Hollands Maandblad. Jaargang 1969-1970 (258-277)
(1969-1970)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Eerste sceneRedactie van een ochtendblad, laat in de avond; rommel; op een van de bureaus stapel foto's; Kamman kijkt foto's door, Bober en Beek kijken mee.
beek: Hé, wacht even. Een lekkere meid! kamman: Hou je handen thuis. Schiet op als je wil! Ga berichten maken. beek: Mogen we éven meiden kijken alsjeblieft! (Hij rommelt in de stapel). kamman: Hier heb je het vorstenhuis. Misschien heb je daar wat aan. (schuift foto opzij). bober: Die chef! Eens chef altijd chef! Als het gezag moet worden gesteund, staat hij voor niets! kamman: (kijkt op zijn horloge) Schiet op alsjeblieft. (Graait inmiddels de afgenomen foto's weer bij elkaar) Ga aan het werk! beek (mompelend): Je vergeet in je handen te klappen. (loopt langzaam terug naar zijn bureau). bober (blijft over Kammans schouder meekijken): Wat hebben we hier! (pakt foto uit de stapel, fluit tussen zijn tanden) Een plaatje voor de pacifisten, mogen we wel zeggen. Een uniek vredesplaatje. kamman: Jezus, gedverdemme wat een smeerlapperij. bober: Het baasje staat er mooi op. Kleine maar ideale getuige voor het tribunaal van de vredesprofeten. beek: (staat weer op): Wat is dat? Een meid? bober: Ja. Miss Napalm 1967. beek: Jezus Christus! Hoe oud is zo'n kind? De lappen hangen erbij. bober: Laat ik je dit zeggen. Ik zeg het je als mislukt medicus. Dit kind is verbrand in het kader van de pacificatie van het Verre Oosten, en wel zodanig dat redden niet meer mogelijk is. Brandzalf helpt niet meer, al denkt de kleine misschien van wel. Toen de democratische strijdkrachten van het Westen arriveerden, was zij juist met haar beertje aan het spelen, dus je begrijpt! Verdiende loon! Ten dode opgeschreven! En terecht! Dan hadden haar pappie en mammie maar niet met vuur moeten spelen! Ze hadden het kunnen zien aankomen! beek: Geef mij dat plaatje van die meid eens aan. (reikt naar de fotostapel). kamman: (duwt Beeks arm weg): Dat je stom was wist ik. Maar zo onmetelijk stom! beek: (loopt weg, mompelt): Dat je traag was wist ik. Maar zo onmetelijk traag! (draait zich om, hardop): Wou jij dat kind soms weer even bij elkaar lijmen? kamman: Wat gaan we met die foto doen? bober: Leg maar weg. Veel te erg. Misschien, misschien een kleine kans om hem op pagina achthonderddrieënzeventig te zetten, maar alleen als we advertenties hebben, en de zekerheid dat hij als een volmaakt en pikzwart vierkant wordt afgedrukt. kamman: Hij moet op pagina één! En groot ook! bober: Jij zegt het. kamman: Heb jij kinderen? bober- Nee. Ik ben niet zo zeker van mezelf. kamman: Als ik zo'n foto zie, heb ik zin om naar de telefoon te lopen om te vragen of die van mij nog leven. bober: Maar je beheerst je, veronderstel ik. beek: Diep in de nacht buigt hij zich over hun bedjes! Maar alleen als hij zeker weet dat hij weer overeind kan komen! kamman: Ik vind dat die foto op pagina één moet! | |
[pagina 4]
| |
beek: Als Grosser het nou ook vindt, zijn we morgen tenminste duizend abonnees kwijt. bober: Wat denk je! Mijnheer de hoofdredacteur, ik ben ervan overtuigd, dat ik namens talloze lezers spreek als ik u schrijf dat wij al voldoende met de ellende van deze wereld worden geconfronteerd. Daarom was de foto, die u geschikt achtte om gisteren op pagina één te plaatsen, voor mij een bittere tegenvaller. Ik veronderstelde dat ik op een gezinsblad geabonneerd was, maar meer en meer blijkt dat dit niet het geval is. Hierbij zeg ik mijn abonnement op. Hoogachtend, professor meester dokter Jan Lul. beek: Zet die foto van die meid er maar op. Die is voor het hele gezin. kamman: Dan kopen ze de Lach maar. bober: Denk aan je carrière Kamman! Ik zou het nooit doen als ik jou was! Ik zou zeggen: pak een foto van een vorstelijk persoon. Is er geen Farah Diba bij? Een sjah met zachtmoedige reebruine ogen? Prins in zeilboot of glanzende sportwagen? Denk aan de wetten van de dagbladjournalistiek alsjeblieft. Een prinses die een lint doorknipt is voor alle rangen en standen beter dan verbrande kindertjes. beek: Of een meid. Zit er geen meid in die stapel? Bardot? bober: Nee, geen meid. Dat is in strijd met de waardigheid van de pers! Meiden alleen op de advertentiepagina's. kamman: Vinden jullie nou zelf niet dat je uit je nek lult? bober: Nee en nog eens nee. Wij zijn realisten die... beek: Maar ik heb iets méégebracht jongens. (loopt naar zijn bureau; maakt faunachtige sprongen, hoog in de schouders; zingt) Tadietadom-tadietadom, wat zal het zijn? (pakt zeer grote kartonnen koker, toetert daardoor) Tadietadom... (haalt uit de koker zeer grote plaat van pin-up) bober: (met Amsterdams accent): Wèt is dèt? beek: Een kalender, zoals iedere kalenderkenner direkt ziet (wijst op zeer klein scheurkalendertje onderaan de plaat. Klimt op bureau, maakt aanstalten de plaat op te hangen). Chef! Geef eens een sterke punaise! kamman: Haal die plaat weg. Rol hem op! Hang hem thuis op in je kamertje! beek: Wat moet er dan op die kale wand? bober: Het antwoord ligt hier voor de hand! beek: Een plaatje uit geteisterd land! bober: Liefst van een kind dat is verbrand! beek: Hoe heet het ook weer. Thomasvaar. Aangepast. kamman: Wat willen jullie nou eigenlijk! Maken we hier een krant, ja of nee! Mag ik een voorstel doen en dan gewoon horen wat ervan gevonden wordt? bober: Spelenderwijs proberen we je iets aan je verstand te brengen. Sommige dingen zijn mogelijk, andere weer niet, en iemand die centjes wil verdienen op de rotatiepers moet de grenzen scherp in het oog houden. Of hij moet met progressieve stencils op een straathoek gaan staan - dat kan natuurlijk ook. Deze foto kan niet. Uit, klaar, afgelopen. kamman: En waarom niet? bober: Geheim van de smid. Een hele pagina kun je vandaag de dag volzetten met foto's uit een concentratiekamp, en als je er een passend tekstje bij verzint, kun je er alleen maar lezers mee winnen. Kerstmis is de beste tijd voor zo'n experiment. Of Pasen. Inkeer! Ecce Homo! Zie tot welke daden de mens in staat is. Dat mag nooit meer voorkomen! Stapels lijken uit het kamp kan je met de feestdagen in de krant zetten, met een stichtelijk rijmpje van iemand die zelf in Buchenwald is geweest, en geen haan die ernaar kraait. Maar probeer hetzelfde eens op een gewone dag met een gruwelfoto uit Vietnam? Met een gewoon, zakelijk onderschrift? Het gaat mis! Ik wed met je om honderd gulden dat het mis gaat. Woeste verontwaardiging. En waarom? Omdat zo'n Vietnam-foto de schuldvraag stelt. Niemand weet nog wie de schuld heeft van die oorlog. Door wie het komt dat zo'n kind met napalm wordt besproeid, dat is een onuitgemaakte zaak. Dus iedereen kan de schuld hebben en daarom wil niemand ervan horen. Zelfs spandoekendragers met baardjes zullen zeggen: tuttut, moet dat nou? beek: Het lijkt hier wel een volksuniversiteit. Ik hang die kalender toch maar op, geloof ik. kamman: Als je dan verder je bek maar houdt. beek: Zeker doctor. (klimt weer op het bureau, begint de pin-up te bevestigen) bober: En wat kan het jou schelen of je een foto uit het concentratiekamp ziet? Helemaal niets! Ten eerste ben je daar al twintig jaar aan gewend. En ten tweede weet je wie de schuld had, en dat was je zelf niet. Een foto uit Vietnam, zo'n plaatje van een verbrand kind, dat grijnst je aan als een verse drol. Even stinkend en brutaal. kamman: Daarom. Daarom moet het in de krant! bober: Wat bezielt jou eigenlijk? Jaren doe je hier je best. Stap voor stap klim je naar aanzien en invloed en op hoge leeftijd word je wild. kamman: Dat valt niet redelijk te bekijken. bober: Ik ben geen chef. Ik wil het ook niet | |
[pagina 5]
| |
worden. Die krant is niet van mij. Ik heb niks met beleidskwesties te maken. Ik verdien hier mijn geld en daarmee is het afgelopen. beek: (nog altijd op het bureau met de pin-up bezig): En dan verzuip ik het. Ontwortelde loonslaaf, twintig pils per avond. bober: Ik val niemand lastig. (tot Kamman) Maar jij gaat onberaden stappen doen in een familieblad dat helemaal niet van jou is. beek: Tweede jeugd zeker! kamman: We zijn hier geen huurlingen. bober: Mis. Fout. Helemaal mis! kamman: Je hebt toch hersens? Je hebt toch een geweten? Zullen we eens een groot woord gebruiken. bober: Hersens wel. Geweten? Ik durf het niet zo gauw te zeggen. Hoeveel van die foto's heb je al door je handen laten gaan? Hoelang is die oorlog al aan de gang? Honderd van dat soort plaatjes hebben we toch zeker hier gehad. En hoeveel zijn er in de krant gekomen? Nul. En in de andere kranten? Ook nul. kamman: Op een keer is het genoeg; en misschien is dat vandaag. bober: Waarom vandaag, en niet morgen of overmorgen? Wie weet zeker of er vandaag niet in de vergaderzalen van dit bedrijf een paar kopstukken zitten te mompelen van: die chef van de redactie buitenland, hoe heet die ook weer, dat is een jongen waar we van opaan kunnen. Die weet tot hoever hij gaan kan. Nooit een faux pas. Die moet eens wat meer verdienen. Weet je zeker dat dit niet gezegd wordt? Hé? Gaat je licht weer op? kamman: En wat dan nog? beek: Honderd gulden per maand meer. Een feestelijk slokje voor de naaste medewerkers! bober: We hebben toch regelmatig de aantallen doden in de krant? Waarom moet je dat nog illustreren ook? beek: (klimt van het bureau af, doet een paar pas achteruit, bekijkt de pin-up): Chef! Vriend! We hebben net zo'n aardig clubje. Let liever op de natuur! kamman: Ik ben niet zo'n onverzettelijke idealist. Maar toevallig vind ik nou, dat die foto in de krant moet. En daar zal ik dan maar mijn best voor doen. (pakt de foto en loopt naar de deur). bober (loopt naar Kamman toe, legt arm om zijn schouder): Heb je nog tijd voor een laatste woord? kamman: Wat moet je toch? Je lijkt wel een heilsoldaat. En je stinkt naar drank. beek: Hij heeft al de hele avond zitten zuipen. bober: Daar is de waarheid mee gediend. Ik zie dat mijn vriend het verkeerde pad opgaat en dat wil ik beletten. Dat is ontzettend aardig van me. kamman: Als je je arm even van mijn schouder wilt halen? bober: Nog even. Ik vraag je op de man af: waarom moet die foto in de krant? kamman: Omdat de krant er is om de waarheid te zeggen. En die foto is de waarheid. beek: Als het op de waarheid aankomt, wil ik ook wel een woordje zeggen. (wijst op Kamman) Ik heb je zien lopen jongen! kamman: Wat? beek: Het hoge woord moet er maar uit. Onze chef is een geheime demonstrant. kamman (schudt arm van Bober van zich af): Waar heb je me zien lopen? beek: Je weet toch wat mijn grote zwak is? Meiden in spijkerbroeken en met lang haar dat een beetje stinkt. Ze lopen in optochten en ze houden lange stokken vast met borden tegen de atoombom, maar het gaat meer om het vasthouden van die stokken dan om de borden. Elke zaterdagmiddag sta ik op de stoep te likkebaarden. En wat zie ik vorige week? Wie zie ik daar in progressieve vrijetijdskleding? Ik geef het je te raden. kamman: Ja, dat moeten we geloven. beek: Hij had zich een beetje verstopt als je het mij vraagt. Hij liep een beetje slofferig - nog niet lekker recht op. Ook nog teveel in het midden van de stoet, leek me. Nog geen uitdrager van zijn overtuiging. bober: Ik dacht al. Dat donkere overhempje van de linkse intellectueel en alsmaar Gauloise roken. Denk je dat zoiets niet opvalt? kamman: Het zal mij geen zorg zijn, wat jullie opvalt. Ik ga even die foto bespreken. beek: Hij gaat het even bespreken. bober: Momentje nog. Ik zie dat scherper dan jij. beek: Luister naar iemand die de waarheid lief heeft. bober: We moeten de zaak serieus bespreken. Zie je nou werkelijk niet wat je gaat doen? kamman: Ik zie dat ik die foto in de krant wil zetten, en dat zal me lukken ook. bober: En waarom? kamman: Omdat een krant er is om de waarheid bekend te maken. En dit is de waarheid. bober: Misschien heb je meer ervaring dan ik. Maar je hebt het helemaal mis. Eén ding zeg ik je: een krant is er om de waarheid te zeggen, maar het is een hele bijzondere waarheid. Het is een gezinswaarheid. Het is de waarheid die geen vlieg kwaad doet. Het is de waarheid die een godvruchtig en ordelievend gezin ieder kwartaal een paar tientjes voor het abonnement laat afschui- | |
[pagina 6]
| |
ven en die de advertenties van de grote magazijnen veilig stelt. beek: Dat is een germanisme. bober: De krantenwaarheid is door de motten en maden aangevreten en daarna opgepoetst, overgespoten, gladgestreken, en geretoucheerd, bijgekleurd, met deodorant besproeid, geschoren en geborsteld. kamman: Inderdaad ben je bezopen. bober: Des te beter. De kleine Prometheus aan het werk. De waarheid die ik je treffend schets, dat is een instituut, jongen. Een instelling met een traditie van onnoemelijk veel jaren achter zich. En je bent volslagen getikt als je daaraan iets wilt veranderen. kamman: Ik wil niks veranderen. Ik wil gewoon het nieuws volgen, en wel zo natuurgetrouw mogelijk. bober: Een grote vergissing! kamman: Ik ga ervan uit dat onze lezers volwassen mensen zijn. Die willen weten wat er aan de hand is. bober: Eerlijk waar: stomverbaasd ben ik. Geen woorden heb ik ervoor. Tien jaar heeft hij bij vier dagbladen van allerlei kunne doorgebracht, en wat zegt hij? Lezers zijn volwassen mensen. Debielen zijn het; dictatoriale debielen! kamman: Dat is een oude truuk van luie journalisten om zich ergens gemakkelijk vanaf te maken. bober: Mij kan het geen pest schelen, wat er in die krant staat. Maar laat me je één ding uitleggen als je het zelf nog niet gesnapt hebt. Of die foto wel of niet in de krant komt, doet helemaal niet terzake. Wat terzake doet is dat je op het idee komt, dat je het voorstel wilt gaan doen. Dat geeft niet de lezers te denken, maar de mensen die het hier in het bedrijf voor het zeggen hebben. beek: Je komt op de zwarte lijst. kamman: Het wordt hier hoe langer hoe gekker. (wijst op pin-up) Die kalender moet er weer af. Als ik terug kom moet hij eraf zijn. beek: Je voorziet een lange afwezigheid, merk ik. bober: Hij heeft gelijk. Je komt op de zwarte lijst. kamman: (loopt weer naar de deur; wijst nog eens op de pin-up): Denk eraan, hij moet eraf. beek: Niet hij maar zij. bober: Je gaat op de zwarte lijst van het moderne bedrijfsleven. kamman: Het is hier nog altijd een krant en geen lampenfabriek. bober: Dat maakt niks uit. Idealisten, meelopers in optochten hebben ze nergens nodig. (loopt naar Kamman toe, wijst met de vinger). Wat jij gaat doen met die foto, dat wordt niet vergeten. Jij vindt het misschien een kleinigheid, maar het wordt genoteerd. Je wordt er onbetrouwbaar door. Je wordt een security risk. kamman: Kletskoek. bober: Een dagblad is een steunpilaar van de beschaafde maatschappij. Met het nemen van originele fotografische initiatieven hou je die niet in stand. Een met westerse napalm verbrand kind is de grootste vijand van het vrije westen. beek: Te moeilijk, te moeilijk. Het wordt hier te moeilijk voor mij. bober: (loopt snel op Beek toe, pakt hem bij zijn jasje): Hou jij je er nou eens even buiten, opgepoetste sufferd. kamman: Ook nog vechten. Waarom niet? bober: Hier, in dit bedrijf, net als in elk bedrijf, heb je maar eer te bewijzen aan de nagedachtenis van McCarthy. Je bent loyaal, of je wordt gestraft met levenslange verbanning naar een slop of een zijspoor. kamman: Inderdaad. Je bent bezopen, en niet zo'n beetje, geloof ik. Die foto komt in de krant. (tot Beek, wijzend op pin-up). En haal dat ding weg! (loopt de deur uit). bober: (zittend achter zijn bureau, hoofd op zijn armen) Ik zit in de draaimolen. beek: Wat denk je? Lukt het hem? Zullen we een wedje maken? bober: Niet nodig. beek: Zal ik die meid maar van de muur halen? Hij heeft het al moeilijk genoeg. bober: Nee, verdomme! Laten hangen! Denkers zoals hij, protestzangers, intellectuelen, hoe noem je ze - nooit zullen ze het moeilijk hebben! We gaan aan het werk. beek (schrijft wat op, denkt na): Johnsons populariteit sterk verminderd - kan dat boven een bericht over een opinie-onderzoek? bober: Nee. Zet maar: Johnson steunt op 58 procent. | |
NaschriftHoe zal het met Kamman aflopen? Slecht. In het verloop van de volgende scènes bezoekt hij de hoofdredacteur, een beminlijke huurling, die met onze idealist het beste voor heeft. De hoofdredacteur ziet zeer goed in, dat voor Kamman en zijn familie de plannetjes met de foto rampzalige gevolgen zouden kunnen hebben, maar evengoed begrijpt hij dat een zo oprecht gebracht idealisme niet van de ene minuut op de andere | |
[pagina 7]
| |
over boord kan worden gezet, maar geleidelijk moet wegebben. Hoe de hoofdredacteur (de 45-jarige Grosser) dit probleem oplost, moet een geheim blijven. Niettemin kunnen we zeggen dat op dit redactiebureau alles op zijn pootjes terecht komt, en dat voor Kamman zelfs een promotie in het verschiet ligt, als hij tenminste niet in een goed betaalde functie bij de overheid zal gaan. Het stuk heeft geen moraal. Er wordt niet mee bedoeld dat de Vietcong de oorlog moet winnen, noch dat onze pers veil of corrupt is en dat, ware zij dit niet, in Vietnam heel andere ontwikkelingen zouden plaatsvinden. We hebben hier te doen met het leven zelf. Het is niet absoluut noodzakelijk dat de foto waarom het gebeuren draait, een napalmslachtoffertje uit Azië vertoont. Ook zou de afbeelding van een ander wezen, mens of dier, kunnen worden gebruikt, zolang deze maar een door politieke overwegingen gecompliceerd mededogen opwekt. Voorbeelden kunnen door iedere krantelezer zelf bedacht worden. Het is de hoop van de schrijver dat het stuk ooit vertoond zal worden, en dat het publiek na de voorstelling met een gevoel van raadselachtige ergernis de straat op zal gaan om deze dan in verkeersruzies of een neerbuigende behandeling van de ober in een café af te reageren, althans een vergeefse poging daartoe te doen. Oskar Nederwaal |
|