken, komt iemand als Hubert Blalock (Towards a Theory of Minority-groups) zuchtend tot de conclusie dat het voor een neger haast onmogelijk is in de administratieve sector door te dringen, omdat die geheel door blanke vrouwen wordt beheerst. Verder zegt Blalock dat zelfs een academische opleiding hem weinig baat, want op de twee terreinen met personeelsgebrek: onderwijs en maatschappelijk werk valt concurrentie te duchten van vrouwelijke zijde. Wanneer in wetenschappelijke studies de minderheidsgroeppositie van vrouwen niet of nauwelijks onderkend wordt is het geen wonder dat het in de dagelijkse practijk nog minder gebeurt. Dat betekent dat de antidiscriminatiereflexen niet functioneren zodra het over vrouwen gaat. Een Nederlands blad bracht het vorig jaar een serie onder de titel ‘Doe de Vrouw de Deur uit’ en waande zichzelf vooruitstrevend inplaats van paternalistisch. In het kader van deze serie verscheen een interview met een bedrijf dat in de loop der jaren wat ervaring had opgedaan met part-time werkende vrouwen. Ja, zei de geïnterviewde functionaris, toen de conjunctuur terugliep moesten ze er natuurlijk uit, maar nu zijn we alweer bezig een nieuwe groep in te werken. Karakteristiek voor het niet-herkennen is niet dat dit soort dingen gebeuren, maar wel dat de interviewer de bedoeling had het betreffende bedrijf in de lucht te steken: het gaf dan toch maar het goede voorbeeld met zijn part-time activiteiten. Vrouwen (gehuwde, in dit geval) hebben het kennelijk nog niet zover gebracht als buitenlandse arbeiders; als die door teruglopende conjunctuur ontslagen dreigen te worden zijn er altijd nog wel tien journalisten die boos schrijven dat het onverantwoord is mensen eerst weg te lokken van huis en haard om ze vervolgens weer daarheen terug te verwijzen; wat vrouwen (gehuwde, in deze context) betreft verkeren we nog in het stadium van: ze mogen blij zijn dat... In dit geval mochten ze blij zijn dat ze een poosje later weer in genade werden aangenomen. Onlangs viel in de krant te lezen dat een Amsterdamse huishoudschool zou starten met een horeca-opleiding. Dit bericht werd feestelijk gerangschikt onder de rubriek ‘Emancipatie’. Niemand scheen in de gaten te hebben dat het thuishoorde in een andere rubriek: ‘Ghettovorming’. Het begrip ghettovorming slaat, in verband met vrouwen gebruikt, niet op huisvesting. De ghettowet, toegespitst op sexe, luidt: als een beroep in aanzien daalt, komen de vrouwen erin; als een beroep in aanzien (en salariëring) stijgt, raakt het in handen van mannen. De horecasector zit in het verdomhoekje en prompt wordt voor vrouwen de mogelijkheid geschapen daarin een ‘bestaan op te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bouwen’. Soms wordt het ghetto gesaneerd: een voorbeeld daarvan levert de verpleging die steeds meer van een verzorgend een technisch beroep wordt, waarin bovendien de salarissen aanzienlijk zijn verbeterd: dus is de omslag van het vrouwenberoep naar het gemengde beroep reeds begonnen. Hetzelfde staat ons misschien te wachten t.a.v. het bibliotheekwezen dat, zo las ik in de krant, aantrekkelijk gemaakt moet worden voor mannen. Het staat vast dat bepaalde minderheidsgroepkenmerken op vrouwen van toepassing zijn. Het staat evenzeer vast dat dit leidt tot bepaalde vormen van discriminatie. Desondanks zijn er maar weinig vrouwen en mannen, die zich rekenschap geven van de situatie. Deze vertraagde bewustwording is een uniek verschijnsel. Hoe komt het dat vrouwen en anderen zich zo weinig bewust zijn van hun eigen minderheidsgroepstatus? Een van de redenen lijkt mij te liggen in de ondoorzichtigheid van het systeem. Een heleboel vrouwen lopen wel rond met een vaag soort onlust, maar er is heel wat nadenken voor nodig om te zien dat losse fragmentjes levenservaring te rangschikken zijn tot een patroon. Toch bestaat dat patroon en het is als volgt te omschrijven: een jongen heeft een toekomst als individu, een meisje als lid van de soort; de man krijgt een taak toebedeeld op grond van individuele eigenschappen, een vrouw op grond van soortkenmerken. Dat werkt door op allerlei terreinen: het nijverheidsonderwijs bereidt jongens voor op een reeks van beroepen, meisjes daarentegen worden voorbereid op het huishouden en enkele beroepen in het verlengde van deze taak. Ook een aardige illustratie vormen de sociale verzekeringen: als een vrouw in het huwelijk treedt en dus de prestaties levert die van haar worden verwacht, wordt er keurig voor haar gezorgd: bejaardenpensioen zonder voorafgaande deelname aan het arbeidsproces, ziekenfonds, A.W.W. als haar echtgenoot overlijdt. De keerzijde van de medaille is dat bij huwelijk of zwangerschap haar maatschappelijke prestaties plotseling irrelevant worden: háár economische gebondenheid aan een bepaalde gemeente vormt geen argument voor het verkrijgen van een woonvergunning; als zij, ambtenaar in de zin der pensioenwet zijnde, overlijdt, hebben man en kinderen geen recht op enige vorm van uitkering, terwijl zij dezelfde premie betaalt als haar mannelijke collega's. Wanneer zij, bij sollicitaties, als de beste candidaat wordt uitverkoren maar tijdens het medisch onderzoek zwanger blijkt te zijn wordt zij afgekeurd, - een 9 maanden durende ziekte, tijdens welke normaliter 7½ maand gewerkt wordt, maakt iemand blijkbaar levenslang ongeschikt voor het bekleden van bepaalde functies. Ik zou door kunnen gaan met het opsommen van bekende en minder bekende wrijfpunten. Het lijkt mij niet nodig. Belangrijk is dat al die punten en puntjes samen tekenend zijn voor ons sociale systeem, een systeem dat de vrouw via allerlei signalen laat weten dat haar slechts een onbezorgd leven beschoren is wanneer ze zich houdt aan het geijkte patroon. Het is de vraag of sommige vrouwen en mannen ooit in opstand gekomen zouden zijn tegen dit systeem als er niet twee, in feite even marginale, maar psychologisch belangrijke frustratiepunten waren geweest, als er niet twee onmiskenbare stenen des aanstoots hadden gelegen: de belasting en de abortus. Men discussieert al geruime tijd over de vraag of verandering van het belastingsysteem of verhoging van de aftrekregeling meer gehuwde vrouwen naar de arbeidsmarkt zal brengen of niet. Dat lijkt mij een te louter economische benadering. Waar het in werkelijkheid om gaat is de vraag: hoe wordt die belasting ervaren door vrouwen die werken of zouden willen gaan werken. En dat moet dan nog gezien worden binnen een bepaalde sociale context, waarin de man een baan heeft en de vrouw een baantje. Wanneer nu in de categorie waarin de man een redelijk of hoger inkomen geniet de vrouw gaat werken - en juist in die groep zitten veel vrouwen met werkaspiraties - kan het voorkomen dat zij daarop nog geld moet toeleggen, zoveel wordt er opgeslokt door fiscus en kinderverzorging. De boodschap die haar door het systeem wordt gegeven luidt dan: U wordt door de gemeenschap meer gewaardeerd wanneer U Uw capaciteiten niet gebruikt dan wanneer U het wel doet. Nog duidelijker liggen de zaken t.a.v. de abortus. Een vrouw die tegen haar wil zwanger wordt, verliest plotseling het recht en het vermogen haar leven naar eigen inzicht in te richten. In plaats van een individu wordt zij een vertegenwoordigster van de soort: de soort die voorbestemd is kinderen te baren. Zij wordt geconfronteerd met het onvoorstelbare paternalisme der medici, dat soms een paternalisme is in het kwadraat, nl. wanneer zij stellen dat zij - de medici - beter weten wat de vrouw eigenlijk wil dan de persoon in kwestie zelf. Dat betekent dat haar niet alleen de beslissingsbevoegdheid wordt ontnomen, maar dat zij als individu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt ondermijnd: haar wordt namelijk aangepraat dat haar gevoelens en verstand niet zouden functioneren. Haar wordt te verstaan gegeven dat zij een soort ondermenselijk onderkruipsel is. Ondanks belasting- en abortusmisstanden zijn er mensen die pas boos worden als er iets anders gebeurt: wanneer een sukkel op komt draven die het rookgordijn waarmee de positie van de vrouw omringd wordt in flarden scheurt. Twee van zulke sukkels hebben in de afgelopen maanden van zich doen spreken; de arts Groen en de polemoloog Hylke Tromp. Deze sukkels hebben een uiterst nuttige functie: zij maken de achterhoede wakker. Wanneer iemand als Tromp hardop verklaart dat hij in zijn t.v. simulatiespel ‘Ja wereld, nee wereld’ zoveel vrouwen liet meedoen omdat de camera aantrekkelijke blikvangers moest hebben, verzuimt hij lippendienst te bewijzen aan de fictie dat de vrouw in vertegenwoordigende colleges iemand is naar wier stem met belangstelling wordt geluisterd. De arts Groen beging een andere fout: hij schreef de hartinfarcten van de man toe aan de emancipatie van de vrouw en suggereerde dat het wellicht aanbeveling zou verdienen - na wetenschappelijk onderzoek uiteraard - de emancipatie terug te schroeven. Daarmee produceerde hij een schoolvoorbeeld van denken dat voor iedereen tot zijn racistisch sexistischeGa naar voetnoot2) wortel terug te voeren is: hoeveel blanke hartinfarcten zouden het gevolg zijn van pogingen tot integratie van de negers? Het lijkt de hoogste tijd een verantwoord onderzoek in te stellen b.v. in de wijken grenzend aan Harlem. En als de conclusie luidt: de integratie vormt een sterk risicoverhogende factor, dan stuur je de negers maar terug naar de plantage. Het verschil tussen negers en vrouwen ligt in dit geval hierin dat - bij mijn weten althans - alleen vrouwen in het openbaar geprotesteerd hebben tegen de woorden van de Heer Groen. Waren zijn uitspraken racistisch inplaats van sexistisch geweest dan was de gehele pers tegen hem te velde getrokken. Ook hier hebben we weer een aanwijzing dat de minderheidsgroepsituatie niet wordt herkend. Wat niemand meer van negers durft stellen nl. dat zij er zouden zijn om blanken te gerieven wordt, als het vrouwen betreft, nog klakkeloos geslikt. Van vrouwen mag je verlangen dat ze zo worden opgevoed en zich dusdanig gedragen dat mannen daar geen last van hebben. Die situatie tast mensen aan in hun waardigheid, omdat ze als een nummer gezien worden inplaats van als een persoon. Alles wat vrouwen meer hebben dan een baarmoeder om een vrucht in rond te dragen, een paar handen om de vloer te schrobben en, zolang ze jong zijn, een plezant figuurtje dat in een tableau vivant bevallig kan worden gedrapeerd, wordt door de samenleving gekleineerd. Het is franje en wordt getolereerd voorzover niemand er last van heeft. Hoe komt het dat vrouwen niet herkend zijn als minderheidsgroep en zichzelf niet als zodanig hebben herkend? Als eerste reden noemde ik de ondoorzichtigheid van het systeem. Een tweede reden is, geloof ik, dat deze minderheidsgroep een extra obstakel moet nemen. Niet alleen dient zij minderwaardigheidsgevoelens van zich af te schudden, zij dient ook afstand te nemen van eigen en andermans moralisme. Wanneer een vrouw geconfronteerd wordt met de nobele verontwaardiging van een arts, die meldt dat zijn respect voor het leven hem verbiedt over een zaak als abortus zelfs maar te praten is haar eerste reactie er een van schuldgevoel: zij heeft kennelijk geen respect voor het leven. Wanneer een moeder van kleine kinderen gaat werken omdat zij haar werk interessant vindt is zij een ontaarde moeder: zij offert haar weerloze bloedjes op aan haar eigen egoisme. Een functionaris van de Cemsto formuleerde het op doeltreffende wijze: ‘Wij nemen geen vrouwen met kinderen in dienst want wij willen een kind zijn moeder niet afnemen.’ De vrouw moet zich emanciperen tegen eigen vlees en bloed in; zij heeft naast de maatschappij nog andere onderdrukkers: haar eigen man en kinderen. Iedere poging een eigen leven op te bouwen kan in ons sociale systeem geïnterpreteerd worden door de omgeving zowel als door haar zelf als een poging haar man te ondermijnen; vandaar dat een heleboel vrouwen de houding aannemen: ‘hij mag er niet onder lijden dat ik...’ Een heleboel emancipatie mislukt omdat in een te vroeg stadium de zelfverloochening het wint; een zelfverloochening die soms een masker vormt voor gemakzucht. Op welke medestanders kan deze minderheidsgroep nu eigenlijk rekenen? Niet op de steun van rechts. Rechts gelooft in het behoud van de status quo en binnen de status quo is de vrouw bij uitstek geschikt en ook geneigd tot het verzorgen van man en kroost. Het is dan ook geen wonder dat in een blad als Intermediair de mensheid slechts uit mannen lijkt te bestaan, dat, wanneer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar gesproken wordt over ‘men’ of ‘iemand’ uitsluitend gezinspeeld wordt op de mannelijke helft van de bevolking; binnen het maatschappelijk deel van de samenleving bestaat de vrouw niet alleen niet, voor de establishment is zij er ook ondenkbaar. Het droeve is nu dat de zaak van deze minderheidsgroep evenmin populair is bij de doorbrekers van de status quo. Er wordt de laatste tijd druk gediscussieerd over het feit dat ons onderwijs de in potentie aanwezige begaafdheid beter moet benutten. Wanneer iemand dan voorstelt eerst eens bij de meisjes te beginnen omdat intelligentieschalen laten zien dat in die groep in elk geval duidelijke reserves aanwezig zijn, wordt hem onmiddellijk verweten dat hij de democratisering van het onderwijs wil saboteren.Ga naar voetnoot3) Tot voor kort ontbrak bij links interesse voor dit probleem. De laatste tijd is daar onder invloed van Sexpol-groepen en de Vlaamse Leeuw van Ussel verandering in gekomen. Immers, zolang de vrouw niet geëmancipeerd is, blijft het autoritaire gezin en bijgevolg de autoritaire maatschappij bestaan. Op zichzelf juich ik de bedrijvigheden van deze linkse groeperingen toe; mijn bezwaar is dat zij - althans, zo komt mij voor - de onzekerheid van vrouwen voorshands alleen maar vergroten. Een van de kwalen waar onze maatschappij volgens hen onder lijdt is de prestatiedrang, een prestatiedrang die, zo stellen zij, vervangen moet worden door minder op concurrentie gerichte bestaansvormen, waarin het onderhouden van warme menselijke relaties centraal zal staan. Op zichzelf vind ik dat prachtig, het probleem is volgens mij alleen dat vrouwen van maatschappelijke en intellectuele prestatiedrang nooit enige last hebben gehad, dat hun minderheidspositie nu juist voor een groot deel daaruit kan worden verklaard. En wanneer sommigen dan zover gaan dat zij stellen dat de vrouw hierin de man het goede voorbeeld kan geven - Eva die na al die eeuwen Adam terugvoert in het paradijs - dan zeg ik: het is nog nooit voorgekomen dat de meerderheid de normen van de prestigeloze minderheidsgroep ging overnemen; pas als U de mannenmaatschappij veranderd hebt kunnen we verder praten. De tweede reden waarom ik de stellingen van links juist voor de vrouw riskant vind ligt in de afkeer die men daar heeft van het arbeidsproces. Volgens links is het dubieus of meedoen aan de economie vrouwen werkelijk vrij zal maken; mannen immers zijn door hun meedoen alleen maar keurig geconditioneerde slaven geworden. Hierbij ziet men, geloof ik, over het hoofd dat ergens in de diepte toch een relatie bestaat tussen financiële onafhankelijkheid en mondigheid, - een relatie die meestal pas zichtbaar wordt wanneer de mantel der liefde is weggevallen, wanneer, anders gezegd, het huwelijk is mislukt. Als de vrouw zelf geld verdient levert dat geen garantie voor optimale ontplooiing van haar persoonlijkheid, het lijkt mij wel een eerste stap naar evenwichtiger betrekkingen tussen de seksen. Het derde verwijt dat links de emancipeersters maakt is dat zij crèches eisen zonder dat daar onmiddellijk aan wordt toegevoegd dat dit anti-autoritaire crèches dienen te zijn. Ik geloof dat links zich hier vergist. Wat namelijk in de ogen van links belangrijk zou moeten zijn is dat mensen zich van hun positief bewust worden en vanuit die verovering eisen gaan stellen. In dit geval betekent dat dat een vrouw tegen het moralisme van de anderen en tegen haar eigen schuldgevoelens in durft te stellen dat het in de eerste plaats om haar belangen gaat, dat ze zich los wil maken van haar dienstbaarheid aan de soort. In een volgende fase kan dan best de opzet van die crèches worden bekeken, want natuurlijk is het belangrijk dat kinderen de beste kansen krijgen. Voor mannen mag dat eventueel prioriteit nummer één zijn; als vrouwen hun prioriteit niet zoeken bij de eigen groep wordt de vicieuze cirkel niet doorbroken. In iedere samenleving pleegt men drie grote minderheidsgroepen aan te treffen: de jongeren, de bejaarden en de vrouwen. Binnen deze groepen bekleden de vrouwen dan nog weer een uitzonderingspositie: bij hen is een kwestie van levenslang. Dat lijkt mij voldoende reden om bij het ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werpen van een nieuw soort samenleving nu eens uit te gaan van hun belang. Het is de eerste keer in de geschiedenis dat zo iets zin heeft: het lichaam van de vrouw is immers niet langer haar noodlot; door kleinere gezinnen en langere levensduur is het mogelijk dat zij volwaardig meedoet aan de maatschappij. Daarbij moet men oppassen voor de zogenaamde realistische aanpak. Een voorbeeld daarvan levert een recent programma van D'66Ga naar voetnoot4). Daarin wordt ervoor gepleit de beroepskeuzevoorlichting van meisjes zo te geven dat beroepen worden gekozen die zich laten combineren met het huwelijk. Deze - goedbedoelde - suggestie gaat ervan uit, dat de vrouw zich zou moeten aanpassen aan het systeem. Dat lijkt me een verkeerd uitgangspunt. Wanneer het systeem zo is ingericht dat de helft van de bevolking daardoor in zijn ontwikkeling wordt geremd of geblokkeerd dan is het duidelijk dat het systeem niet deugt. Het systeem moet dus veranderen en daarmee bedoel ik niets mystieks. Ik bedoel alleen dat een beleid wordt uitgestippeld dat de vrouw een kans geeft van haar minderheidsgroepstatus af te komen, en dat men zich bij iedere beleidsbeslissing afvraagt of deze daartoe bijdraagt of niet. Dat heeft consekwenties op allerlei gebied. Het betekent b.v. dat geen nieuwe woningcomplexen worden gebouwd waarin geen ruimten geprojecteerd zijn voor een kinderhonk en een dienstencentrum. Het betekent b.v. ook dat kinderen en mensen - zoals mijn dochter ze pleegt te noemen - op dezelfde tijden buitenshuis zijn, dat de scholen open zijn wanneer de volwassenen hun brood verdienen (wat inhoudt dat het onderwijs een stuk van zijn technische vrijheid verliest). En zolang die harmonisatie van school- en werktijden er niet is heeft de overheid de plicht een actief beleid te voeren inzake part-time werk. Om de structurele en verborgen werkloosheid - die voornamelijk bestaat t.a.v. meer geschoold werk - op te heffen dient er geld in deze sector geïnvesteerd te worden, al was het maar om projecten organisatorisch van de grond te krijgen. En aangezien door gebrek aan voorzieningen man en vrouw niet beiden volledig kunnen werken dient een part-time werker dezelfde rechtszekerheid te krijgen als de anderen. De strijd om het verwerven van zelfbewustzijn is een zaak voor de minderheidsgroep zelf, maar dat ontslaat progressieve partijen niet van de plicht te denken in structuren die het zelfbewustzijn bevorderen. Dat betekent dat in de sfeer van de sociale verzekering en de belasting van het gezinssysteem overgestapt wordt op een systeem gericht op het individu, waardoor de vrouw/huisvrouw niet langer fungeert als aanhangsel van de man/kostwinner. Bovengeschetste maatregelen zijn nodig voor de maatschappelijke integratie van de gehuwde vrouw, maar daarnaast moet een politiek gevoerd worden terwille van de vrouw in 't algemeen, Daartoe is b.v. noodzakelijk dat de SERGa naar voetnoot5) een nieuwe opdracht krijgt, te weten het bestuderen van de beloningsstructuur die geldt voor mannen en vrouwen. Het merkwaardige verschijnsel doet zich namelijk voor dat betere scholing in het algemeen de achterstand van de vrouw op de man vergroot; bij ongeschoolde arbeidsters liggen de lonen minder achter op die van de vergelijkbare mannelijke groep dan bij geschooldeGa naar voetnoot6). Onderdeel van deze studie zou moeten zijn de structuur van het promotiebeleid, met name in de administratieve sfeer: bij de overheid en elders is het secretaresseschap maar al te vaak een eind- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rang. Het hele carrièresysteem moet opnieuw doordacht worden en ditmaal vanuit de gezichtshoek van de vrouw. Op 't ogenblik ontbreekt deze optiek volkomen: wanneer in het rapport van Os de carrièrelijnen van wetenschapsbeoefenaren aan de universiteit worden doorgelicht wordt daarin wel de militaire dienst verdisconteerd, maar de mogelijkheid dat er onder wetenschapsbeoefenaren ook vrouwen zouden zijn en dat die wellicht kinderen ter wereld zouden kunnen brengen wordt volstrekt over het hoofd gezien. Het carrièrebeleid opnieuw doordenken betekent dat weerstanden bij werkgevers worden doorbroken. Daartoe zou om te beginnen een parlementaire enquêtecommissie in het leven geroepen moeten wordenGa naar voetnoot7) die a. een preventieve werking zou kunnen hebben (het argument: we hebben al een vrouw kan dan worden ontmaskerd) en b. een ondersteunende: bedrijven die wel vrouwen zouden willen opnemen maar dat vanwege hun klanten niet durven (reclamewezen, marketing, organisatiebureaus) weten zich in de rug gesteund door een officiëel lichaam. Het systeem van de symbolische vertegenwoordiging (als er één neger/vrouw bij is zitten we in het verlichte kamp) kan alleen door krachtige maatregelen worden doorbroken. Daarnaast moeten stimuleringsprogramma's ontworpen worden om vrouwen over hun drempelvrees heen te helpen. Dit is niet een idee dat ik voor deze gelegenheid heb bedacht. Wanneer er van Unescowege weer eens een conferentie wordt gewijd aan De Vrouw, Haar Taak, Haar Toekomst, komen die stimuleringsprogramma's steeds terecht in de conclusies en aanbevelingen, onder luid applaus van de Nederlandse delegatie, maar ondertussen is er op de rijksbegroting nog geen cent voor uitgetrokken. En dat is geen wonder want op die begroting is evenmin een cent uitgetrokken voor wetenschappelijk onderzoek dat als basis kan dienen voor experimenten in deze richting, en zolang er geen geld beschikbaar is voor onderzoek gebeurt er niets. Er bestaan fondsen voor onderzoek op allerlei gebied; het lijkt dus niet onredelijk enkele miljoenen per jaar uit te trekken om de man/vrouw-verhouding in de maatschappij een wat meer sysmmetrische en dus meer gezonde basis te geven. Stimulerings- en motiveringsprogramma's zullen bij de kinderen moeten beginnen. Want van opvoedende ouders valt in dit opzicht weinig te verwachten. Het boekje The Captive WifeGa naar voetnoot8) van Hannah Gavron levert daarvan een droef getuigenis. Gavron ontdekte bij een onderzoek in Londen dat de grote meerderheid van de door haar ondervraagde middle- en lower-class moeders van plan was om weer aan het werk te gaan zodra hun kinderen de schoolgaande leeftijd hadden bereikt. De vrouwen uit de lower class betreurden dat zij zo weinig opleiding genoten hadden dat het practisch onmogelijk voor hen was interessant werk te vinden, maar zij verbonden daaraan geen enkele consequentie wat betreft de opleiding van hun dochters. Welke milieufactoren een rol spelen bij de deelname van arbeiderskinderen - arbeiderskinderen is meestal synoniem met arbeiderszoons - aan het V.H.M.O. weet men zo langzamerhand wel, maar welke factoren de deelname van meisjes beïnvloeden is onbekend. Het ziet er alleen naar uit dat wanneer een nieuwe sociale laag voor verder onderzoek wordt gewonnen de jongens uit die laag koplopers zijn en de meisjes met een fikse achterstand volgenGa naar voetnoot9). Daarom is ook hier wetenschappelijk onderzoek nodig opdat het mechanisme van de sexe-achterstand kan worden opgeheven. De school moet ook in dit opzicht de taak van de ouders zo nodig kunnen overnemen. Hierbij is een louter technische begeleiding niet voldoende. Juist in het mentale vlak liggen de zaken duidelijk scheef getuige het volgende dialoogje tussen een interviewsterGa naar voetnoot10) en de meisjes uit een klas kinderen van 12 jaar: I: Wat word je later? M: Huisvrouw. I: Vind je dat leuk? M: Nee. I: Waarom doe je het dan? M: Er zal wel niets anders opzitten.
Wat zeiden deze meisjes in feite? Dit: we zouden wel anders willen, maar het systeem is ons te machtig. Mensjes met nog zestig jaar voor de boeg hadden het hoofd al in de schoot gelegd. Als iets linksdenkenden ter harte zou moeten gaan dan is het het ombuigen van een dergelijke houding. Want links zijn betekent o.a. fatalisme en machteloosheidsgevoelens doorbreken, denkkaders scheppen waarin de wereld als veranderbaar wordt ervaren. |
|