geplaatst. Dit ‘netwerk’ stelt ons in staat, de tijdsduur van alle noten en pauzen - zowel afzonderlijk als gezamenlijk - exact metend af te lezen in Tactus. In dit grafische partituurbeeld wordt de beschikbare papierruimte volledig verbruikt. Er blijft m.a.w. geen onverbruikte papierruimte over, zoals bij toepassing van de ‘traditionele transcriptie-practijk’ [TTP] wel het geval is, bv. tussen elke noot of pauze, en de onmiddellijk voorafgaande of volgende maatstreep [c.q. Mensurstrich].
Structureel is deze ‘tijdmeting’ in mensurale partituren vergelijkbaar met ‘ruimtemeting’ op landkaarten. Hier stelt namelijk een vergelijkbaar ‘netwerk’ - nu van meridianen en parallelcirkels - ons in staat, de afstanden tussen alle gewenste punten op aarde, exact metend af te lezen, in vooraf gekozen lengte-eenheden.
De NTM heeft in twee verschillende missen van Obrecht twee verschillende numerologische structuren aan het licht gebracht, die bovendien op een wijdvertakte manier numeriek met elkaar bleken samen te hangen. Deze beide structuren waren vóór het gebruik van de NTM onbekend, en niemand - ik zelf evenmin - had hun bestaan zelfs vermoed. Ze zijn trouwens met de TTP uiteraard onvindbaar. De TTP is al langer dan een eeuw in gebruik, en wordt vrij algemeen critiekloos aanvaard sinds de verschijning van Bellermansn Mensuralnoten und Taktzeichen [1858; 4de druk - stereotiep - 1962].
Door mijn ontdekking van een numerologische structuur in twee missen van Obrecht heeft de NTM haar correctheid waarschijnlijk gemaakt. Deze waarschijnlijkheid nadert de zekerheidsgrens door de zwaarwegende bijomstandigheid, dat ook het mensurale notatie-systeem een numerologische structuur bezit. Zwaarwegend is deze bijomstandigheid, doordat het volledige corpus der mensurale muziek in mensurale notatie is overgeleverd. Want van dit corpus vormen zelfs Obrechts Opera Omnia slechts een fractie.
De numerologische structuur van het mensurale notatiesysteem, met zijn ‘perfecte’ en ‘imperfecte’ notenwaarden, en wat niet al, pleegt vooral aankomende musicologen - die uiteraard de herkomst van deze numerologische structuur niet kennen - te bevreemden. Slechts enig inzicht in de historische achtergronden van het mensurale systeem kan hier een tegenwicht vormen, en zelfs een aantal misvattingen corrigeren.
Ten tijde van Obrecht had de numerologische structuur die als vormgevende factor van het mensurale notatiesysteem optrad, al een verleden van bijna twee millennia achter zich. De numerieke grondslag van deze structuur is namelijk al te vinden in Plato's cosmologische dialoog Timaios. Hiervan bewerkte Calcidius in de 4de eeuw van onze jaartelling een Latijnse vertaling, die in 1962 in een moderne editie werd uitgegeven door Prof. Waszink te Leiden. Calcidius' vertaling hield Plato's geocentrische wereldbeeld, belichaamd in de Timaios, de gehele middeleeuwen door levend, tot zijn verdringing door het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus-Galileo-Kepler in de 16de eeuw.
In de Timaios worden de proporties van de banen der toen bekende 7 hemellichamen - Maan, Zon, Venus, Mercurius, Mars, Jupiter, Saturnus -, respectievelijk uitgedrukt in de getallen 1. 2. 3. 4. 9. 8. 27. Ze werden lambda-getallen genoemd, naar hun vanouds gebruikelijke notering in de vorm van de Griekse hoofdletter lambda, onze L [A = L]. De getallen-lambda werd gevormd door de nulde tot de derde macht van de getallen 2 en 3:
20 = |
1 |
= 30 |
21 = |
2 |
3 |
= 31 |
22 = |
4 |
9 |
= 32 |
23 = |
8 |
27 |
= 33 |
Deze 7 getallen, waarvan de som der eerste 6 gelijk is aan het zevende [1 + 2 + 3 + 4 + 9 + 8 = 27], werden weerspiegeld in de 7 tijdsduren van de grootste 4 mensurale noten, genoteerd zowel in ‘imperfecte’ als in ‘perfecte’ mensuur, en die beide in het tempo van integer valor. Wanneer men er aldus van uitgaat, dat de tijdsduur [= ‘tempo’] van de semibrevis 1 Tactus bedraagt, vindt men ook hier de 7 lambda-getallen: semibrevis [= 1], imperfecte brevis [= 2], perfecte brevis [= 3], imperfecte longa [= 4], perfecte longa [= 9], imperfecte maxima [= 8], perfecte maxima [= 27]:
20 = |
1 = |
|
= 1 |
= 30 |
21 = |
2 = |
|
= 3 |
= 31 |
22 = |
4 = |
|
= 9 |
= 32 |
23 = |
8 = |
|
= 27 |
= 33 |
Deze weerspiegeling van de 7 aan de Timaios ontleende lambda-getallen in de 7 lambda-tijdsduren der grootste 4 mensurale noten [in ‘imperfecte’ en in ‘perfecte’ mensuur en in het tempo van integer valor] is aan de musicologen voorbijgegaan, evenals mijn hierop gebaseerde betoog.
Inmiddels zijn er nog twee andere numerologische structuren bekend geworden, die stroken met de structuren die ik heb gevonden in de muziek van Obrecht: de ene in 1963 in poëzie van de 17de-eeuwse dichter Henry More, de andere in 1964 in muziek