| |
| |
| |
Oost -West
Een dialoog in Soezdal
Andrej Amalrik
Eerste bedrijf
Een hotelkamer in Soezdal. Drie bedden, een tafel, een klok, een radiotoestel op een bankje. De klok wijst een tijd tussen een en twee uur aan. De beheerster van het hotel, een oude vrouw, heeft net een uit Moskou gekomen twintigjarige student en zijn al wat oudere geliefde naar hun kamer gebracht.
beheerster. We hebben hier heel lieve kamertjes. Ziet u maar.
geliefde. Ik zie het.
beheerster. En moet u dat uitzichtje zien. Ziet u maar.
geliefde. Ik zie het.
beheerster. En moet u dat tafelkleedje zien. Gisteren pas schoon. Ziet u maar.
geliefde. O ja?
beheerster. Moet u die bedjes zien. (Laat zich zwaar op een bed zakken) Zacht en warm. Heerlijk om op te liggen. Ziet u maar.
student. Vind je het hier leuk, kleintje?
geliefde. Beetje donker en vuil is het hier.
beheerster. (beledigd) Hoe kunt u dat zeggen! Er is zelfs in Vladimir geen beter hotel.
geliefde. Nou goed. We blijven hier. Ik ben zo moe dat ik me ter ruste zou kunnen begeven op een plank met spijkers, laat staan op dit bed. (Tot de beheerster) Kunt u zich voorstellen, we zijn helemaal uit Moskou met de bus gekomen; daar zaten jongelui in die niet eens voor me opstonden.
beheerster. Ja, de jeugd van tegenwoordig. Geen eerbied meer voor de ouderdom.
geliefde. Daar gaat het niet om. Je staat op voor een vrouw.
beheerster. (gretig) Ja, de mensen hebben hier gewoon geen beschaving. Ze zeggen dat hoe heet het ook weer, in Leningrad, daar staat iedereen altijd op. Ik heb het zelf nooit gezien, als ik lieg dan lieg ik in commissie, maar ik heb het gehoord van mensen die er over konden oordelen want die waren er zelf geweest.
geliefde. Ik ga me een beetje wassen. Ik zit onder het stof. Ik zal er wel uit zien als een vogelverschrikker. (af)
beheerster. (tot student) Wie is dat nou? Uw moeder zeker?
student. Nee, dat is mijn geliefde.
beheerster. Ik hoop dat jullie heel gelukkig met mekaar mogen worden.
student. Dank u.
beheerster. En wat doet u zelf?
student. Ik ben student. Ik kom hier oude bouwwerken bekijken.
beheerster. Dat is mooi. Om te leren hoe de mensen vroeger leefden.
(Geliefde komt terug)
student. Ik denk dat ik me ook een beetje ga wassen. (af)
beheerster. Is dat nou uw zoon?
geliefde (razend). Nee, dat is mijn geliefde!
beheerster. Ik hoop dat jullie heel gelukkig met mekaar mogen worden.
geliefde (minachtend). Dank u.
beheerster. En wat doet u zelf?
geliefde. Ik ben zangeres. Ik zing, begrijpt u wel.
beheerster. Ik begrijp het heus wel. Dat is mooi. Met een lied door het leven.
(Student komt terug)
student. Je kan niet zeggen dat alles hier in de puntjes verzorgd is.
beheerster. Mensen uit Moskou moeten natuurlijk aan het leven hier wennen.
geliefde. Is er een restaurant in het hotel?
beheerster. Nee. Daar hebben we hier nooit van gehoord.
geliefde. En waar moeten we dan eten?
beheerster. Beneden is een eetzaal. Als u wilt kan ik tegen het meisje zeggen dat ze u het eten op de kamer brengt. Ze werkt in de eetzaal en ze brengt de gasten altijd eten op de kamer.
geliefde. Goed. Dat is altijd beter dan van honger omkomen. (zwijt even) Wat doet dat derde bed hier?
beheerster. Daar slaapt nog een gast op, Ivanov, van de politieke voorlichting.
student. Wat? Hebt u geen kamers voor twee personen?
beheerster. Ik kan geen ijzer met handen breken. U hoeft helemaal niet zo kwaad te worden. Hij is een heel rustig persoon, u hebt alleen maar plezier van hem. Hij woont hier allang. Hij krijgt ook zijn eten op de kamer gebracht.
| |
| |
student. Leuk hoor, met een vreemde kerel in één kamer slapen!
geliefde. Wat geeft dat nou?
student. Moet ik soms ook nog bij hem in bed gaan liggen?
geliefde. Je doet maar wat je niet laten kan.
student. Of wil je zelf liever?
geliefde. Graag.
beheerster. (vertederd) Zo hebben ze ruzie, zo zitten ze mekaar weer te zoenen. Ik zal het even aan het meisje zeggen. (af)
student. Waarom ben je zo kwaad?
geliefde. Ik ben moe. Eerst die reis, en toen moest ik zo nodig van je al die kloosters en kerken in. We hebben de hele dag geen hap gegeten. En van dat idiote gepraat van jou zou een engel razend worden.
student. Idioot? We weten nog niet wat het voor iemand is, en je bent nu eenmaal niet vrij als je met zijn drieën in één kamer moet slapen.
geliefde. Wat heb je toch een burgerlijke opvattingen over alles.
student. (bedremmeld) Dat bedoel ik helemaal niet. Maar hij heeft misschien zweetvoeten. Dan hebben wij last van de lucht.
geliefde. Bij een man vind ik dat niet zo erg.
student. Of hij snurkt misschien 's nachts.
geliefde. Ik ken duizenden interessante en ontwikkelde mannen die 's nachts snurken, en ik zie daar helemaal geen kwaad in.
student. Maar ik denk dat hij drinkt. Het is niet uitgesloten dat hij 's nachts zo zat als een aap thuiskomt, en dan maar vuile taal uitslaan en kotsen.
geliefde. Ik heb nog nooit een man gekend die geen vuile taal uitsloeg. En als hij moet overgeven kunnen we aan de beheerster een bakje vragen.
student. Maar ik heb zo'n voorgevoel dat het een vrouwenjager is. Die komt iedere avond met een stel meiden thuis.
geliefde. Wat is daar nou voor bijzonders aan? Ik had nooit gedacht dat jij zo zedeprekerig was. Je lijkt wel een bekeerde hoer.
student. Je bent wel grof. Ik ga je verlaten. Ik moet een brief posten.
(Student af)
geliefde (alleen). Krijg de pest. (na enig nadenken) Laat ik mijn wimpers niet vergeten. Je moet jezelf verzorgen, dat is heel belangrijk.
(Verft haar wimpers. Ondertussen komt een kleine man binnen van middelbare leeftijd: Ivanov van de politieke voorlichting)
ivanov. Goedenmiddag. Stoor ik?
geliefde. Helemaal niet. U bent zeker onze kamergenoot?
ivanov. Ja, ik ben Ivanov, van de politieke voorlichting. De beheerster beneden heeft me al ingelicht.
geliefde. Ik hoop dat we goed met elkaar zullen kunnen opscheten.
ivanov. Natuurlijk. Blijft u lang?
geliefde (koket) Nee, twee dagen maar.
ivanov. 's Zomers komen hier veel mensen de bezienswaardigheden bezichtigen.
geliefde. (gaat door met het beschilderen van haar wimpers) Eerlijk gezegd vind ik dat nogal vervelend, dat sjouwen langs die kerken. Vanmiddag moest ik voor een of andere ruïne door de modder kruipen.
ivanov. Ja, dat is afschuwelijk. Ik heb gehoord dat de regering een plan in studie heeft om alle kerken af te breken.
geliefde. (kijkt naar haar wimpers in de spiegel) Hoog tijd.
ivanov. Wat hebt u een prachtige wimpers. Lang en donzig.
geliefde. Vindt u?
ivanov (denkt na). Ja. Sterker nog: u bent zelfs een heel mooie en dikke vrouw.
geliefde. (lacht) U maakt zeker maar een grapje.
ivanov (bedroefd). Grapjes maken kan ik niet. Het is inderdaad zo: u bevalt mij.
geliefde. Hoe vaak heb ik die zin al gehoord ...
ivanov. Dat begrijp ik. Iemand als ik heeft voor u niets aantrekkelijks: lelijk en klein van stuk.
geliefde (levendig) Voor mij is het helemaal niet belangrijk of een man groot en mooi is.
ivanov (getroffen door haar antwoord). U bent een heel bijzondere vrouw!
geliefde. Werkelijk?
ivanov (kijkt naar haar). U bent geweldig. Wat een machtige heupen. Ik denk dat geen man u kan weerstaan. Uw vriend is zeker erg jaloers.
geliefde (berispend) Nee, hij weet dat helemaal niet te waarderen. Niet dat ik wil opscheppen, maar letterlijk overal waar ik kom trek ik de aandacht. Zelfs vandaag toen hij langs die kloostermuren klauterde ben ik door een man aangesproken. Hij vroeg me de weg naar het bos. Ik heb natuurlijk helemaal geen antwoord gegeven. Afgezien van alles wist ik niet eens of er hier wel een bos is.
ivanov. Hoe zag hij eruit?
geliefde. Nogal een ruwe kerel, maar lang van stuk en interessant. Hij had een soort soldatenhemd aan.
ivanov. (jaloers) Die vent deugt niet geloof ik. (zwijgt) Ik ben niet zo jong meer, het leven gaat voorbij, en je wilt zo graag bij iemand echt medeleven vinden.
geliefde. Wat vinden?
ivanov. Begrip en medeleven. Je zou zo graag een vrouw ontmoeten die je begrijpt.
geliefde. Vrouwen genoeg. Toen we vandaag aan het wandelen waren heb ik achttien
| |
| |
vrouwen geteld tegen vier mannen.
ivanov (geinteresseerd). O ja? Dat is een belangrijk demografisch gegeven. (schrijft iets op). Maar die vrouwen interesseren me helemaal niet. Er is maar één vrouw op de wereld die in staat is mij te begrijpen.
geliefde. O ja? Wie is dat dan?
ivanov. Die is hier in de kamer.
geliefde (kijkt om zich heen). Ik zie niemand.
ivanov. U bent het zelf.
geliefde. (lacht) U bent een grappenmaker.
ivanov. Ik zweer het u. Ik kan zonder u niet leven. Wilt u mijn vrouw worden?
geliefde. Toe maar. Daar moet ik eerst eens over denken, hoor.
ivanov (dringt aan) Ik zweer, dat ik niet zonder u kan leven. Ik ben al over de vijftig, ik moet aan mijn levensgeluk denken.
geliefde. Daar hebt u gelijk aan. Eerlijk gezegd ben ik ook zo jong niet meer. Ik heb langzamerhand vastigheid nodig.
ivanov. Dat hebt u zeer juist opgemerkt. Ik ben er volkomen van overtuigd dat wij voor elkaar bestemd zijn.
geliefde. Nou vooruit. Goed dan. (kust hem). Maar wat moeten we nou verder doen, denk je?
ivanov. (zakelijk) Voorlopig kunnen we hier een kamer huren. Dat hotel hangt me de keel uit. Ik geloof dat we eerst je vriend op de hoogte moeten stellen.
geliefde (bedroefd). Arme jongen. Hij is zo verliefd op me. Het zal een vreselijke slag voor hem zijn.
ivanov (jaloers). Zo vreselijk nou ook weer niet.
geliefde. Jij begrijpt het gewoon niet. Wij houden erg veel van elkaar. Ik durf het hem niet eens te zeggen.
ivanov (teder). Laten we eerst naar een huisje gaan kijken om in te wonen, dan kom ik daarna hier weer terug om met hem te praten.
(Beheerster op)
beheerster. O, u hebt al kennis gemaakt.
ivanov (kortaf) Ja. Wat wilt u?
beheerster. O, een kleinigheid, hoor. Ik kwam even zeggen dat ik het met het meisje in orde gemaakt heb. Ze komt dadelijk het eten brengen.
geliefde. Dank u, dat hoeft niet. Ik geloof niet dat we nu willen eten.
ivanov. We gaan zometeen weg.
beheerster (tot geliefde) Maar misschien wil uw vriendje eten?
geliefde. Misschien.
(Ivanov en geliefde af)
beheerster (alleen). Wat een dingen, god o god. Eerst moeten ze eten hebben en dan weer niet. Dat gaat nooit goed, dat gaat beslist nooit goed. Ik dacht al zoiets, ik heb vannacht gedroomd dat ik als klein meisje op een kerkhof bloemen liep te plukken... Ik droom al een hele tijd, zeker zes jaar.
(Student op)
beheerster. Uw vriendin is net weg. Ik moest zeggen dat ze voorlopig niet terug kwam.
student. O ja?
beheerster. Wat het allemaal inheeft begrijp ik niet. Moet u eten?
student. Ja, ik heb honger.
beheerster. Dat begrijp ik. U bent nog jong. Het meisje komt het dadelijk brengen. Ik heb het haar al gezegd. (zwijgt) Dat dametje van u wou niet eten.
student. Zo is ze anders helemaal niet.
beheerster. Ha ha. Het gaat me natuurlijk niet aan, maar als je het mij vraagt dan is dat geen serieuze vrouw.
student. O nee?
beheerster. U moet me maar niet kwalijk nemen, u bent jong en ik ben een oude vrouw.
student. Ja, dat zie ik.
beheerster. Zo zijn jullie jongelui tegenwoordig, bij mekaar, uit mekaar, of het niets is. Vroeger had je dat niet.
student. Wat had je vroeger dan? Ik ben geinteresseerd in oude gebruiken.
beheerster. Vroeger was het zo: getrouwd was getrouwd. (zwijgt) Je hebt natuurlijk allerlei gebruiken. Ze zeggen dat hoe heet het ook weer in Engeland daar trouwen gescheiden mannen en vrouwen weer opnieuw met elkaar. Dat doen ze daar allemaal. Hoe kan dat nou denkt u?
student. (denkt na) Ik weet het niet. We weten nog maar weinig van de volksgebruiken in vreemde landen.
beheerster. Ik weet het ook niet. Maar het lijkt me wel heel eigenaardig. (zwijgt) U zult wel moe zijn van al dat lopen vandaag. U ziet er moe uit.
student. Ja, we hebben heel wat gezien. Ik vind het hier erg mooi. (het meisje komt binnen, de student praat door zonder haar op te merken) Vooral dat ene klooster. Daar is nu een kolonie van minderjarige vrouwelijke delinkwenten gevestigd. We mochten er niet in. Maar ik heb een beetje aangedrongen en toen mocht het wel. Ik werd alleen gewaarschuwd dat het verboden was met de delinkwenten te spreken. En toen ik in een van de kerken van dat klooster helemaal alleen naar de wandschilderingen stond te kijken kwam er een meisje binnen met kapotte schoenen, een gescheurd jak en blauwe ogen, en die groette me, en ik groette terug. En toen liepen er een heleboel meisjes voorbij, en die heb ik allemaal gegroet en die bogen allemaal heel beleefd, zodat ik me van
| |
| |
die kerk alleen die meisjes herinner en niet die wandschilderingen. Maar dat kan me niet schelen, het waren geloof ik heel beroerde schilderingen uit de negentiende eeuw. Ik heb u dat helemaal niet goed verteld, ik ben geen verteller, maar die meisjes waren heel roerend. Ik begrijp niet waarom ze me allemaal gedag kwamen zeggen. Misschien waren ze blij dat ze eindelijk eens iemand ontmoetten die beleefd en vriendelijk tegen ze was.
beheerster. Maar u hebt het spreekverbod overtreden.
meisje (onderbreekt haar) Hier is uw eten.
student. O, ik had u - u was me niet opgevallen.
meisje. Ben ik zo onopvallend?
student. Helemaal niet.
beheerster. Nou dan ga ik maar eens. Ik heb nog een boel te doen.
student. Komt u nog eens langs.
beheerster. Dat zal ik zeker doen. (af)
meisje. Moet ik u altijd om deze tijd eten brengen?
student. Zoals u wilt. We zijn hier trouwens maar twee dagen.
meisje. O. Ik kom de boel straks wel halen. (wil weggaan)
student. Waar gaat u heen? Gaat u zitten. Misschien eet u een hapje mee?
meisje (gaat zitten). Wat een onzin.
student. U bent een heel mooi meisje. Ik ben heel blij dat u binnengekomen bent en dat ik u gezien heb.
meisje. U zult nog wel meer gelegenheid hebben om mij te zien.
student. U hebt mooie zwarte ogen en dunne enkels.
meisje (blij). Vind u dat?
student. Ja, Woont u hier?
meisje. Ja, Waar komt u vandaan?
student. Ik? Uit Moskou. We zijn hier vandaag aangekomen.
meisje. Dan bent u hier een nieuweling. U moet voorzichtig zijn.
student. O ja? Loop ik hier dan enig gevaar?
meisje. Dat wil ik niet zeggen, maar u kunt beter een beetje op uw woorden passen.
student. Heb ik iets verkeerds gezegd?
meisje. U had niet tegen de beheerster moeten zeggen dat u met die meisjes in de kolonie gepraat hebt.
student. Waarom niet? Ze maakt een heel aardige indruk. Ze had het over Leningrad als over een sprookjesstad.
student. U hebt een verkeerd idee van haar.
student. Echt? Weet u iets slechts van haar.
meisje. Ik weet heel wat meer dan u denkt.
student. O ja? Vertel daar eens wat van.
meisje. Ik heb al veel meer gezegd dan goed voor me is. (zwijgt) Past u ook op voor openhartige gesprekken met onbekende mannen.
student. Maar waarom?
meisje. Dat kan ik u niet zeggen.
student. Waarom begint u er dan over. Ik geloof u niet.
| |
| |
meisje. Als u wist wie ik was zoudt u me wel geloven.
student. Wie bent u dan? (meisje zwijgt) Zeg het dan toch. U ziet hoe uw zwijgen mij tot het uiterste brengt. Zeg het mij of ik bega een ongeluk!
meisje. Goed, ik zal het zeggen. Hier opereert de resident van de Chinese geheime dienst Tsoe Sjao, en als u niet oppast kunt u in moeilijkheden komen.
student. Hoe weet je dat?
meisje. Ik ben een van zijn agenten. (wanhopig) Ik weet niet waarom ik je dit allemaal vertel. Ik richt mezelf te gronde!
student. Wees maar niet bang. Ik zeg geen woord, tegen niemand.
meisje. Echt niet?
student. Je kunt me vertrouwen. Maar hoe ben je zijn agent geworden?
meisje. Hij heeft me verleid toen ik nog een klein meisje was, en toen heeft hij me voor zich laten werken. Maar je moet niet slecht over me denken. Hij is helemaal zo kwaad niet, en hij heeft het soms heel moeilijk.
student. Hoe oud was je toen dat gebeurde?
meisje. Zeventien. Ik ben nu twee en twintig.
student. Hoe is hem dat gelukt je te verleiden?
meisje. Ik verging gewoon van nieuwsgierigheid.
student. En heb je het goed bij hem?
meisje. Ja. Alleen jammer dat hij haast nooit wat zegt.
student. Vind je dat je erbij gepraat moet worden?
meisje. (fronst vanwege de grove grap haar wenkbrauwen) Nee, niet erbij. Maar erna. En ervoor. In de kamer hiernaast zat een maand of twee geleden een jonge wiskundige uit Moskou, heel aardige jongen, en vlak voor hij wegging trok hij mij de kamer in. En verteld dat hij heeft. Dat zijn moeder zo veel van hem hield en nog veel meer mooie dingen.
student. Erna of ervoor?
meisje. Een beetje ervoor. Maar vooral erna. (zwijgt) Maar over zulke intieme dingen moet je eigenlijk niet praten.
student. Neem me niet kwalijk. Ik zal je niets vragen waar je liever niet over praten wilt. Zeg, die beheerster, is die ook een agent van Tsoe Sjao?
meisje. Integendeel. Ik geloof dat die hier is neergezet om iedereen in de gaten te houden.
student. Interessant zeg. En jij werkt alleen maar voor de Chinezen?
meisje. Nee. Maar dat mag je aan niemand vertellen. Ik werk ook voor de Amerikaanse geheime dienst. Ik ben aangeworven door een agent van de C.I.A., Papajaki. Hij is in Soezdal als archeoloog.
student. Vreemde naam, Papajaki. Niet erg Engels.
meisje. Hij is van afkomst een Griek, maar hij is geboren in de Verenigde Staten. Zijn ouders zijn geimmigreerd uit Smirna.
student. Hoe heeft hij jou aangeworven?
meisje. Hij heeft me schoenen met hoge hakken gegeven. Ik verdien hier maar veertig roebel, en die schoenen kosten vijf en veertig. Ik droomde toen van die schoenen, weet je wel, ieder meisje wil goed gekleed zijn (zwijgt) Vind je me een slecht meisje?
student. Nee, (zwijgt) Wat is die Papajaki voor een man?
meisje. Heel aardig. Vrolijk. Je kunt met hem lachen. Hij heeft hele dikke benen. Zijn broek zit zo strak dat hij net een hindoe lijkt.
student. Wat weet jij van hindoes?
meisje. Vind je dat zo gek? Ik had op school al grote belangstelling voor oud-Indische literatuur. Ken je de ‘Moedraraksjasa’ van Visjakchadatta, de zoon van de maharadja Bchaskaradatta, de kleinzoon van de samanta Vatesjvaradatta?
student. Ja, dat heb ik gelezen. Let op, als u het niet gelooft. De landverrader sergeant Tsjandanadasa wordt terechtgesteld met vrouw en kind. U vraagt, dames en heren, of het niet mogelijk is dat hij de vrijheid deelachtig wordt? Die mogelijkheid heeft hij, dames en heren, als hij het gezin van de raadsheer Raksjasa verraadt. Wat zegt u? ‘Uit liefde voor degenen die bij hem bescherming zochten zal hij zoiets laags niet doen om zijn eigen leven te redden’. Dames en heren, in dat geval kunt u overtuigd zijn van zijn zalig uiteinde in deze wereld. Waarom maakt gij u ongerust over zijn redding?
meisje. Helaas! Of is er geen verschil tussen booswichten en onschuldigen? Waarde vriend, waarom antwoordt gij mij niet? Maar op een ogenblik als dit zijn vrienden ver te zoeken.
student (in tranen). Daar is onze waarde vriend. Met van smart vertrokken gezicht, met van het wenen uitgebluste ogen volgt hij mij, stromen tranen vergietend, hoewel zijn lichaam vanhier gesleurd wordt.
meisje. Edele Tsjandanadasa, ge zijt op de plaats der terechtstelling aangekomen. Stuur uw huisgenoten weg.
student. Vrouw, keer nu met uwen zoon huiswaarts. Het past u niet mij verder te vergezellen.
meisje. (in tranen) Maar gij vertrekt naar de andere wereld, mijnheer, niet naar een ander land.
student. Mevrouw, ik sterf terwille van een vriend, niet voor mijn menselijke zonde.
| |
| |
Staak daarom uw treuren over mij.
meisje. Mijnheer, zelfs al ware dat zo, dan nog is het voor een trouwe echtgenote niet de tijd vanhier te gaan.
student. Wat hebt gij besloten te doen, mijn vrouw?
meisje. Mijzelve te zegenen om de voetstappen van mijn echtgenoot te volgen.
student. Ik had niet gedacht dat je zo belezen was.
meisje. O nee. Je kent me nog slecht. Papajaki was ook vebaasd: hij hield me eerst voor een meisje van niks.
student. Was hij ook je minnaar?
meisje. Dat woord past hier niet. Hij heeft maar één keer bij me geslapen.
student. Hoe heeft hij dat klaargespeeld?
meisje. Hij viel op zijn knieën en begon mijn voeten te kussen.
student. Was hij dronken? Misschien kon hij zich niet staande houden?
meisje. Wat een onzin praat je nou. Hij is gewoon heel hartstochtelijk, zoals alle Grieken.
student. En wat hebben jullie die hele nacht gedaan?
meisje. Praten over sexuele afwijkingen.
student. Is dat zo interessant?
meisje. Waarom lach je? Hij weet er heel wat van. Hij weet bijvoorbeeld wat exhibitionisme is.
student. Wat is dat dan?
meisje. Dat kan ik niet in mijn eigen woorden vertellen.
student. En wat voor afwijkingen heeft hij zelf?
meisje. Daar heeft hij het niet over gehad. Hij is erg gesloten, zoals alle geheime agenten. Hij vertelde alleen dat hij een minnares in New York had die lesbisch bleek te zijn. Die werkte als stewardess bij een luchtvaartmaatschappij. Ik denk daar vaak aan... Nee, dat begrijp jij toch niet.
student. Waarom niet?
meisje. Jullie mannen zijn allemaal hetzelfde. Jullie begrijpen niet dat een meisje wel eens wat anders wil.
student. Je vergist je.
meisje. Goed, dan zal ik het zeggen. Maar lach me alsjeblieft niet uit. Ik heb er vaak over gedacht om stewardess te worden en weg te vliegen uit dit vervloekte Soezdal. (zwijgt) Je vindt me zeker dom en idioot?
student. Ik vindt jou de mooiste vrouw van de wereld.
meisje. Echt?
student. Ja. Je bent de mooiste en de verstandigste. (wil haar omhelzen)
meisje. Nee niet doen. Ik moet weg. Beneden wachten ze op me.
student. Maar we zien elkaar toch zeker nog wel?
meisje. Goed.
student. Wanneer?
meisje. Dat weet ik niet.
student. Vanavond.
meisje. Goed. Als je wilt kom ik vanavond langs.
student. Ik ga zover met je mee. Ik hou het hier toch niet uit, ik ga meteen een eindje wandelen.
meisje. Dat hoeft niet. Ik vind het wel. Tot vanavond. (doek)
| |
Tweede bedrijf
Dezelfde kamer. De klok wijst een tijd tussen vijf en zes uur aan. Ivanov zit naar de radio te luisteren. Stem van radiospreker: ‘Dit was het laatste nieuws’. Ivanov zet de radio uit. Student komt binnen.
student. Goedenmiddag.
ivanov. Goedenavond. U bent zeker onze nieuwe kamergenoot?
student. Ja. Bent u Ivanov, van de politieke voorlichting?
ivanov. Dezelfde. Prettig met u kennis te maken. Ik denk dat we het best met elkaar zullen kunnen vinden.
student. Dat hoop ik.
ivanov. Hoe bevalt het u hier? Ik kom hier zelf ook niet vandaan, hoor, maar ik beschouw mezelf toch bijna als een Soezdaler.
student. Het bevalt me hier heel goed. Af en toe heb ik het gevoel of ik enige eeuwen teruggeplaatst ben. Maar u geeft geloof ik niet om oude dingen, u kunt zeker niet begrijpen dat iemand daar warm voor loopt.
ivanov. Integendeel. Ik denk eigenlijk dat ik vanwege die prachtige en onvervangbare oude kerken hier zo lang ben blijven hangen. Hebt u al veel gezien?
student. Nog maar heel oppervlakkig helaas. Maar ik ben al in bijna alle kloosters geweest.
ivanov (verbaasd) In alle kloosters? Er is een vrouwengesticht in een van de kloosters geloof ik.
student. Ja. Maar we mochten er in.
ivanov. Hoe vond u dat klooster?
student. Eerlijk gezegd heb ik het niet goed bekeken. U moet me niet verkeerd begrijpen, maar die meisjes benamen mij het uitzicht.
ivanov. Ik begrijp wat u bedoelt.
student. Ze zullen daar wel niet zomaar terechtgekomen zijn, maar ze hadden van die naïeve kindergezichten. Ze groeven buiten een soort geul. Ik werd buitengewoon onaangenaam getroffen door hun opzichter. Een grote zware kerel in een soort half militaire kleding. Maar het ergste was
| |
| |
zijn gezicht. Die uitdrukking van domme kracht en machtswellust kan ik u niet beschrijven. Als ik zulke mensen zie maakt zich van mij een gevoel meester van treurige hulpeloosheid. Dat is een treurig gevoel, vindt u ook niet?
ivanov. Dat zou ik niet kunnen zeggen.
student. Maar de kathedralen hebben me dat allemaal laten vergeten. Of beter uitgedrukt die kathedralen die scheppen een wereld alsof je volkomen in een andere tijd en in een andere ruimte leeft dan de onze, en je niet tegelijk in twee verschillende werelden kunt leven. Of vindt u dat niet?
ivanov. Ik begrijp wat u bedoelt. Soms, als ik naar zo'n tempel kijk of kerk kijk of naar zo'n afgesleten fresco, dan onderga ik een vreemd en kwellend gevoel. Hoe moet ik u dat beschrijven? Ik heb het gevoel of mij een of ander orgaan ontbreekt dat ik nodig heb om dat allemaal in me op te nemen. Ik zie net als Mozes het beloofde land maar ik kan het niet bereiken. Vindt u het interessant wat ik zeg?
student. Zeker.
ivanov. Maar misschien kunnen we dat gevoel het bewustzijn noemen van de onmogelijkheid om iets te bevatten. Nergens past die definitie zo goed op als op de oude architectuur. Terwijl we een schilderij - of een reproductie van een schilderij - kunnen kopen - of kunnen veronderstellen dat we het kopen - en op die manier een mogelijkheid - desnoods een schijnbare mogelijkheid - kunnen scheppen om voortdurend, in de toekomst, in dat schilderij door te dringen, omdat dat schilderij ons eigendom geworden is, we kunnen er mee leven en als het ware één met dat schilderij worden, zonder tegelijkertijd het materiaal te worden waaruit dat schilderij is samengesteld, en het bewustzijn van die mogelijkheid geeft ons op die manier een voorstelling van een toekomstig bezit, een toekomstig omvatten, een voorstelling die zijn waarde niet verliest naarmate de tijd voortschrijdt hoewel naarmate de tijd voortschrijdt die mogelijkheid steeds verder en verder terugwijkt, kunnen wij zelfs uiterlijk geen eigenaars van die kerken worden en hun schoonheid niet veranderen in een waarde die voor ons tastbaarder is. Vindt u dat ook niet? Denkt u dat ook niet?
student. Ik denk er bijna net zo over.
ivanov. Zodat zij hun eigen leven leiden, en de inhoud van hun leven is als het ware het beschouwen van zichzelf, en daarom missen wij alle aanrakingspunten met ze. O, Soezdal. Af en toe voel ik hier hetzelfde wat ik in Padua voelde toen ik de fresci van Giotto zag.
student. Bent u in Italië geweest?
ivanov. Ja, op doorreis uit Egypte. Ik was daar als toerist en heb de beroemde pyramiden gezien.
student. Hoe vond u ze?
ivanov. Grandioos. Gebouwd door mensen die het hieroglyphenschrift hanteerden en donker van huidskleur waren.
student. Weet u, gedurende ons hele gesprek heb ik het gevoel van iets dubbelzinnigs en onuitgesprokens. Nu begrijp ik hoe dat komt. U moet mij mijn openhartigheid niet kwalijk nemen, als ik u zeg hoe dat komt.
ivanov. Helemaal niet. Gaat u gang. Zegt u het maar.
student. Wel. Kijkt u eens. U bent niet Ivanov van de politieke voorlichting, maar Tsoe Sjao, resident van de Chinese inlichtingendienst in Soezdal.
ivanov. Waarom denkt u dat?
student. Ik ben langs deduktieve weg tot deze gevolgtrekking gekomen.
ivanov. Pardon?
student. Ik ben eens op een vergadering van mensen van de politieke voorlichting geweest. Die spraken heel anders dan u.
tsoe sjao. (in het nauw gebracht door de logische redeneertrant van de student) Ja, u hebt gelijk: ik ben Tsoe Sjao. Wat bent u van plan te doen?
student. Niets, helemaal niets. Iedereen heeft het recht om te zijn wat hij wil.
tsoe sjao. In dat geval zoudt u een beetje minder luid kunnen zeggen wie ik ben. De muren hebben hier oren.
student. Neemt u me niet kwalijk. Dat wist ik niet.
tsoe sjao. Goed, dan praten we er verder niet over. (begint over iets anders) U bent geloof ik niet alleen hier?
student. Nee, ik ben hier met mijn geliefde, maar die is op het ogenblik zoek.
tsoe sjao. Ik heb gehoord dat ze wat ouder is dan u.
student. Minstens tweemaal zo oud.
tsoe sjao. Dat moet heel interessant zijn, een vrouw te hebben die tweemaal zo oud is als je zelf bent. Ik heb die gelegenheid helaas voorbij laten gaan. (zwijgt) Houdt u van haar?
student. Ja.
tsoe sjao. Hoe hebt u haar leren kennen?
student. Ik heb haar voor het eerst ontmoet bij haar grootmoeder, en toen werd ik getroffen door haar benen. Hoewel dat natuurlijk kennelijk niet zo was leek het toch alsof die benen onder haar rok niet bij elkaar kwamen, maar uit elkaar gingen, god weet waarheen. Die eerste indruk is voor mij beslissend geweest. Haar benen hebben mij
| |
| |
later nooit meer zo geinteresseerd als op die avond.
tsoe sjao. En toen bent u ook met haar ...
student. Dat was iets later. Je kunt zelfs zeggen dat het initiatief daarbij van haar uitging. Ik ben helaas erg verlegen met vrouwen.
tsoe sjao. Dat gaat soms met de jaren over.
student. Ik hoop het.
tsoe sjao. Maar u moet niet denken dat ik dit allemaal tegen u zeg omdat ik ouder ben dan u.
student. O nee, dat denk ik helemaal niet. Het gebeurde een week of twee later.
tsoe sjao. En hebt u toen haar benen kunnen zien?
student. Ja. Haar benen - de benen van een ouder wordende vrouw - maakten een heel ontroerende indruk op me, vooral die dunne blauwe adertjes. Ik weet nog dat ik midden in de nacht het licht aandeed en heel lang naar haar benen heb gekeken, en toen me dat niet genoeg was en ik helemaal vervuld was van een onbegrijpelijk gevoel, streek ik met mijn hand over haar been, van haar tenen tot helemaal bovenaan.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Dat kan ik u moeilijk uitleggen.
tsoe sjao. Vond zij dat niet vervelend?
student. Ze sliep gewoon. Ze is ontzettend slaperig (zwijgt) Maar ik heb natuurlijk niet alleen haar benen aangeraakt.
tsoe sjao. Hoe ging dat dan?
student. Ik heb haar oor aangeraakt.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Bijna niets. Toen ben ik langs haar wang naar haar kin gegaan.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Mijn hand voelde haar oude huid. Toen ben ik naar beneden gegaan naar haar hals en daar kneep ik eventjes in. Ze zei: schei uit, je doet me pijn.
tsoe sjao. Zei ze dat?
student. Ja. Toen ben ik nog verder afgedaald en kwam ik met mijn hand, met voorbijgaan van het sleutelbeen, op haar borst terecht.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Ik voelde iets heel vreemds. Maar ik ging verder, en mijn hand kwam op haar buik terecht, en verwijlde bij haar navel.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Dat zou ik u niet kunnen uitleggen. Toen ging ik nog verder.
tsoe sjao. En wat voelde u daarbij?
student. Ik had een heel vreemd gevoel, dat nergens mee te vergelijken is. Hoe moet ik u dat beschrijven?
(Er wordt geklopt)
tsoe sjao en student. Wie is daar?
(Een lange man in half militaire kleding komt binnen, met een zak in zijn handen. Het is de opzichter)
opzichter. Neem me niet kwalijk als ik
| |
| |
stoor. Ik kom voorbij en ik denk: vooruit, ik loop even binnen. Maar misschien kom ik ongelegen?
tsoe sjao. Nee nee, helemaal niet.
opzichter (gaat zitten). U ken ik, ome, u woont hier allang, maar (tot de student) u bent geloof ik nieuw?
student. Ja. Vanmorgen aangekomen.
opzichter. En wat doet u hier? Bent u in ons leven geinteresseerd of bent u zomaar gekomen.
student. Ik kom de kloosters bekijken. Ik ben student.
opzichter. Aha. En in onze kolonie bent u geloof ik ook al geweest?
student. Ja. Ik vertel net wat een diepe indruk uw meisjes op mij gemaakt hebben.
opzichter. Voor reizigers zoals u is dat natuurlijk een soort bezienswaardigheid. Maar voor ons is het ons werk. Ik kijk daar heel anders naar.
student. Waar zitten ze eigenlijk voor. Volgens mij zijn het allemaal meisjes van twaalf, vijftien jaar.
opzichter. Voor prostitutie meestal. Er zijn er bij die het al tien jaar met mannen aanleggen. Ze krijgen hier heropvoeding. Laatst hadden we een excursie naar Moskou. D'r was er niet één die meewou.
student. O nee? Waarom niet?
opzichter. Omdat je ze hard moet aanpakken. Als het van mij afhing zou ik alle prostituées gewoon doodschieten, zoals in China. Heb ik gelijk of niet, ome?
tsoe sjao. Ik geloof dat de Chinezen de zaak van de formeel burokratische kant benaderen. Het levende opvoedingswerk vervangen zij door kale administratieve maatregelen.
opzichter. Dat kan wel zijn. Ik bemoei me niet met die dingen.
student. Maar als u er zo over denkt zoudt u toch eigenlijk niet met die meisjes moeten werken.
opzichter. Dat kunt u makkelijk zeggen, wat zou moeten en wat niet zou moeten. Voor een buitenstaander is het altijd gemakkelijk om kritiek te leveren. Er is hier een schrijver geweest, en die schreef later dat er in Soezdal geen brood te krijgen was. En wat zou dat nou nog! Wij hebben geen brood, hij heeft niet eens een ziel, die rotte intellectueel. En zo iemand wordt godbetert nog gedrukt ook!
tsoe sjao. Maar dat betekent toch dat verantwoordelijke kameraden vinden dat hij gedrukt kan worden.
opzichter. Natuurlijk, natuurlijk, daar wil ik ook niets van zeggen. Wij in het binnenland kennen alle feiten niet. (vertrouwelijk) Maar aan de top, laat ik je vertellen dat ze daar ook niet alles weten! Neem nou bordelen, bijvoorbeeld. Dat is bij ons verboden. Een belangrijke zaak verwaarloosd. Heb ik gelijk, jongeman?
student. Ik weet het niet.
opzichter. Voor ons is een sterke gezinsband belangrijk. Als we bordelen hadden, dan hadden we geen leugens en geen liefdesgeschiedenissen en daar zou in de eerste plaats het gezin beter van worden. Zo zie je dat wij in het binnenland ook af en toe wel eens iets begrijpen.
student (tot Tsoe Sjao). Ik begrijp niet waar mijn vriendin blijft, ik zal eens kijken of ik haar vinden kan. (tot de opzichter) Tot ziens.
opzichter. Tot ziens.
(Student af)
opzichter (verwijtend). Veel praatjes heeft die jongen, en dan nog een verbeelding... Waar komen die jongens toch vandaan? Wat vindt u daarvan, ome?
tsoe sjao. Ik begrijp er niets van.
opzichter. Dus u weet het niet?
tsoe sjao. Nee.
opzichter (onverwacht) Handen op tafel! (haalt machinepistool uit zak) Iedere tegenstand is zinloos. Ik weet wie u bent.
tsoe sjao (handen op tafel). Ik ben Ivanov van de politieke voorlichting.
opzichter. U bent Tsoe Sjao, agent van de Chinese inlichtingendienst. Vandaag heb ik daarvoor de bewijzen in handen gekregen.
tsoe sjao. Ja, ik ben Tsoe Sjao.
opzichter (triomfantelijk). Kameraad Tsoe Sjao, een eerlijke bekentenis zal uw schuld verlichten. Vertelt u maar eens, wanneer bent u met uw spionage-activiteiten begonnen?
tsoe sjao. In 1957.
opzichter (schrijft). Bent u hier rechtstreeks uit China gekomen?
tsoe sjao. Nee, uit Egypte. Ik deed daar verantwoordelijk werk in opdracht van onze leiders.
opzichter. Mohammed Salaam, de persoonlijke kok van kolonel Nasser - dat bent u?
tsoe sjao. Ja, dat ben ik. Maar het werk was me te druk en toen heb ik overplaatsing naar Soezdal gevraagd.
opzichter. En toen bent u Ivanov van de politieke voorlichting geworden?
tsoe sjao. Ja. Er is ook nog een variant geweest om me naar de staat Mississippi te sturen als negerdominee voor het organiseren van sit-downdemonstraties. Maar mijn gebrek aan kennis van de Engelse taal heeft me daarvoor gered.
opzichter. U werkt hier al vijf jaar. Behalve met het verspreiden van laster over de politiek der vreedzame coëxistentie hebt u zich
| |
| |
ook bezig gehouden met het werven van agenten. Wie zijn dat?
tsoe sjao (bereidwillig) Tweehonderd vijf en twintig miljoen sovjetburgers.
opzichter (schrijft) Juist. (zakelijk) Noemt u de namen maar.
tsoe sjao (Tracht zich de namen te binnen te brengen) Aaronov, Ababartsjoek, Abramovitsj, Abel, Avzelman, Aronzon, Abakoemov... Ik weet ze niet allemaal uit mijn hoofd.
opzichter. Waar is de lijst?
tsoe sjao. Die is naar Peking gestuurd.
opzichter. Dat verzwaart uw schuld. Alleen een volledige erkenning van de onjuistheid van uw dogmatische denkbeelden en uw scheurmakerij kan u helpen.
tsoe sjao. Nooit. Wie geen handelingen ontmaskert, die een verraad betekenen aan het marxisme-leninisme en aan het proletarisch internationalisme, die is niet waardig een communist te zijn.
opzichter. Hebt u niet een beetje te veel hooi op uw vork genomen door u zo in onze binnenlandse zaken te mengen?
tsoe sjao. (beleefd) Helaas staat uw opmerking buiten ieder verband, zij schiet haar doel voorbij, zij is niet overtuigend en zij kan op geen enkele wijze als rechtvaardiging dienen van dit verhoor.
opzichter. Dus u bent niet van mening dat het voornaamste gevaar op het ogenblik in het dogmatische schuilt?
tsoe sjao. Het voornaamste gevaar op het ogenblik vormen de joegoslavische revisionisten - de stootbrigade van het Amerikaanse imperialisme.
opzichter. (met geveinsde spijt) Zulke woorden hebben we tot nu toe alleen maar van de meest dolgeworden burgerlijke obskuranten gehoord!
tsoe sjao. Weg met het revisionisme!
opzichter (richt machinepistool) Als u niet tot andere gedachten komt schiet ik!
tsoe sjao. De wind uit het Oosten zal de wind uit het Westen overwinnen!
opzichter. Ik schiet!
tsoe sjao. Schiet maar! Leve de wereldrevolutie!
(Salvo uit machinepistool. Tsoe Sjao valt. Beheerster rent binnen)
beheerster. Jezus Christus. Waarom hebt u dat gedaan?
opzichter. Zijn verdiende loon.
beheerster. U hebt hem helemaal doodgemaakt! Ik dacht die zitten kameraadschappelijk te praten, dat loopt met een sisser af ...
opzichter. Dat is een verstarde dogmaticus. Hij moest de mond gesnoerd worden: als ik hem een seconde langer had laten spreken zou hij gezegd hebben dat er in ons land klassen bestaan.
beheerster. (ontzet) Here god nog an toe! En het leek nog wel zo'n nette man.
opzichter. Dat lijken ze allemaal. (op zakelijke toon) Er moet een huiszoeking gehouden worden. U bent getuige.
beheerster. Waarom moet dat?
opzichter. Dat moet om de legaliteit te bewaren. (kijkt onder het kussen van Tsoe Sjao, verheugd) Hier zijn de bewijzen: een nummer van het ‘Volksdagblad’ van 14 juni en een lijst van de agenten in Soezdal. Wat een bof. Morgen maak ik ze allemaal af.
beheerster. Wat een dingen. Wat een dingen. De wegen des Heren zijn wel ondoorgrondelijk ...
opzichter. (kijkt de lijst door) Het zijn er nogal wat. Er zijn ook mensen van het hotel bij.
beheerster (ontzet) Jezus Christus. Wie dan wel?
opzichter. Het meisje uit de eetzaal.
beheerster. Die vuile rotmeid! Dus daarom liep ze altijd bij hem binnen. En ik dacht nog wel dat er iets heel moois tussen hen was. (bestraffend) En zo trots: ze loopt met zo'n mondje, weet u wel, en ze groet nooit het eerst.
opzichter. (wil haar een plezier doen) Dan begin ik morgen met haar. Die jongen vond ik ook verdacht, die net weg is. Hij heeft al een verbod overtreden in dat klooster. Waar hadden ze het over voor ik kwam?
beheerster. Welnee, die jongeman heeft nergens iets mee te maken. Ze hadden het over kerken en over hun minnaressen. Het is een heel bescheiden jongen.
opzichter. Waarom verdedigt u allerlei antisovjetvuil? Zo beginnen ze. Vandaag houdt hij orgiën met zijn minnaressen en morgen is hij resident van de Chinese inlichtingendienst in Moskou.
beheerster. Wel nee. Ik zeg u toch. Het is een heel bescheiden jongen.
opzichter. U begint zelf praatjes te krijgen geloof ik. Nou goed. Laat hij maar naar Moskou teruggaan. En als hij vraagt waar Ivanov van de politieke voorlichting is dan zegt u dat hij naar een kolchoz is om een lezing te houden over de internationale situatie.
beheerster. Komt voor mekaar. Maar waar laten we hem?
opzichter. We stoppen hem meteen in deze zak, u draagt hem naar de afvalkuil, en de zaak is gepiept. En ik zet hier een val op voor het geval er iemand komt.
beheerster. Komt voor mekaar. Wie komt er dan?
opzichter. Misschien een van zijn agenten. (ze stoppen Tsoe Sjao in de zak)
| |
| |
beheerster. Wat een zware vent! Ik ben bang dat ik hem de trap niet afkrijg.
opzichter. Dat zal best meevallen. Als er iemand vraagt wat u daar versjouwt dan zegt u maar dat het etensresten zijn voor de varkens.
beheerster. Komt voor mekaar. Voor de varkens. (sleurt zuchtend en steunend de zak de kamer uit)
opzichter. Die had ik mooi te grazen. (nadenkend) Maar als ik alle Chinezen met dit pistool moest afmaken dan kwam ik van mijn leven niet klaar. Ze zijn met zoveel, dat tuig. Daar mogen ze aan de top wel eens aan denken.
(Stappen in de gang. De opzichter verbergt zich met zijn pistool achter het bankje. De geliefde van de student komt binnen)
geliefde. Niemand. Waar zou hij zitten?
opzichter. (achter haar rug, schertsend) Waf, waf!!
geliefde. (gilt)
opzichter (schatert) Ik heb u aardig aan het schrikken gemaakt!
geliefde. U zoudt iemand zich dood laten schrikken! Wie bent u? Wat doet u hier?
opzichter. Ik ben een vriend van kameraad Ivanov.
geliefde. Die... die zoek ik juist.
opzichter. Wat wilt u van hem?
geliefde. Wat gaat u dat aan! (zwijgt) We hebben besloten te gaan trouwen, en nou is hij weg.
opzichter. Hij heeft beloofd met u te trouwen?
geliefde. Ja. Wat zou dat?
opzichter. Daar komt niets van in.
geliefde. En waarom niet?
opzichter. Kameraad Ivanov bestaat helemaal niet.
geliefde. Bestaat niet? Nog geen half uur geleden heeft hij me omhelsd. Dat was volgens u zeker een spook?
opzichter. Nee, dat wil ik niet zeggen, dat zou in strijd zijn met het marxisme-leninisme. (plechtig) Is het u bekend, dat Ivanov van de politieke voorlichting in werkelijkheid de verachtelijke Chinese spion en saboteur Tsoe Sjao is?
geliefde (getroffen). Nee. Daat wist ik niets van.
opzichter. (agressief). Waarom denkt u dat hij met u wou trouwen?
geliefde (onzeker). Hij is verliefd op me. We willen hier een kamer huren.
opzichter (triomfantelijk). Hij had u alleen maar nodig voor conspiratieve doeleinden. Hij had een conspiratieve woning nodig.
geliefde. Maar mij heeft hij het heel anders verteld.
opzichter (ironisch). Ja dat wil ik graag geloven! Denkt u dat in een stad als Soezdal de resident van de Chinese inlichtingendienst niets anders te doen heeft dan u zijn liefde te verklaren? Als hij u niet voor zijn spionage nodig had gehad, dan had hij u met al uw romantische gevoelens een trap na gegeven. Ja zeker, een trap na, en misschien niet alleen in overdrachtelijke zin!
geliefde (getroffen). Zou dat werkelijk waar zijn?
opzichter. Wat had u dan gedacht? Hij lijkt u alleen maar zo aardig, maar als u hem nader zou kennen dan zoudt u rillen van afkeer.
geliefde. Ik zou een weldadige invloed op hem hebben.
opzichter. Schei uit. Invloed op hem hebben! Mens, dit is een door de wol geverfde spion! In het beste geval zoudt u invloed kunnen hebben op een van zijn minder belangrijke spionnen. Ik zou eerder denken dat hij op u een slechte invloed zou hebben. Heeft hij u niet gevraagd agentenwerk voor hem te doen?
geliefde. Nee, nee ...
opzichter. En hebt u hem geen inlichtingen van economische of politieke aard gegeven?
geliefde. Nee, nee... Ik heb hem alleen verteld dat een van mijn vriendinnen haar man bedrogen heeft. Alleen maar om wat te zeggen. Voor de conversatie weet u wel.
opzichter (verontwaardigd) Mooie conversatie! Nu kunnen de Chinezen hun conclusies trekken over de morele ontaarding van de sovjetmens!
geliefde (ontzet) Daar heb ik helemaal niet aan gedacht!
opzichter. Zo zie je. En dan wilt u mij nog tegenspreken.
geliefde (verlegen en koket). Ik spreek u niet tegen ...
opzichter (bijtrekkend). Dus zet u al die dingen nu maar uit uw hoofd. U kunt beter eens nadenken over uw eigen lot.
geliefde (teder). O ja?
opzichter. U moet uw lot aan dat van iemand verbinden die dat meer verdient.
geliefde (poedert haar neus). Maar wie dan?
opzichter. Laat ik het ronduit zeggen: het gevoel dat ik vandaag in het klooster voor u voelde wordt steeds sterker.
geliefde (zacht) Is dat zo?
opzichter. Ja. Ik kan me alleen maar niet uitdrukken, maar mijn gevoelens spreken voor zichzelf. (tracht haar te omhelzen).
geliefde (weert hem af). Maar ik kan niet met u trouwen: ik heb mijn woord gegeven aan Tsoe Sjao.
opzichter (kwaad). Tsoe Sjao bestaat niet meer: het bestraffende zwaard der revolutie heeft hem geveld.
| |
| |
geliefde. Dan is het wat anders. (bedroefd) Arme kerel, hij was zo verliefd op me. Hou jij van me? (de opzichter loeit van hartstocht; de geliefde is overtuigd) Nou goed dan.
opzichter. Hoera! (probeert haar op het bed te gooien).
geliefde. Nee, nee. We moeten onze gevoelens vier jaar op de proef stellen.
opzichter. Dat is te lang. Dan ga ik dood van liefde.
geliefde. Een dag dan. Maar laten we hier weggaan: hier is alles verbonden met drukkende herinneringen.
opzichter. Kom mee.
geliefde. Wacht. Ik zal een briefje voor mijn vroegere geliefde schrijven. Arme jongen, hij zal me dit nooit vergeven. (schrijft briefje) Kijk, dit heb ik geschreven: ‘Vaarwel voor eeuwig. Onze wegen gaan uiteen. Eens de jouwe, nu van niemand ...’
opzichter (jaloers) Waarom schrijf je, dat je van niemand bent?
geliefde. O god, wat zijn jullie mannen toch ruw en dom als het op echte gevoelens aankomt.
(Beiden af, doek)
| |
Derde bedrijf
Dezelfde kamer. De klok wijst tussen negen en tien. De student leest het briefje.
student. Vaarwel voor eeuwig. Onze wegen gaan uiteen. Eens de jouwe. Nu van niemand... Wat een idiote uitdrukkingen! (er wordt geklopt) Binnen.
(Meisje op)
meisje. Ben je alleen?
student. Ja. Ik ben erg blij dat je gekomen bent.
meisje. Ik heb eten voor je.
student. Dank je wel.
meisje. Macaroni met worst. Hou je daar van?
student. Nou nee. Vooral niet van macaroni.
meisje. Ben je daarom zo bedroefd?
student. Nee, niet daarom. Mijn geliefde heeft me verlaten, ze was mooi als de opgaande zon.
meisje. Die dikke tante die vanmorgen bij je was?
student. Ja.
meisje. Daar zou ik maar niet zo treurig over zijn.
student. Waarom niet?
meisje. Wat heeft ze? Ruwe asymmetrische gelaatstrekken, zwarte troebele ogen zonder enige uitdrukking en van dat melkboerehondehaar.
student. O ja? En tegen mij heeft ze gezegd dat ze veel succes had bij mannen.
meisje. Dat weet ik niet. Misschien omdat ze erg slim is. De beheerster zei dat ze buitengewoon slim was. Maar helemaal niet mooi. Ik verbaas me gewoon over je smaak. Hou je van lelijke vrouwen?
student. Voor ik haar had heb ik maar met één vrouw iets gehad.
meisje. Hoe zag die er uit?
student. Erg lelijk.
meisje. Waarom had je dan iets met haar?
student. Ze was mijn lerares. Ik zat in de tiende klas, en zij gaf ons Duits. Ze was heel gevuld, en het was een genot haar te omhelzen. Daar was ze heel trots op en ze zei altijd dat je de mannen in twee soorten kon verdelen: zij die van dikke vrouwen houden en zij die zeggen dat ze niet van dikke vrouwen houden.
meisje. En ik welke groep deelde ze jou in?
student. In de tweede geloof ik. Ze had een zwart snorretje, zwarte schichtige oogjes en pukkels op haar kin en haar voorhoofd. Haar lievelingsschrijver was Heinrich Böll. Ik heb trouwens maar één nacht bij haar geslapen.
meisje. Wat een romantische geschiedenis.
student. Ja. Het meest romantische weet je nog niet eens: dat was de kus op de boulevard.
meisje. Wie kuste wie?
student. Zij mij. (zwijgt) In een speelse opwelling heb ik haar in de borst gebeten, en zij vond dat dergelijke vrijheden onvergeeflijk waren bij een leerling. En dat was het einde van onze verhouding.
meisje. Je vertelt erg roerend. Je hebt zeker veel geleden?
student. Nee. Ze wekte alleen maar mijn afkeer op, en van afkeer krijg ik altijd een dikke bovenlip, en die bovenlip was haar een eeuwig verwijt. Soms zag ze het en dan zei ze ‘je bovenlip heeft veel uitdrukking’.
meisje. Dus je hebt onaangename herinneringen aan je schooljaren?
student. Niet helemaal. Dat was toen ik in de tiende klas zat. Toen ik in de achtste zat was ik verliefd op onze buffetjuffrouw.
meisje. Was die ook zo dik?
student. Die was zo'n beetje gemiddeld. Rooie wangen, en ze verkocht van die magere ontbijtjes in ons schoolbuffet. Met gekookte bieten. Hou je van bieten?
meisje. Nee. Jij?
student. Afschuwelijk. Nou, toen ging een keer de bel en iedereen rende naar de klaslokalen, ik bleef met haar alleen aan het buffet en toen dacht ik nu of nooit.
meisje. Eet, anders wordt het koud.
student. Ik eet toch.
| |
| |
meisje. En toen?
student. Niets bijzonders. Ik zei dat ik van haar hield en zonder haar niet kon leven, en ik omhelsde haar. En zij zei: ga weg, dadelijk komt de inspecteur. Die inspecteur, hoorde ik later, was haar minnaar. Ik was zo in de war dat ik meteen wegging en nooit meer een woord tegen haar gezegd heb. Maar dat gevoel heeft een diepe indruk bij me achtergelaten: ik ben gek op meisjes die in eetzalen werken en ook wel op winkelmeisjes, maar ik ben altijd erg verlegen. Het lijkt me zo mooi de minnaar van een van hen te zijn, dat zelfs de mogelijkheid voor zoiets me volkomen onwaarschijnlijk lijkt voor een gewone jongen zoals ik.
meisje. Maak je geen zorgen. Je bent een heel mooie jongen, alleen moet je je haar niet zo kort laten knippen.
student. Meen je dat?
meisje. Ja. (zwijgt) Dat buffetmeisje was je eerste liefde?
student. Ik geloof van wel ja. Als je kalverliefdes niet meerekent.
meisje. Toen je klein was? Wat had je toen?
student. Niets bijzonders. Toen ik negen was logeerde ik 's winters buiten bij een oude vrouw, een Letse. En toen is haar twaalfjarige kleindochter een keer 's nachts bij me in bed gekropen. Ik schrok me dood en begreep niet wat ze eigenlijk van me wou. Haar grootmoeder heeft me toen gered. Die werd wakker en gaf haar een pak rammel. Maar ik vond dat kind helemaal niet aardig. Ze was kort geknipt en leek op een jongen. Ik was meer verliefd op haar zusje. Die was negentien, had een geweldige boezem. Haar aanwezigheid wond mij altijd op.
meisje. En je zegt dat je niets begreep van die dingen.
student. Nee, maar ik voelde me altijd tot vrouwen aangetrokken. Ik herinner me nu dat ik al aan vrouwen dacht toen ik vijf jaar was. In mijn kinderlijke verbeelding zag ik een heleboel naakte vrouwen, en omdat de vrouwelijke anatomie mij toen geheel en al onbekend was, was de mogelijkheid tot bevrediging, zoals ik het nu zou zeggen, voor mij verbonden met de vrouwelijke hiel, met de mogelijkheid om een vrouwenhiel aan te raken. Ik weet zelf niet waarom. En vele jaren later, toen de jeugdherinneringen al helemaal naar de achtergrond gedrongen waren leek het woord ‘hiel’ me nog steeds een onfatsoenlijk woord, ik kon het niet hardop uitspreken en ik was erg bedremmeld als iemand het in een gesprek gebruikte of als ik het in een boek tegenkwam. En hoewel ik later die kinderlijke begeerte helemaal vergeten ben is het toch altijd zo geweest dat de gedachte om een vrouwenhiel aan te raken mij opwond.
meisje. En heb je dat later ook wel eens gedaan?
student. Nee. Met die lerares dacht ik er niet aan, en later had zo'n hiel niet meer zo'n grote aantrekkingskracht voor me.
meisje. En wat heb je later gedaan? En wat voelde je toen je voor het eerst met die lerares was?
student. Dat is moeilijk te zeggen. Het deed me erg aan mijn dromen denken, die ik had toen ik een jaar of veertien was ongeveer. Wat voelde jij de eerste keer?
meisje. Het deed pijn en ik vond het walgelijk. Vraag me daar niet over alsjeblieft. Ik kan daar niet zo over praten als jij. (zwijgt) Daarvoor, toen ik nog klein was, is me iets gebeurd op dat gebied, enfin, je begrijpt me wel.
student. Wat was dat dan?
meisje. Als je het maar aan niemand vertelt. Ik was een jaar of twaalf. Ik plukte bloemen op het kerkhof, en opeens hoor ik iemand zeggen ‘Lieverd... lieverd ...’ En ik zie een man uit de struiken op me toekomen met zijn handen naar me uitgestrekt. Hij was niet zo jong meer en helemaal naakt, maar hij liep heel langzaam en hij zei de hele tijd smekend: lieverd... lieverd... Ik schrok zo, dat ik me eerst niet kon bewegen, maar hij kwam steeds dichterbij. Maar omdat hij langzaam liep pakte ik net zo langzaam mijn bloemen op die ik had laten vallen en ik stond op en toen liep ik pas weg. Gelopen dat ik heb, ik had het gevoel dat hij me achterna zat en dat hij me ieder ogenblik kon inhalen, hoewel hij dat helemaal niet deed. En toen trof ik op de weg een stel mensen, en toen begon ik te huilen van opwinding. Ik zei alleen maar dat ik geschrokken was op het kerkhof, en ik ben de hele weg bij ze gebleven omdat ik bang was om alleen te zijn. (zwijgt) En later droomde ik soms - maar daar moet je niet allerlei vuiligheid bij denken - later droomde ik soms van die man dat hij me naakt omhelsde en kuste. Dat is smerig, hè?
student. Dat weet ik niet.
meisje. En wat voor dromen had jij toen je veertien was?
student. Och, ik geloof heel gewone dromen zoals jongens van die leeftijd hebben. Later, toen ik een jaar of achttien was ben ik erg in de weer geweest met dromen. Toen was ik zover dat ik onder het dromen mijn droom kon analyseren en vaak kon raden waarom ik dat droomde. Dat lukte trouwens niet altijd. Zo droomde ik een keer, dat ik een vrouw tegenkwam in een lange nauwe gang, dat ik haar zoende en haar borst aanraakte. Ik begreep dat het allemaal een
| |
| |
droom was - daarom ging ik ook zo vastberaden op haar af - maar als ik droom, dacht ik, dan raak ik nu geen vrouwenborst aan, maar iets anders. Uit nieuwsgierigheid heb ik toen die vrouwenborst laten schieten en moeite gedaan om wakker te worden en te zien wat het in werkelijkheid was. Ik werd wakker en zag dat het een fietsenframe was.
meisje. Een fietsenframe?
student. Ja. Maar je begrijpt: dat was gewoon het vervolg van de droom. Zo kun je als je droomt een paar keer wakker worden. In werkelijkheid volgt gewoon de ene droom op de andere.
meisje. Ik droom ook wel eens. Misschien vertel ik je nog wel eens... later. (zwijgt) Zeg, heb jij echt wel eens een grote liefde gehad?
student (denkt na). Een keer misschien. In de bioscoop zag ik een meisje, en daar werd ik door getroffen. Ze kwam nauwelijks tot mijn schouder, ze had een dik achterwerk en korte dikke benen, en van voren een wipneusje en doffe blauwe ogen. Wat voor haar ze had heb ik niet op gelet. Na de voorstelling ben ik een hele tijd achter haar aangelopen, zonder dat ik haar durfde aanspreken. Ik had een droge mond van hartstocht.
meisje. (verrukt) Wat een gevoel! Daar was je dan toch toe in staat! Heb je haar tenslotte nog aangesproken?
student. Ja. Ze bleek negentien jaar te zijn en werkte als tekenares op een architectenbureau. Maar ze wou geen afspraak met me maken. Ze zei dat ze al een vriend had. Ik was verbaasd dat ze die reden opgaf, maar ik heb haar verder met rust gelaten.
meisje. (teleurgesteld) Dus dat was alleen maar een verliefdheid. Als het een echte liefde was geweest had je haar niet laten schieten.
student. Misschien niet. Ik kom vaak op straat vrouwen tegen die ik aardig vind.
meisje. En met elk van die vrouwen probeer je dan kennis te maken?
student. Welnee. In de meeste gevallen durf ik niet naar ze toe te gaan, en juist daarom lijkt het in het begin iedere keer dat dat nou juist de vrouw is met wie ik gelukkig zou kunnen zijn. Maar omdat ik dat altijd denk als ik een onbekende vrouw tegenkom die ik aardig vind is dat eigenlijk een garantie dat ik er nog wel meer zal tegenkomen en dat verzoent mij dan weer met het verlies iedere keer.
meisje. (pakt het vaatwerk op) Nou, ik ga maar eens.
student. Wat is dat nou? We hadden voor vanavond afgesproken.
meisje (weifelend). Ik moet dit naar de eetzaal brengen.
student. Ik laat je niet gaan.
meisje. O nee? Waarom niet?
student. Omdat ik van je hou. (omhelst haar)
| |
| |
meisje. Dat zeg je zeker tegen alle meisjes.
student. Nee, alleen tegen jou. Vind je mij aardig?
meisje. Ik weet het niet.
student. Je hebt mooie fijne handen en lange donzige wimpers. Je haar is als een kudde die het gras van de berg Gilead afscheert. Je navel is als een ronde beker, dien geen drank ontbreekt, en je buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met leliën.
meisje. Wat praat je vreemd. Zeg nog eens wat.
student. Ik vergelijk u bij de paarden in de wagens van Faro, o gij schoonste onder de vrouwen... Verder weet ik het niet meer.
meisje. Heb je dat niet zelf bedacht?
student. Nee.
meisje. Ik dacht dat je dat allemaal zelf bedacht had.
student. Gedeeltelijk. Het voornaamste. Geloof je me niet?
meisje. Ik weet het niet. (zwijgt) Weet je, ik zou hier ontzettend graag weg willen. Zomaar weg, geeft niet waar heen. Ik hou het hier gewoon niet uit. Ik lig vaak hele nachten te huilen.
student. Mijn liefste. Arm meisje. We gaan hier weg.
meisje. Echt?
student. Ja, we gaan samen.
meisje. Wat fijn! Waar gaan we heen denk je?
student. Naar Leningrad of Moskou, als je wilt.
meisje, Wat interessant. Daar ben ik nog nooit geweest.
student. We kunnen ook naar Tallin gaan. Daar heb je in de oude stad straatjes die zo smal zijn dat je als je aan de ene kant staat je huis aan de overkant kunt aanraken.
meisje (dromerig) Laten we daar naartoe gaan.
student. En daar gaan we op een grote witte stoomboot en dan varen we naar Londen. Daar heb je op het gebouw van het parlement een beroemde klok. En die heet Big Ben.
meisje. (dromerig) Big Ben... Als ik dat woord uitspreek blijft er een smaak op mijn lippen achter of mij zojuist mijn geliefde gekust heeft.
student. En dan gaan we door Engeland reizen in de cabines van vrachtauto's. De Engelse chauffeurs zijn erg aardige lui, ze tracteren hun lifters op koekjes en ze vertellen over hun kinderen, over hun vrouwen en minnaressen en hoe ze op verre reizen hun vrouwen bedriegen.
meisje. En zo gaan we heel Engeland door?
student. Ja. En dan gaan we op een vliegtuig en dan vliegen we naar het Westen, en na een paar uur zien we beneden een reusachtig en verbazingwekkend land met blauwe meren in het Noorden en brede rivieren, die naar het Zuiden stromen. En dan vragen we: wat is dat voor een land? - en dan antwoordt de stewardess: dat is Amerika. Je wou toch zo graag stewardess worden?
meisje (dromerig). Ja... En dan?
student. En dan zullen we veel reizen van New York naar Los Angeles en van Oregon tot Miami, en niemand zal ons laten merken dat we vreemdelingen in dat land zijn.
meisje. Wat enig zou dat zijn. Weet je wat - nou moet je niet kwaad op me worden - laten we Tsoe Sjao meenemen.
student. Tsoe Sjao?
meisje. Ja. Daar moet je niets achter zoeken - hij is bijna als een vader voor me geweest. Hij is immers veel ouder dan ik. Als ik soms bang was en huilde, dan streelde hij mijn haar en dan zei hij: ‘Huil niet, klein Russisch meisje, je tranen doen me pijn’. Hij is zo eenvoudig en naief en hij droomt ervan om met een dikke Russin te trouwen. Hij wil dat ze niet meer zo jong is en een goede huisvrouw. Maar hij is erg interessant en goed. Soms vertelde hij me allerlei verhalen. Ken je de Chinese geschiedenis van de vossen?
student. Nee.
meisje. O, dat is heel interessant. Dat zijn verhalen over vossen die zich in mensen kunnen veranderen en dan leven ze vaak heel lang onder de mensen, ze trouwen en ze krijgen nakomelingen, en vossen die geleerden worden geven vaak blijk van een opmerkelijke eruditie. Dat het vossen zijn blijkt alleen maar als ze slapen en als er een hond in de buurt komt. Zal ik je eens wat over ze vertellen?
student. Goed.
meisje. Precies weet ik het allemaal niet meer. Maar dat geeft niet. Moet je horen. In de jaren van Tsjen-joean werd de tienjarige zoon van de ambtenaar Bej, afkomstig uit Tzjan-lin, ernstig ziek. Hij was verstandig en ontwikkeld en elegant van uiterlijk. Bej ging op zoek naar een monnik, die zijn zoon door bezweringen zou kunnen genezen. En toen klopte er een keer iemand aan de deur, die zei dat hij de geleerde Gao was en zijn beroep bezweerder. Bej vroeg hem onmiddellijk of hij zijn zoon kon genezen, en dat deed hij. De zoon werd beter, maar niet helemaal en Gao kwam iedere dag. En toen kwam er nog een geleerde, Wan, en die zei dat hij over een geheime kracht beschikte en dat hij boze geesten kon uitbannen, en hij wilde de jongen zien. Bej liet hem zijn zoon zien, en Wan schrok en zei: ‘Die jongen wordt zo gauw niet beter - hij is ziek van een vos’. Toen vertelde Bej hem van de
| |
| |
geleerde Gao. Wan begon te lachen en zei ‘Wie weet is die Gao wel een vos’. Toen kwam Gao net aan en die begon te schelden: ‘Wie heeft die vos hier in huis gehaald!’ ‘Zo is het! Die lelijke vos is net vandaag gekomen!’ - riep Wan woedend. Bej schrok ontzettend. Op dat ogenblik kwam er een monnik aan die verzocht binnengelaten te worden. Nauwelijks hadden de beide geleerden de monnik gezien of ze begonnen vreselijk op hem te schelden, en hoe durfde die vos zich voor een monnik uit te geven en de mensen bedriegen! En die monnik begon hen weer uit te schelden, deed de deur dicht en begon met ze te vechten. Toen werd Bej heel bang. Pas 's avonds toen alles stil was geworden deed hij de deur open en toen zag hij drie dode vossen liggen. En zijn zoon werd de volgende maand beter.
student. Hoe heet dat verhaal?
meisje. ‘Twistende vossen’. Vind je het mooi?
student. Ja. Weet je nog meer?
meisje. Ik ken nog een verhaal, maar dat is erg droevig.
student. Vertel alsjeblieft.
meisje. Dat verhaal heet ‘De mooie Zjenj’ (onder het vertellen blijft ze niet zitten maar laat zien hoe alles gebeurd is) Dat was in het negende jaar van de Hemelse schat. Er waren twee vrienden: Inj, de tiende van zijn geslacht, en Tsjan, de zesde, die altijd samen dronken en hoereerden, hoewel Inj erg rijk was en Tsjan erg arm. Op een keer gingen ze naar de walletjes, maar Tsjan zei onderweg: ‘Ik moet hier in de buurt even wezen, ik kom straks wel’. En toen Tsjan weggereden was - hij zat op een ezel - toen zag hij een meisje, ongewoon mooi, dat liep met twee vrouwen, die haar dienaressen waren. Hij reed een hele tijd achter ze aan, maar durfde ze niet aan te spreken. Maar het meisje keek naar hem en moedigde hem aan, en tenslotte vermande hij zich en zei hij: ‘Zo'n elegantie en te voet? Waarom?’ Zij gaf hem antwoord, en hij bood haar zijn ezel aan, en zo reden ze en praatten ze, en raakten elkaar aan, tot ze helemaal schaamteloos werden. En toen kwamen ze waar dat meisje woonde, in een paleis, en daar brachten ze een verbazingwekkende nacht door. Tsjan kwam 's morgens weer naar buiten, en toen hij later terugkwam zag hij alleen maar een oude ruïne en een koopman die hij tegenkwam zei hem dat daar een jonge vos woonde die vaak minnaars meenam, en toen begreep hij dat hij bij een vos was geweest.
student. Is dat het verhaal?
meisje. Nee. Moet je horen wat er verder gebeurde. Inj verweet Tsjan dat hij niet gekomen was, maar Tsjan vertelde hem niets. En op een keer zag hij dat meisje weer, op de bazar. Ze hield haar handen voor haar gezicht en wilde zich verbergen, maar Tsjan haalde haar in en vroeg waarom ze voor hem wegliep. ‘Maar je weet toch wie ik ben, - antwoordde ze, - dus je zult je wel erg schamen’. Maar Tsjan bezwoer haar dat hij zich helemaal niet schaamde en smeekte haar om zijn vrouw te worden. Ze was erg blij en zei van ja. Toen ging Tsjan naar Inj en zei hem dat hij met een heel mooi meisje ging trouwen en vroeg hem om een kussen en een deken, want hij had zelf niets. ‘Wat zal dat voor een mooi meisje zijn, - zei Inj, - zeker een of ander monster’, maar hij gaf alles waar Tsjan om gevraagd had, want ze waren vrienden. En toen stuurde hij zijn knecht om te zien hoe dat meisje er uit zag. De knecht kwam terug en vertelde dat het een heel mooie vrouw was, heel wat mooier dan alle vrouwen die Inj kende. Toen Inj dat hoorde ging hij naar haar toe in afwezigheid van Tsjan om haar te verleiden. En omdat ze dat niet wilde probeerde hij haar te verkrachten, en toen zei ze ‘Goed’ opdat hij haar los zou laten, en zo ging dat zes keer. En toen ze zag dat haar krachten haar begaven zei ze: Goed, maar ik heb medelijden met Tsjan. ‘Waarom’? vroeg Inj. ‘Omdat hij groot en sterk is, maar zijn vrouw niet kan verdedigen omdat hij in jouw huis woont, jouw kleren draagt en jouw wapens’. Toen zei Inj: ‘Ik waag het niet’, en ging weg, want hij was een ridder en een rechtvaardig mens. Toen leefden Zjenj en Tsjan lang samen, en Inj hield van haar en kocht kleren voor haar, en Zjenj vond mooie vrouwen voor hem onder de vossen en onder de dochteren van de mensen.
student. Is dat het verhaal?
meisje. Nee. Tsjan ging in staatsdienst en moest op een keer voor een maand naar een verre provincie. Hij wou Zjenj meenemen, maar die wilde niet. ‘Een waarzegster heeft mij voorspeld, dat ik op reis zal sterven’, zei ze, maar Tsjan zei ‘Wat een onzin’ en stond er op dat ze meeging. En toen stootten ze onderweg op een grote jachtstoet met honden. En voor Tsjan het wist was Zjenj van haar paard gesprongen en in een vos veranderd en vluchtte ze voor de honden, en de honden achter haar aan. Tsjan galoppeerde er achteraan en probeerde de honden te verjagen, maar die hadden haar gauw ingehaald en scheurden haar aan stukken. Tsjan kocht van de jagers haar stoffelijk overschot en begroef dat. Toen Inj later vroeg waar Zjenj was zei Tsjan dat ze onderweg door honden verscheurd was. ‘Honden zijn zeer boosaardig, maar het is nog nooit gebeurd dat ze een
| |
| |
mens verscheurd hebben’, antwoordde Inj, en toen vertelde Tsjan hem dat Zjenj een vos was geweest. Inj weende bitter, en samen bezochten ze haar graf. Zij was een ongewone vos: meestal houden vossen niet van mensen en proberen ze ze kwaad te doen. Maar Tsjan hield van haar schoonheid en interesseerde zich weinig voor haar ziel. Later werd hij benoemd tot militair inspecteur. Zijn huis werd heel rijk, en hij had in zijn stal meer dan tien paarden staan. Hij stierf op vijfenzestigjarige leeftijd. Inj overleefde hem en heeft dit verhaal verder verteld.
student. Dus het is waar gebeurd?
meisje. Natuurlijk. Tsoe Sjao kent veel van die verhalen. Hij kent alle verhalen uit de Tan-periode, verzameld door Li Fan in de bundel Taj-pin goean-tsen. Vijfhonderd delen.
student. En allemaal over vossen?
meisje. Nee, over vossen maar tien delen, en over duivels veertig. De bundel bestaat uit verschillende afdelingen. De eerste heet De Onsterfelijken.
student. En de tweede?
meisje. De Feeën. En de volgende heet Magie.
student. En dan komen De Tovenaars.
meisje. En dan Vreemde Mensen.
student. Ongewone Monniken.
meisje. Boeddhistische Helden.
student. Vergeldingen, Voortekenen, Voorspellingen.
meisje. Beloningen en Bestraffingen.
student. Profetieën.
meisje. Beroemde wijzen.
student. Onzelfzuchtigheid. Dapperheid.
meisje. Begrijpende mensen.
student. Onderzoek. Vaardigheid.
meisje. Verstandigen. Talenten. Geleerden.
student. Uitverkorenen. Ambtenaren. Hoogwaardigheidsbekleders. Legeraanvoerders.
meisje. Dapperen. Ridders.
student. Natuur. Werken. Roem. Confucianisme.
meisje. Muziek. Schrift. Schilderkunst. Boekhouden.
student. Waarzeggerij. Geneeskunst. Fysiognomie.
meisje. Handigheid. Toneel. Huisraad. Wijn. Voedsel.
student. Vriendschap. Verspilling. Sluwheid. Vleierij. Fouten.
meisje. Ordelijkheid. Onverstoorbaarheid. Hoogmoed. Wreedheid. Haast. Grappen. Gelach.
student. Onbehouwenheid. Onverstoorbaarheid. Hooghartigheid. Wreedheid.
meisje. Vrouwen. Gevoel. Knechten en dienaressen.
student. Dromen, Tovenarij. Betoveringen. Bezoekingen.
meisje. Goden. Duivels. Demonen. De Ziel.
student. Duivelarij. Spoken. Het Bovennatuurlijke. Wederopstanding.
meisje. Herinneringen aan vroegere wederopstandingen.
student. Kerkhof. Grafschriften.
meisje. Donder. Regen. Bergen. Stenen. Wateren. Kostbaarheden.
student. Gewassen. Draken. Tijgers. Huisdieren.
meisje. Vossen. Slangen. Vogels. Waterdieren. Insecten. Barbaren.
student. Verhalen en novellen.
meisje. Verspreide aantekeningen. Samen twee en negentig afdelingen.
student. Dat heeft Tsoe Sjao je allemaal verteld?
meisje. Ja. Ik luisterde graag naar hem. Nemen we hem mee?
student. Goed. We nemen hem mee, en we gaan met zijn drieën op reis.
meisje (valt hem om de hals). Ik ben zo blij, ik ben zo blij, je kunt je niet voorstellen hoe blij ik ben. (laat hem los) Ik ben dom, hè?
student. Ja, je bent dom.
meisje. En wat ben ik nog meer?
student. Van zilver en van goud (omhelst haar).
meisje. Echt?
student. Ja. Je bent het mooiste meisje op de wereld. Ik zal je nu meteen zeggen... Ik ben altijd alleen geweest, maar ik geloof dat ik vandaag vrienden gevonden heb, jou en Tsoe Sjao.
meisje. Lieverd, we blijven altijd bij elkaar hè?
student. Ja.
meisje. Weet je wat ik je zeggen wou? Ik ging gistermiddag na het eten even liggen, en toen heb ik toch zo vreemd gedroomd. Er was bekend gemaakt dat de zon zou uitdoven, en wij wilden wegvliegen, vluchten. Wij - ik, jij en Tsoe Sjao - maakten op de zolder van het hotel een vlot met een zeil om daarmee weg te vliegen. We hadden grote haast. En opeens werd het stikdonker en begon het hard te waaien. Dat kwam omdat de zon uitgedoofd was. En verder weet ik het niet meer. Gekke droom hè? Waarom zou de zon opeens uitdoven?
student. (gaat naar het raam). Moet je zien wat een maan. Hij is zo groot, rond en rood dat ik eerst dacht dat het de ondergaande zon was.
meisje (vertederd) Wat ben je toch nog onervaren. Je ziet toch meteen dat het de maan is.
student (omhelst haar). Wat ben je toch ervaren... Lieveling, hou je van me?
| |
| |
meisje. (vliegt opeens op de radio af) God nog aan toe! We zijn te laat. (zet de radio aan)
student. Wat is dat nou?
meisje. We hebben de radio niet op tijd aangezet!
student. Waarom? Moet dat dan?
meisje. Alle vaste gasten moeten naar de radio luisteren als het laatste nieuws gegeven wordt. Want je kunt de mensen niet te lang aan zichzelf overlaten. Ik had als lid van het personeel die radio aan moeten zetten. De beheerster let op alle kamers.
(Uit de warm wordende radio komt de stem van de nieuwslezer: ‘Geinspireerd door deze oproep hebben de kolchozboeren van de streek zich verplicht om het graan op tijd en zonder verlies binnen te halen ...’
student (draait aan de knop). Afschuwelijk vervelend is dat. Laten we iets leukers zoeken. (draait aan de knop. Gefluit. Stemmen. Muziek).
meisje (ontzet). Wat doe je! Ze hoort ons!
student. Ik neem de verantwoording. Ik ben niet bang voor haar. (draait aan de knop. Jazz. Gefluit. Onverwacht een scherpe stem:) ‘Dit was het laatste nieuws. U luistert naar de Stem van Amerika uit Washington. Nu volgt een lezing “De kunst van het oude Soezdal” uit de reeks “Waarom de Russische cultuur de Amerikanen dierbaar is”. In onze studio is de bekende Amerikaanse specialist in de Russische middeleeuwen Dr. Papajaki’. (Een korte stilte. De student en het meisje buigen zich over de radio. Een Russische stem met een Amerikaans accent:) ‘Soezdal is een van de oude Russische steden, op haar architectonische schoonheden kunnen zelfs vele Westeuropese steden jaloers zijn ...’
meisje. Dat is hem. Ik herken zijn stem.
stem. (vervolgt) Des te groter is onze verbazing en ons verdriet als wij het verval en de verwoesting zien waarin deze eens zo beroemde stad zich op het ogenblik bevindt’.
De stoorzenders treden in werking. Onder hun aangroeiend gehuil valt het doek.
1963, Moskou.
(Vertaling van Karel van het Reve)
|
|