|
| |
| | | |
Kanttekeningen bij het leven van Raymond, opgeblazen door de slurf van een olifant
Karel Soudijn
Idealen
Als kind vond Raymond het bad de meest uitgelezen plaats om over de toekomst te fantaseren. Zo naakt in het water gezeten vloeiden schijn en werkelijkheid door elkaar heen en daar profiteerde zijn denken van.
Drie dingen wilde hij bereiken. Raymond wilde eens zijn naam in de krant afgedrukt zien. Het deed er niet toe welke krant. Raymond wilde ook eens zijn stem over de radio horen. En tenslotte wilde Raymond eens een medaille dragen.
Dat was het wel. Eigenlijk een ambitieus programma, meende Raymond soms wanneer hij weer droog in zijn kleren stond.
Gelukkig is alles al uitgekomen. In de plaatselijke krant kwam zijn naam, samen met die van een halve kolom andere leerlingen, toen hij met gunstig resultaat het toelatingsexamen voor een middelbare school had afgelegd. De stem van Raymond was voor de radio te horen toen zijn patrouille van zes padvinders dank zij een loting een puzzel won. En de medaille kwam er ook. Via een zomerse avondvierdaagse, waarin Raymond met een paar vrienden achter enige verpleegsters aan mocht lopen.
Op zijn zestiende was het volbracht. Het kind kon toen met het badwater worden weggespoeld.
| |
Knippen en scheren
De eerste man onder wiens schaar Raymond kwam, was zijn vader. Dat ging enige tijd goed. Maar op een gegeven moment was het mis, want toen knipte de vader de zoon in het oor; waarschijnlijk in het kader van hun gezamenlijk Oedipuscomplex.
Vanaf dat moment mocht Raymond, zo jong als hij was, zo nu en dan naar een echte kapper. Dat was vervelend, omdat de jongste bediende van die man het werk nog niet erg goed aankon en voortdurend aan het haar van zijn klanten en klantjes stond te trekken. Hij hief het eerst omhoog voordat hij er de schaar in durfde te zetten, maar daar kon Raymond niet goed tegen. Hetgeen tot gevolg had, dat hij voorlopig een paar jaar naar een andere zaak mocht. Toen hij weer terugkwam was de leerling gelukkig weg. De baas had nog maar zo weinig klanten over, dat hij het de rest van zijn leven wel alleen af kon. Raymond voelde zich dan nu ook altijd best op z'n gemak, daar in die zaak op de hoge kinderstoel.
De kapper verdiende wat extra geld met het schminken van amateurtoneelverenigingen. Toen de padvinderij dan ook een eigen circus begon, mocht Raymond, die welp was, door hem geverfd worden in de kleuren van een zeehond die op commando kleine kunstjes kon verrichten. Bijna alle welpen waren zeehond. De andere rollen werden door verkenners gespeeld. Eén van die verkenners was cowboy; hij rende met een alarmpistool in het rond en schoot op een kist waarop kaarsen stonden te branden (in de kist zelf lag een andere verkenner verborgen, die, als hij het schot hoorde, aan een touwtje trok; dit had dan tot gevolg dat de kaarsen uitgingen, want de vlammetjes van de kaarsen stonden in verbinding met het touwtje).
Toen Raymond in de schminkstoel was gaan zitten, gereed voor de poederdons, vroeg de kapper hem of hij misschien toevallig zojuist een beschuit naar binnen had gewerkt, maar de suiker rond de lippen van Raymond was afkomstig van het zoete spekje waarmee de welpenleiding de zeehondentroep koest hield. Raymond en de kapper hadden dus in deze vreemde omgeving al direkt een aanknopingspunt voor een gesprek.
Enkele jaren later ging de kapper dood. In de zaak kwam een opvolger te staan waarmee het ook goed praten was. Een
| | | |
man die wist te vertellen hoe in een bepaald weiland eens een jongen had gelopen, die een kwartje had weten te verdienen door de kop van een ongekookte kikker af te bijten. Het was al heel wat jaren geleden gebeurd: de nieuwe kapper was toen nog geen kapper. Een kwartje was toen meer waard dan tegenwoordig; een kikker minder. En in het weiland staat sinds kort een onderafdeling van de gloeilampenfabriek van Philips, vertelde de kapper er nog bij.
| |
Kerstmis
Wat is een leven zonder godsdienst? De één zal zeggen leeg, de ander zal zeggen vol. Het is maar hoe je het bekijkt. Om hem van beide uitersten wat mee te geven, stuurden de ouders van Raymond hem gedurende de jaren waarin hij toch al lager onderwijs genoot naar een vrijzinnige zondagsschool.
Met kerstmis was er dan een uitvoering van een spel. Er werd opgetreden in de kerk en soms nog een keer voor de ouden van dagen. Raymond was een paar maal herdertje bij nachte. Om zich heen had hij de jute stof van een zak die toch niet meer gebruikt kon worden en in zijn handen placht hij een tak als herdersstaf te houden, tenminste als de herdertjes niet moesten slapen in het spel.
Als de hemelbode was gekomen moest Raymond wakker worden en zich langzaam uitrekken; niet te lenig, maar net zo als je zelf zou doen wanneer je in een kerk zou ontwaken. Daarna vertelde de hemelbode dat Raymond en de andere herders drie passen opzij moesten doen, want daar was de stal met Jozef en Maria en het Kind waarvoor nu allen samen kwamen.
Wat betreft dat Kind zijn er nog moeilijkheden geweest. Tijdens de repetities werd de hoofdrol door een pop gespeeld, maar één van de ouders maakte daar bezwaar tegen. In de kerk was er daarom een wieg zonder inhoud, om de religieuze gevoelens te sparen.
Aan alles komt een eind. Toen Raymond te oud werd voor de zondagsschool ging hij heen. Hij kreeg een bijbeltje ten geschenke (het Nieuwe Testament), waarin de onderwijzer zijn naam had geschreven. Het was alleen jammer dat de goede man een spelfout had gemaakt.
| |
Trappen
In de prille begintijd van de fiets, heb ik me laten vertellen, was er een handelaar die reclame maakte met het idee om gratis en voor niets fietsles te ontvangen na aankoop van één rijwiel. Dat sloeg in. Om het idee gestalte te geven en om het te kunnen verwezenlijken, had de handelaar de gewelven van het Paleis voor de Volksvlijt en twee werkloze mannen afgehuurd.
De nieuwe fietser werd in een korset gehesen. Daarna beklom hij zijn trotse bezit. Aan weerskanten van het korset zaten handvaten, zodat de werkloze mannen de fietser vast konden houden zonder hem te bedoezelen. Dat was pienter bedacht. Daar zweefde de leerling dan voort! Als een engel, geholpen door de vleugels van het korset en de naast hem wapperende werklozen die zich natuurlijk een rotje liepen.
Bij Raymond, die twee of meer generaties later geboren werd, ging de zaak wat eenvoudiger. Hoewel hij niet zo vlug kon fietsen als de kinderen van tegenwoordig. Want tegenwoordig hoef je de kinderen alleen maar op het ding te zetten en als je ze dan een duwtje geeft zie je ze na twintig jaar wel weer eens terug.
Raymond kreeg les van een jongen uit de buurt. Het waren lessen in vallen en opstaan, maar ze waren nodig, want naar school was het een eind lopen en tot nog toe had de buurjongen Raymond steeds achterop moeten nemen. Niet alleen naar school trouwens, maar ook naar de welpen.
Zo samen op de fiets hadden ze al heel wat avonturen beleefd; grote kuilen waar de buurjongen eventjes vlak langs zou rijden, wat niet lukte, en tuinen waar je het ene hek in kon fietsen en het volgende weer uit. En als ze van de welpen kwamen, reed er soms een andere jongen ook mee naar huis. Die andere jongen, Constant heette hij, vertelde dan aan de buurjongen, Xavier, grappen met een onzedelijke strekking. Constant en Xavier waren iets ouder dan Raymond en daarom wezen die twee onze held er voortdurend op, dat hij daar achter op de fiets
| | | |
niet mee mocht luisteren naar de gesprekken. Dat was de prijs die betaald moest worden. Toch kon dat niet verhinderen, dat Raymond wel eens iets opving over meisjes die uitgekleed voor een spiegel stonden. Sex is overal, begreep Raymond vele jaren later.
| |
Oom Henk
Soms was de dood in het grijs van een veldmuis gestoken, of in het blauw van een kapotte mol. Maar het beste leerde Raymond hem kennen uit een verhaal van Oom Henk.
Oom Henk was geen echte oom, maar een invalide man van een jaar of zestig, die uit Brabant kwam en die nog niet zo lang geleden zijn schoonmoeder had begraven.
Jarenlang had ze betaald voor Helpt Elkanders Lasten Dragen en toen was het dan zover. Eerst een bijeenkomst in een gebouwtje. Dat had voor Oom Henk niet gehoeven, want die vrouw deed allang niet meer aan de pastoor, maar je moet nu eenmaal aan al die mensen uit Brabant denken, die fatsoen willen zien en daarom speciaal overgekomen waren voor de begrafenis. Kortom: er zat dus een man in manchester broek op een orgeltje te drukken en er werd wat gezongen.
De begrafenis was keurig. Na afloop gingen ze nog even een deur in, want dat hoorde er ook bij. Er werd koffie geserveerd. De kopjes werden een paar centimeter vol geschonken, hoewel Oom Henk op dat moment wel liters gelust zou hebben. Erg goede koffie; een paar weken later kreeg Oom Henk als oudste schoonzoon een rekening van 49 gulden thuisgestuurd, terwijl er toch jarenlang betaald was voor Helpt Elkanders Lasten Dragen.
In Brabant zou zoiets niet gekund hebben. Als er daar iemand dood was, deden de jongens alles zelf. Er werd een pak speelkaarten voor de dag gehaald en wie de zwarte aas trok, mocht aan het klokketouw gaan hangen. De aanspreker moest alle deuren langs; Oom Henk was vergeten of dat de zwarte boer of de zwarte heer was. Bij alle familieleden en kennissen moest de aanspreker gaan vertellen dat er een dode was. Meestal kwam je dan dronken thuis. Ook de andere karweitjes werden met kaarten verdeeld.
Een belangrijk aspect van Oom Henk was ook nog, dat hij enige jaren in Amsterdam had gewoond.
|
|
|