Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mark Akkermans mijn lichaam begint vrucht af te werpen de vrucht die ik zal moeten eten maar niet voor hen roerloos verbleken zij voor de onbewoonbare versperringen die wij opwerpen honend zullen zij toezien hoe de vrucht opzwelt in onze kelen en gillend openbarst, terwijl onder razend gezang van doorgedraaid eten en door- gedraaide vrede de storm opsteekt over zwartgebrande velden en ondrinkbare zeeën met dik wit vloeibaar lijklicht deze vrede is geen vrede maar stilte voor de storm deel van het afbraakproces deze vrede is in verregaande staat van ontbinding geraakt en slaat ons de helle stenen uit lichamen zullen zich ontbinden onkruid zal zich afzetten in onze neusgaten en windt zijn wortels om de gespreide vingers waarvan de naakte witte beenderen langzaam tot kalk vergruizen levenloos zijn wij de rottende lijken voedsel ondergronds voor reptielen getande insekten en ook het ongedesemd brood dat hun slavernij zal beëindigen. [pagina 32] [p. 32] Mark Akkermans onderhuids leven het mes bezeten van vruchtlichamen met gouden lijkwaden aan sprong op in die verre nacht vogels vliegen zich dood in gelaagd prikkeldraad hun zware vleugelslag slaat mijn kussen weg en groet de haat die woedt als een brand wolken bekruipen de zon en een versteende maan dreigt de nachtvlinders te verpletteren mijn strakke huid springt open en spijt en pijn overbloeden wederzijds het donkere gesteente in mijn keel achter mijn oogleden ben je gebleven en teken je ontzette vervreemde droombeelden onherkenbaar op mijn oogvlies: dronken zijn zij en bevrucht zij ontliepen de wilde wind die aan hun haren en ogen rukte pijn krammen bezetten je ogen en terloops breekt de horizon terwijl een springvloed komt opzetten over maanzaad en stenen we zijn nog te jong te oud te wreed en te weinig dood kom ik ook niet meer tot leven. * tijdens het branden ongemerkt van zijn vleugelslag verdronk mijn zon in gillende wervelstormen oorverdovend is het verzet gegroeid tussen de bladen van mijn huid en je tastzin die mij niet vond je huis dat mij niet kon bergen je stem die mij niet aansprak je handen die mij niet toebehoren vervallen geluidloos onder het razend huilen van in paniek geraakte otoos. het straatlandschap ligt alleen gelaten wachtend op de helse scherven die het zullen openrukken je angel stak dieper dan alleen het vlies, / angst die als een verkoolde doodshuid over de lichamen heerst voor de duur van een kinderdood / breekbare pijngroeven verschijnen aan de oppervlakte van mijn schreeuw het overleven schept mij andere vergezichten nog zonder schaduwval het opent vuurwerk in de kelen het zingt de vogels onafzienbaar boven wolkenheuvels uit. het is van mij. [pagina 33] [p. 33] Vorige Volgende